ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0552 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet632.2010

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0552
Datum uitspraak: 08-03-2011
Datum publicatie: 13-05-2011
Zaaknummer(s): GDWverzet632.2010
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 8 maart 2011 zoals bedoeld in artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet met zaaknummer 632.2010 ingediend door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ] EN [     ],

gerechtsdeurwaarders te [     ],

beklaagden,

gemachtigde [     ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij beschikking van 3 augustus 2010 (zaaknummer 258.2010) heeft de plaatsvervangend voorzitter van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klager tegen de gerechtsdeurwaarders ingediende klacht.

Bij brief van 10 augustus 2010 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief van 19 augustus 2010, ingekomen op 23 augustus 2010, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Bij e-mail van 21 december 2010 heeft de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders medegedeeld dat er namens de gerechtsdeurwaarders niemand ter zitting zal verschijnen.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 25 januari 2011 waar klager is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 8 maart 2011.

2. De gronden van het verzet

In het verzetschrift heeft klager kort samengevat medegedeeld in verzet te gaan omdat de werkelijke klacht door de voorzitter niet is behandeld.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In de inleidende klacht verwijt klager de gerechtsdeurwaarders samengevat dat zij hem niet adequaat hebben geïnformeerd.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de inleidende klacht overwogen dat een gerechtsdeurwaarder die een vergissing begaat, zoals in dit geval het aanspannen van de tweede procedure, zich in het algemeen daarmee niet zonder meer schuldig maakt aan handelen of nalaten dat tuchtrechtelijk dient te worden bestraft. Dit kan anders zijn wanneer de vergissing of fout klaarblijkelijk gevolg is van grote onzorgvuldigheden of van handelen tegen beter weten in. Hiervan is echter niet gebleken, ook al omdat klager kennelijk geen verweer heeft gevoerd zodat de fout eerder aan het licht had kunnen komen.

5.2 Daarnaast heeft de voorzitter overwogen dat niet gebleken is dat klager door de gerechtsdeurwaarders voor het overige niet adequaat is geïnformeerd.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 In zijn inleidende klacht stelt klager dat hij op 1 juni 1993 samen met zijn ex een lening had afgesloten bij de Bank. Omdat de Bank hogere bedragen afschreef dan was overeengekomen, is klager in betalingsproblemen geraakt. Vervolgens heeft de rechtbank een zogenaamd “2 in 1 vonnis” uitgesproken terwijl het volgens klager om twee verschillende zaken ging. Een privérekening ten name van klager en een krediet op naam van klager en zijn ex-echtgenote. Aan een door zijn familie gegeven akkoord voor het betalen van een bedrag ter finale kwijting, heeft de Bank geen vervolg gegeven. Vervolgens hebben de gerechtsdeurwaarders nog een rechtszaak tegen klager aangespannen. Daarna heeft klager aan de gerechtsdeurwaarders een aantal vragen gesteld en verder gecorrespondeerd over de vordering. Klager vraagt zich af of er zogenaamde "2 in 1" uitspraken bestaan en of de gerechtsdeurwaarders niet beter hadden moeten informeren voordat zij een rechtszaak begonnen. Tevens vraagt klager zich af of hij nog iets tegen de Bank kan ondernemen voor het niet goed uitvoeren van hetgeen hij bij het afsluiten van het krediet was overeengekomen.

6.2 De voorzitter heeft geoordeeld dat een vergissing, als het aanspannen van een procedure niet direct tuchtrechtelijk laakbaar is. In dat oordeel heeft de voorzitter kennelijk meegewogen dat de gerechtsdeurwaarders door hun opdrachtgever niet op de hoogte waren gebracht van het feit dat voor dezelfde vordering al een vonnis was gewezen. De fout is door de gerechtsdeurwaarders erkend, zij hebben klager medegedeeld dat het latere vonnis niet tenuitvoer zou worden gelegd en de kosten van de tweede rechtszaak hebben de gerechtsdeurwaarders voor eigen rekening genomen.

6.3 De voorzitter was niet gehouden in te gaan op de verwijten van klager richting de Bank. Hetzelfde geldt ten aanzien van de vraag met betrekking tot het “2 in 1” vonnis. Dat vonnis is niet door klager overgelegd, maar uit het wel overgelegde deel van de dagvaarding kan worden afgeleid dat de Bank, naast de vordering uit de kredietovereenkomst, op grond van de algemene voorwaarden, ook het debet-saldo van de rekening die op naam van klager stond heeft meegevorderd. Kennelijk heeft de rechtbank beide vorderingen toegewezen.

6.4 De door klager in verzet aangevoerde grond werpt naar het oordeel van de Kamer daarom geen nieuw licht op de beslissing van de voorzitter. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter juist. Het verzet kan niet slagen en dient met verbetering van de gronden ongegrond te worden verklaard

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. H.C. Hoogeveen, plaatsvervangend-voorzitter, mr. E.R.S.M. Marres en mr. A.C.J.J.M. Seuren (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 maart 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de

Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.