ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0551 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet633.2010

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0551
Datum uitspraak: 08-03-2011
Datum publicatie: 13-05-2011
Zaaknummer(s): GDWverzet633.2010
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 8 maart 2011 zoals bedoeld in artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet met zaaknummer 633.2010 ingediend door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

gemachtigde [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij beschikking van 3 augustus 2010 (zaaknummer 301.2010) heeft de plaatsvervangend-voorzitter van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klager tegen de gerechtsdeurwaarders ingediende klacht.

Bij brief van 10 augustus 2010 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief van 22 augustus 2010, ingekomen op 24 augustus 2010, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Bij e-mail van 21 januari 2011 heeft de gemachtigde van klager medegedeeld dat zij verhinderd was ter zitting te verschijnen.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 25 januari 2011 waar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 8 maart 2011

2. De gronden van het verzet

In het verzetschrift heeft klager samengevat herhaald dat hem op 1 september 2009 twee maanden uitstel is verleend om alles te regelen. Ondanks dit uitstel heeft de gerechtsdeurwaarder beslag gelegd waardoor er weer kosten bij zijn gekomen. Klager blijft er ook bij dat door hem teveel is betaald. Wat door klager voor het overige in het verzetschrift naar voren is gebracht is een herhaling van hetgeen door klager al in de inleidende klacht is gesteld.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In de inleidende klacht verwijt klager de gerechtsdeurwaarder - kort samengevat - in hoofdzaak dat deze het beslag ten onrechte heeft gelegd, dat de kosten van het beslag buitensporig hoog zijn en dat de gerechtsdeurwaarder niet bereid is om een gesprek aan te gaan. Volgens klager heeft zijn gemachtigde begin september 2009 contact gehad met de gerechtsdeurwaarder en is zij ook naar het kantoor van de gerechtsdeurwaarder gegaan. Aan haar is toegezegd dat zij twee maanden uitstel zou krijgen om alles te regelen. Toch heeft de gerechtsdeurwaarder op 19 september 2009 beslag gelegd.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de inleidende klacht overwogen dat het hier een klacht betreft ten aanzien van de tenuitvoerlegging van een aan de gerechtsdeurwaarder ter hand gestelde executoriale titel en de verdere tenuitvoerlegging (executie) daarvan. Enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen is daarbij niet gebleken. Bij een geschil met betrekking tot de (verdere) tenuitvoerlegging van een executoriale titel geeft artikel 438 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een algemene regeling. Krachtens deze bepaling dienen geschillen met betrekking tot de executie voorgelegd te worden aan de bevoegde (executie)rechter. Het tuchtrecht biedt daarvoor niet de geƫigende weg.

5.2 De voorzitter heeft voorts overwogen dat volgens de gerechtsdeurwaarder de gemachtigde van klager pas een betalingsvoorstel heeft gedaan nadat het beslag was gelegd. Er zou betaald worden voor 1 oktober 2009. Het is juist klager of zijn gemachtigde geweest die zich niet aan betalingsvoorstellen heeft gehouden. Er zijn wel degelijk contacten geweest voor het maken van betalingsafspraken. De gerechtsdeurwaarder was daartoe dus zeker bereid. In ieder geval is niet gebleken dat er door de gerechtsdeurwaarder toezeggingen zijn gedaan om de executie op te schorten. Klager noemt als datum van de beslaglegging 17 september 2009. Dat betreft echter de datum van de overbetekening. De beslaglegging had al op 8 september 2009 plaatsgevonden.

5.2 Als laatste heeft de voorzitter overwogen dat niet gebleken is dat de door de gerechtsdeurwaarder in rekening gebrachte kosten in strijd zijn met de tuchtrechtelijke norm.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 De door klager in verzet aangevoerde gronden werpen naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de beslissing van de voorzitter. Kennelijk is het op 1 september 2009 op het kantoor van de gerechtsdeurwaarder gehouden gesprek bij de gemachtigde van klager zo overgekomen dat zij in de veronderstelling verkeerde dat zij nog twee maanden de tijd had om de boel te regelen. Dat op 1 september 2009 een dergelijke toezegging is gedaan is echter niet vast komen te staan. Dat klager teveel heeft betaald evenmin.

6.2 De Kamer acht de beslissing van de voorzitter juist. Het verzet kan niet slagen en dient ongegrond te worden verklaard

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres,  voorzitter, mr. H.C. Hoogeveen en mr. A.C.J.J.M. Seuren leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 maart 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de

Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.