ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0549 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet688.2010

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0549
Datum uitspraak: 08-03-2011
Datum publicatie: 13-05-2011
Zaaknummer(s): GDWverzet688.2010
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 8 maart 2011 zoals bedoeld in artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet met zaaknummer 688.2010 ingediend door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij beschikking van 31 augustus 2010 (zaaknummer 442.2010) heeft de voorzitter van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klager tegen de gerechtsdeurwaarders ingediende klacht.

Bij brief van 21 september 2010 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij faxbrief van 23 september 2010 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 25 januari 2011 waar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 8 maart 2011

Bij brieven van 27 en 28 januari 2011 heeft klager een aantal stukken in de procedure gebracht met het verzoek die stukken in de beoordeling van het verzet mee te nemen.

2. De gronden van het verzet

2.1 In het verzetschrift heeft klager negen gronden aangevoerd. Een aantal van deze gronden betreft de zienswijze van klager over de relatie met zijn ex-echtgenote dochter of zijn gericht tegen het handelen van derden niet zijnde de beklaagde gerechtsdeurwaarder. Deze gronden (4, 6, 7, 8 en 9) lenen zich niet voor een beoordeling door de Kamer.

2.2 Ter zitting heeft klager medegedeeld dat de kern van zijn verzet is gelegen in het feit het beslag niet op de juiste wijze is gelegd. Op verzoek van zijn ex-echtgenote heeft de gerechtsdeurwaarder beslag laten leggen op zijn uitkering. Nadat de onrechtmatigheid van het gelegde beslag door de advocaat van klager was aangetoond, heeft de gerechtsdeurwaarder de dochter van klager geïntimideerd om het beslag over te nemen.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In de inleidende klacht verwijt klager de gerechtsdeurwaarder - kort samengevat - en in hoofdzaak dat deze te veel geld heeft ingehouden en klager als gevolg daarvan niet meer aan zijn financiële verplichtingen kan voldoen. Hij verwijt de gerechtsdeurwaarder ook dat deze hem op een verkeerd adres heeft gedagvaard. Als gevolg daarvan is hij ten onrechte bij verstek veroordeeld.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de inleidende klacht overwogen dat bij een geschil met betrekking tot de (verdere) tenuitvoerlegging van een executoriale titel artikel 438 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een algemene regeling geeft. Krachtens deze bepaling dienen geschillen met betrekking tot de executie, bijvoorbeeld beslagen, verder voorgelegd te worden aan de bevoegde (executie) rechter. Het tuchtrecht biedt daarvoor niet de geëigende weg. Als klager dus van oordeel is dat er ten onrechte beslag is gelegd of tot een te hoog bedrag, dient hij zich daarvoor tot deze rechter te wenden.

5.2 De voorzitter heeft voorts overwogen dat de gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat hij klager in de gelegenheid heeft gesteld om een betalingsvoorstel toe doen. Toen een reactie uitbleef is de executie zoals aan klager aangekondigd voortgezet. De gerechtsdeurwaarder is op enig moment ingeschakeld om het vonnis te betekenen en te executeren. Op grond van het bepaalde in artikel 11 van de Gerechtsdeurwaarderswet rust op een gerechtsdeurwaarder een zogenaamde “ministerieplicht”. Gelet op de door de wetgever aan de gerechtsdeurwaarder verleende monopoliepositie, is deze wettelijk verplicht om uitvoering te geven aan een opdracht tot het uitvoeren van een ambtshandeling zoals het betekenen van een vonnis en het leggen van een beslag.

5.3 Als laatste heeft de voorzitter overwogen dat niet gebleken is dat klager door toedoen van de gerechtsdeurwaarder is gedagvaard op een verkeerd adres. De gerechtsdeurwaarder heeft klager reeds bij brief van 16 februari 2010 meegedeeld dat een collega de dagvaarding heeft uitgebracht en dat klager zijn klacht op dit punt dus tegen die gerechtsdeurwaarder dient te richten.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 De door klager bij brieven van 27 en 28 januari 2011 nagezonden stukken worden buiten beoordeling gelaten. Op na sluiting van de behandeling ter zitting ingekomen stukken kan in het kader van een goede procesorde geen acht worden geslagen.

6.2 De door klager in verzet aangevoerde gronden werpen naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de beslissing van de voorzitter. Ten aanzien van de bezwaren van klager tegen het gelegde beslag geldt het volgende. Uit de stukken behorende bij de aanvullende klacht van 28 juni 2010 volgt dat klager zijn rechtspositie heeft laten beoordelen door een advocaat. In zijn brief van 18 juni 2010 aan de gerechtsdeurwaarder deelt klager onder meer mede dat hij zich het recht voorbehoud om zonder nadere aankondiging tot dagvaarding over te gaan. Klager was voorzien van rechtskundige bijstand en had dus tot rechtsmaatregelen tegen het gelegde beslag over kunnen gaan. Door de voorzitter is dan ook terecht overwogen dat geschillen met betrekking tot de executie voorgelegd dienen te worden aan de bevoegde (executie)rechter.

6.3 Dat de dochter van klager door de gerechtsdeurwaarder onder druk is gezet om het beslag over te nemen is door klager niet nader onderbouwd noch gebleken. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter daarom juist. Het verzet kan niet slagen en dient ongegrond te worden verklaard

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. H.C. Hoogeveen, plaatsvervangend-voorzitter, mr. E.R.S.M. Marres en mr. A.C.J.J.M. Seuren leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 maart 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de

Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.