ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0548 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet729.2010

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0548
Datum uitspraak: 08-03-2011
Datum publicatie: 13-05-2011
Zaaknummer(s): GDWverzet729.2010
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 8 maart 2011 zoals bedoeld in artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet met zaaknummer 729.2010 ingediend door:

[     ] B.V.,

gevestigd te [     ],

klaagster,

gemachtigde [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij beschikking van 7 september 2010 (zaaknummer 416.2010) heeft de voorzitter van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klaagster tegen de gerechtsdeurwaarders ingediende klacht.

Bij brief van 21 september 2010 is klaagster een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief van 4 oktober 2010, ingekomen op 4 oktober 2010, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 25 januari 2011 waar de gemachtigde van klaagster en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 8 maart 2011

2. De gronden van het verzet

In het verzetschrift heeft klaagster samengevat aangevoerd dat het bankrekeningnummer waar beslag op is gelegd, niet het rekeningnummer was dat was opgegeven aan de sportschool, maar een ander rekeningnummer bij de Bank. Wat onder punt 3 van het verweer van de gerechtsdeurwaarder is gesteld, is onjuist. Klaagster verwijst naar een door haar bij het verzetschrift gevoegde productie. Dat dit een ander rekeningnummer was, houdt in dat die rekening voor andere doeleinden wordt gebruikt en de gerechtsdeurwaarder daarvan op de hoogte kon zijn. In de door de gerechtsdeurwaarder bij zijn verweer overgelegde producties valt niet terug te lezen dat het bankbeslag op een andere bankrekening heeft plaatsgevonden dan de rekening die aan de sportschool is doorgegeven. Klaagster verzoekt de beslissing van de voorzitter te herzien.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In de inleidende klacht verwijt klaagster de gerechtsdeurwaarder -kort samengevat- en in hoofdzaak dat hij in deze kwestie een onjuist standpunt heeft ingenomen. Zij is van oordeel dat hij het bedrag waarvoor beslag is gelegd dient terug te betalen.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de inleidende klacht overwogen dat h et standpunt dat de gerechtsdeurwaarder heeft ingenomen en zijn daarop gebaseerde handelingen niet in strijd met de tuchtrechtelijke norm zijn. Het is ongelukkig dat juist op deze bankrekening beslag is gelegd, maar het is niet tuchtrechtelijk laakbaar.

5.2 De voorzitter heeft voorts overwogen dat het hier een klacht betreft ten aanzien van de tenuitvoerlegging van een aan de gerechtsdeurwaarder ter hand gestelde executoriale titel. Enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen is daarbij niet gebleken. Bij een geschil met betrekking tot de (verdere) tenuitvoerlegging van een executoriale titel geeft artikel 438 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een algemene regeling. Krachtens deze bepaling dienen geschillen met betrekking tot de executie, bijvoorbeeld over een beslaglegging die niet terecht wordt geacht, voorgelegd te worden aan de bevoegde (executie)rechter. Het tuchtrecht biedt daarvoor niet de geƫigende weg. D e gerechtsdeurwaarder kan het beslag niet terugdraaien en kan de gelden ook niet terugbetalen. Dat zou hoogstens in overleg tussen klaagster en de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder kunnen geschieden.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 De door klaagster in verzet aangevoerde gronden werpen naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de beslissing van de voorzitter. Als een gerechtsdeurwaarder beslag legt onder een Bank, is het in de rechtspraktijk gebruik om in het proces-verbaal de tekst op te nemen dat het beslag wordt gelegd op alle vorderingen die de debiteur op de derde-beslagene (De Bank) mocht hebben of uit een al bestaande rechtsverhouding rechtstreeks zal verkrijgen, meer in het bijzonder op, doch niet beperkt tot vorderingen door de Bank geadministreerd onder een met name genoemd rekeningnummer. Een gerechtsdeurwaarder kan immers niet op voorhand bij de Bank informeren welke rekeningen daar worden aangehouden. Om te voorkomen dat er rekeningen zijn waarvan de gerechtsdeurwaarder geen weet heeft en die, door het beslag tot een specifiek rekeningnummer te beperken niet worden getroffen, wordt de bedoelde tekst in het proces-verbaal opgenomen.

6.3 Dat door het beslag het persoonsgebonden budget werd getroffen is vervelend, maar kan niet aan de gerechtsdeurwaarder worden verweten. In de door de Bank afgelegde verklaring wordt slechts vermeld dat er een rechtsverhouding bestond tussen de Bank en de debiteur en dat een bedrag voor de gerechtsdeurwaarder was gereserveerd. Welk rekeningnummer door het beslag was getroffen, staat niet in de verklaring vermeld. Eerst toen de gelden door de gerechtsdeurwaarder aan zijn opdrachtgever waren afgedragen, raakte de gerechtsdeurwaarder bekend met de omstandigheid dat het persoonsgebonden budget was getroffen door het beslag.

6.4 Op grond van het voorgaande acht de Kamer de beslissing van de voorzitter daarom juist. Het verzet kan niet slagen en dient met verbetering van de gronden ongegrond te worden verklaard

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. H.C. Hoogeveen, plaatsvervangend-voorzitter,  mr. E.R.S.M. Marres en mr. A.C.J.J.M. Seuren leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 maart 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de

Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.