ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0545 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet708.2010

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0545
Datum uitspraak: 05-04-2011
Datum publicatie: 13-05-2011
Zaaknummer(s): GDWverzet708.2010
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Het verzet wordt gegrond verklaard waarna de klacht ongegrond wordt verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 5 april 2011 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 21 september 2010 met nummer 527.2010 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 708.2010 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

gemachtigde [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Bij fax met bijlagen van 23 juli 2010 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. De voorzitter heeft bij voormelde beslissing op de klacht beslist. Deze beslissing is bij brief van 28 september 2010 aan klager verzonden. Op 1 oktober 2010 is het verzetschrift tegen voormelde beslissing ontvangen.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 22 februari 2011. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

2. De gronden van het verzet

Klager stelt in verzet – samengevat – dat de gerechtsdeurwaarder, anders dan wat staat vermeld in de beslissing van de voorzitter, geen brief heeft gestuurd op 23 juli 2010. Voorts voert klager aan de gerechtsdeurwaarder handelt in strijd met de bij zijn ambt behorende zorgplicht door een onrechtmatig voorstel te doen. Hij meent dat het beslag disproportioneel was en zeer nadelige gevolgen had.

3. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in haar verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In de inleidende klacht stelt klager – samengevat – dat de gerechtsdeurwaarder niet tijdig reageerde op klagers brieven en dat de gelegde beslagen bovenmatig zijn.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft overwogen, voor zover hier van belang:

4.3 De gerechtsdeurwaarder heeft de brief van klager van 5 juli 2010 beantwoord bij brief van 23 juli 2010. Zeker gelet op de toen geldende vakantieperiode, kan niet gezegd worden dat deze beantwoording zodanig lang heeft geduurd dat de beantwoording van die brief zo lang op zich heeft laten wachten dat de gerechtsdeurwaarder daardoor tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld.

4.4 De vraag of de gelegde beslagen bovenmatig zijn kan in een tuchtrechtprocedure als deze niet aan de orde komen. Ten aanzien van de tenuitvoerlegging van een aan de gerechtsdeurwaarder ter hand gestelde executoriale titel en de verdere tenuitvoerlegging daarvan geeft artikel 438 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering immers een algemene regeling. Krachtens deze bepaling dienen geschillen met betrekking tot de executie voorgelegd te worden aan de bevoegde (executie)rechter.

4.4 De executant kan aansprakelijk zijn voor de gevolgen van een executie bijvoorbeeld omdat beslag is gelegd voor een te hoog bedrag, het beslag lichtvaardig is gelegd of onnodig is gehandhaafd. Dat moet echter worden beantwoord aan de hand van criteria die gelden voor misbruik van recht en wel in beginsel aan de hand van de concrete omstandigheden ten tijde van de beslaglegging, waaronder de hoogte van de te verhalen vordering, de waarde van de beslagen goederen en de eventueel onevenredig zware wijze waarop de debiteur door het beslag op een van die goederen in zijn belangen wordt getroffen. Behoudens evidente misslagen, waarvan hier niet is gebleken, is het niet aan de tuchtrechter om hierover een oordeel te geven maar aan de gewone rechter.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1       De gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting erkend dat hij klager geen brief heeft gestuurd op 23 juli 2010. Gelet daarop acht de Kamer het verzet gegrond en wordt de klacht hierna opnieuw behandeld.

6.2       De opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder heeft aan klager in een per e-mail verzonden brief van 17 juni 2010 meegedeeld onder welke voorwaarden hij bereid is af te zien van verdere executiemaatregelen. Klagers gemachtigde deelt in brieven van 22 juni 2010 en 5 juli 2010 aan de gerechtsdeurwaarder onder meer mee dat niet wordt ingegaan op dit voorstel. Zoals klager ter zitting erkende, zijn er naar aanleiding van voormelde brieven meerdere telefoongesprekken gevoerd met de gerechtsdeurwaarder. De gerechtsdeurwaarder heeft meegedeeld dat hij mede gelet op die telefoongesprekken en omdat de opdrachtgever een finaal voorstel had gedaan de brieven niet heeft beantwoord.

6.3       Hoewel de hoofdregel is dat brieven dienen te worden beantwoord, kon daarvan naar het oordeel van de Kamer onder de hiervoor geschetste omstandigheden, worden afgezien.

6.4              De Kamer verenigt zich met de hiervoor weergegeven motivering van de voorzitter ten aanzien van de gelegde beslagen en een eventuele aansprakelijkheid van de executant voor de gevolgen van de executie en maakt die tot de hare.

7.         Vorenstaande overwegingen leiden tot de conclusie dat de klacht ongegrond dient te worden verklaard, zodat wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart het verzet gegrond;

-                     vernietigt de bestreden beslissing van de voorzitter;

-                     verklaart de klacht alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door mr. G.H.I.J. Hage, plaatsvervangend-voorzitter,

mr. C.W. Inden en M. Colijn , (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter

openbare terechtzitting van 5 april 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan klager binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep instellen bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.