ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0544 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet755.2010

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0544
Datum uitspraak: 05-04-2011
Datum publicatie: 13-05-2011
Zaaknummer(s): GDWverzet755.2010
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorziter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 5 april 2011 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 28 september 2010 met nummer 590.2010 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 755.2010 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

gemachtigde [     ],

advocaat te [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

1. Verloop van de procedure

Op 18 augustus 2010 is een klacht ontvangen van klager tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. De voorzitter heeft bij voormelde beslissing op de klacht beslist.

Deze beslissing is bij brief van 6 oktober 2010 aan klager verzonden. Op 12 oktober 2010 is het verzetschrift tegen voormelde beslissing ontvangen.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 22 februari 2011. Van de behandeling ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2. De gronden van het verzet

Klager stelt in verzet – samengevat – dat klager de betalingsregeling wel wenste na te komen maar dit door financiële overmacht niet kon. Hoewel de door de gerechtsdeurwaarder eenzijdig vastgestelde aflossing, te hoog is probeert klager toch om hieraan te voldoen.

3. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In de inleidende klacht stelt klager – samengevat – dat hij de betalingsregeling wel wilde nakomen, maar dat hij dan wel over voldoende middelen dient te beschikken. Klager stelt dat de gerechtsdeurwaarder onder dreiging van inschakeling van de politie en de slotenmaker een onredelijke verhoging van het eerder vastgestelde bedrag heeft doorgevoerd.

De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft overwogen – voorzover hier van belang -:

4.2 Daarvan is geen sprake. Vast staat dat de regeling na enige tijd zou worden herzien. Het is aan een schuldeiser om de hoogte van het aflossingsbedrag te bepalen. Klager kan het de gerechtsdeurwaarder dus niet verwijten dat niet akkoord werd gegaan met het door hem voorgestelde bedrag. De gerechtsdeurwaarder was daarom gerechtigd om de executie voort te zetten. De gang van zaken is ook niet onredelijk. Klager is de regeling niet nagekomen en hem is alsnog toegestaan zijn schuld in termijnen te voldoen en daarmee verdere kosten van een beslaglegging voorkomend.

4.3 Het behoort niet tot de bevoegdheid van de Kamer om een aflossingsbedrag te bepalen, zoals klager heeft verzocht.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1       Vast staat dat de gerechtsdeurwaarder niet heeft gedreigd met een executiemaatregel waartoe hij niet gerechtigd was. Zoals de voorzitter al heeft overwogen kan het de gerechtsdeurwaarder niet worden tegen geworpen dat de opdrachtgever niet akkoord wenste te gaan met het door klager voorgestelde bedrag.

6.2       De door klager in verzet aangevoerde gronden werpen naar het oordeel van de Kamer dan ook geen nieuwe licht op de beslissing van de voorzitter, die de Kamer juist acht, en bieden evenmin aanknopingspunten de motivering van de beslissing aan te passen. Het verzet kan daarom niet slagen en dient ongegrond te worden verklaard

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. G.H.I.J. Hage, plaatsvervangend-voorzitter,

mr. C.W. Inden en M. Colijn , (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter

openbare terechtzitting van 5 april 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.