ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0541 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW580.2010

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0541
Datum uitspraak: 19-04-2011
Datum publicatie: 13-05-2011
Zaaknummer(s): GDW580.2010
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie: Onduidelijkheid over opdracht. Dagvaarding of oproeping bij exploot. De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat medewerkers hadden op moeten merken dat het een oproepingsexploot betrof. Klacht gegrond. Te lang voortgeborduurd op de verkeerde veronderstelling waardoor de wederpartij van klager niet op de door de kantonrechter vastgestelde datum is opgeroepen. Berisping opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beschikking van 19 april 2011 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 580.2010 van:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigden: [     ]en [     ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen ingekomen op 16 augustus 2010 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Op 16 september 2010 is het verweerschrift van de gerechtsdeurwaarder ontvangen. Op 28 januari 2011 is van klager nog een brief ontvangen.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 8 maart 2011, alwaar klager en de gemachtigden van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Klager heeft pleitnotities overgelegd. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 19 april 2011.

1. De feiten

1.         Klager heeft op 23 februari 2010 aan (een medewerker van) de gerechtsdeurwaarder verzocht een dagvaarding uit te brengen. Hij heeft daartoe een beschikking overhandigd van de kantonrechter te [     ]. De kantonrechter heeft bepaald dat de procedure zou worden voortgezet volgens de regels van de dagvaardingsprocedure, daartoe naar de rol werd verwezen en hij heeft klager bevolen om bij deurwaardersexploot onder verwijzing naar de beschikking de dag van de rolzitting aan te zeggen aan de tegenpartij.

2.         Daarop is aan klager verzocht nadere informatie te verschaffen over de gronden van de vordering, omdat overige stukken niet waren bijgevoegd.

3.         Desgevraagd hebben (medewerkers van) de gerechtsdeurwaarder aan de Consumentenbond en aan de griffier van de Rechtbank [     ] meegedeeld dat de gerechtsdeurwaarder de dagvaarding wel wilde uitbrengen, maar dat de benodigde informatie niet werd verstrekt door klager.

4.         Uiteindelijk is in juni 2010 aan klager telefonisch meegedeeld dat de zaak niet kon worden aangenomen omdat klager geen inhoudelijke informatie verstrekte. Daarop is de beschikking per post aan klager geretourneerd.

2. De klacht

Klager beklaagt zich er – samengevat – over dat de gerechtsdeurwaarder de zaak onzorgvuldig en traag heeft behandeld. Pas op 11 juni 2010 is hem verteld dat de zaak niet kon worden afgehandeld. Inmiddels heeft een andere gerechtsdeurwaarder de zaak wel op de juiste wijze afgewikkeld. Klager stelt voor een bedrag van meer dan € 1.250,00 schade te hebben geleden door de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder en verzoekt de Kamer hem te veroordelen tot betaling daarvan aan klager.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat zijn medewerkers hadden behoren op te merken dat er helemaal geen dagvaarding behoefde te worden opgesteld. De wederpartij van klager diende enkel te worden opgeroepen bij deurwaardersexploot. Doordat klager steeds meldde dat een dagvaarding moest worden uitgebracht en een dergelijke zaak niet veel voorkomt binnen het kantoor van de gerechtsdeurwaarder is de voor het opstellen van een dagvaarding geldende procedure gevolgd. Inmiddels zijn de procedures op het kantoor van de gerechtsdeurwaarder aangescherpt.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Door de gerechtsdeurwaarder is erkend dat zijn medewerker ten onrechte om nadere informatie bleef verzoeken terwijl uit het beschikbaar gestelde stuk van de kantonrechter te [     ] had kunnen worden opgemaakt dat het enkel ging om het oproepen van de wederpartij bij exploot. Voorstelbaar is dat er door de mededeling van klager dat er een dagvaarding betekend moest worden op het kantoor van de gerechtsdeurwaarder verwarring is ontstaan maar dat doet er niet aan af dat eerder onderkend had kunnen en moeten worden dat de opdracht van klager erop was gericht dat zijn wederpartij bij exploot werd opgeroepen. De gerechtsdeurwaarder heeft dit ook toegegeven. Ook nadat derden namens klager informeerden waarom de gerechtsdeurwaarder niet tot betekening over wilde gaan is niet onmiddellijk door het kantoor van de gerechtsdeurwaarder onderkend wat het verzoek van klager nu feitelijk inhield. Naar het oordeel van de Kamer is er onzorgvuldig gehandeld en is te lang voortgeborduurd op de verkeerde veronderstelling, namelijk dat er een dagvaarding diende te worden opgesteld. Mede door toedoen van de gerechtdeurwaarder is de wederpartij van klager op de door de kantonrechter te [     ] bepaalde datum niet opgeroepen. De Kamer acht de klacht daarom gegrond en acht termen aanwezig om een berisping op te leggen.

4.3 De onderhavige procedure leent zich niet voor toekenning van schadevergoeding, zo daartoe al aanleiding zou zijn.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gegrond;

-        legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, plaatsvervangend-voorzitter, mr. H.M. Patijn mr. A.C.J.J.M. Seuren (plaatsvervangende) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 april 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.