ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0540 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW686.2010

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0540
Datum uitspraak: 19-04-2011
Datum publicatie: 13-05-2011
Zaaknummer(s): GDW686.2010
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie: Executoriaal derdenbeslag. Door het beslag heeft de gerechtsdeurwaarder een bedrag ad € 97.931,86 onder zich gekregen. De vraag is of de gerechtsdeurwaarderer over dit bedrag een rentevergoeding verschuldigd is aan klagers. Nu de gelden zijn gestort op een in de Gerechtsdeurwaarderswet genoemde bijzondere rekening is naar het oordeel van de Kamer de renteregeling van toepassing en is rente verschuldigd. De klacht wordt gegrond verklaard en de gerechtsdeurwaarder wordt de maatregel van berisping opgelegd. Hoger beroep ingesteld.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 4

Beschikking van 19 april 2011 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 686.2010 van:

[     ] B.V. en [     ] B.V.,

gevestigd te [     ] en te [     ],

klagers,

gemachtigde: [     ],

advocaat gevestigd te [     ],

gemachtigde: [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen ingekomen op 22 september 2010 is een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

Bij aangehechte brief met bijlagen ingekomen op 21 oktober 2010 heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.

Op 3 maart 2011 heeft de gerechtsdeurwaarder een berekening van rente en kosten ingediend. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 8 maart 2011, alwaar de gerechtsdeurwaarder en de gemachtigden zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 19 april 2011.

1. De feiten

Klaagster sub 1 heeft de gerechtsdeurwaarder op 31 oktober 2007 opdracht gegeven tot het leggen van executoriaal derdenbeslag ten laste van de wederpartij van klaagster sub 2. De gerechtsdeurwaarder heeft daardoor een bedrag van € 97.931,86 onder zich gekregen. Begin 2008 heeft de wederpartij onder de gerechtsdeurwaarder conservatoir beslag laten leggen op het saldo. In april 2009 heeft klaagster sub 2 met haar tegenpartij een schikking getroffen. Het beslag is opgeheven. De gerechtsdeurwaarder heeft afgerekend. Tussen partijen is een geschil ontstaan of de gerechtsdeurwaarder al dan niet verplicht is rente te vergoeden over een bedrag van € 97.931,86 over de periode van 25 januari 2008 tot 28 april 2009. De gemachtigde heeft bij een medewerker van de gerechtsdeurwaarder geïnformeerd naar de hoogte van de rente over het beslagen saldo. Op verzoek van de gemachtigde heeft deze medewerker per e-mail van 3 april 2008 meegedeeld “Hierbij bevestig ik dat het rentepercentage over het bedrag ad € 97.931,86 welk bedrag op onze Derdengeld rekening staat 3,7% bedraagt”.

2. De klacht

Verkort samengevat en in hoofdzaak verwijten klagers de gerechtsdeurwaarder dat deze ten onrechte geen rente heeft vergoed. Zij baseren zich op de Regeling bijzondere rekeningen gerechtsdeurwaarders. Subsidiair baseren zij zich op de toezegging van de medewerker van de gerechtsdeurwaarder.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

3.1 Klagers zijn niet-ontvankelijk omdat zij na de laatste brief van de gemachtigde van 11 juni 2009 tot aan de klacht niets meer van zich hebben laten horen.

3.2 Voorts is de klacht gemotiveerd weersproken. De door klagers aangehaalde artikelen uit de Gerechtsdeurwaarderswet en de regeling Rente bijzondere rekeningen gerechtsdeurwaarders zien op bedragen die een gerechtsdeurwaarder in verband met zijn werkzaamheden als zodanig ten behoeve van derden onder zich neemt en derhalve niet op een situatie als de onderhavige. In dit geval diende de gerechtsdeurwaarder slechts een bedrag dat al op zijn derdengeldenrekening stond onder zich te houden op straffe van onwaarde van elk in weerwil van dit beslag gedane betaling of afgifte. Over de beslagen gelden behoeft in dit geval dan ook geen rente te worden vergoed. In het algemeen is een derde-beslagene uit zichzelf niet gehouden een niet-rentedragende schuld ten gunste van de schuldeisers rentedragend te maken. Zelfs indien de derde-beslagene gedurende de beslagperiode rentevoordeel zou behalen, is de derde-beslagene daardoor niet onrechtmatig verrijkt. Klagers hebben hierbij verwezen naar het arrest van de Hoge Raad, 31 mei 1991, NJ, 1992, 261. Er is dan ook geen rechtsregel die in dit geval verplicht tot het vergoeden van rente.

3.3 De medewerker heeft geen toezegging gedaan. Hij begreep de vraag zo dat men een bepaald percentage aan rente in de onderhandelingen veilig wilde stellen, maar niet dat men ervan uitging dat de gerechtsdeurwaarder die rente zou vergoeden. Bovendien kan op basis van enkel een telefonische mededeling in redelijkheid geen overeenkomst worden aangenomen.

3.4 Als er een verplichting tot het vergoeden van rente bestaat, dan kunnen klagers hooguit aanspraak maken over de periode van 1 januari 2008 tot en met 1 april 2009 op een bedrag van € 2.552,39 aan rente. Daarbij moet echter rekening gehouden worden met de kosten van de bank. Die bedragen in de periode van 1 april 2008 tot en met 1 juli 2009 ruim € 3.500,00.

3.5 Indien de klacht gegrond wordt verklaard, dan is voor toekenning van een maatregel geen aanleiding omdat er nog geen jurisprudentie is van de Kamer over de onderhavige problematiek.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Klagers zijn wel ontvankelijk in hun klacht. Enkel stilzitten leidt nog niet tot niet-ontvankelijkheid.

4.2 Ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.3 De gerechtsdeurwaarder heeft in twijfel getrokken of [     ] bevoegd is klaagster sub 2 te vertegenwoordigen, omdat een duidelijke machtiging ontbreekt. Naar het oordeel van de Kamer is er geen aanleiding hieraan te twijfelen, ook al omdat de gerechtsdeurwaarder zelf met [     ] heeft gecorrespondeerd en hem daarbij kennelijk wel als vertegenwoordiger van [     ] accepteerde.

4.4 Op grond van de artikelen 19 en 20 lid 3 sub c van de Gerechtsdeurwaarderswet moeten de gelden die aan de gerechtsdeurwaarder in verband met zijn werkzaamheden als zodanig ten behoeve van derden worden toevertrouwd, op de in artikel 19 van de Gerechtsdeurwaarderswet bedoelde bijzondere rekening worden gestort. Dit voorschrift omvat zowel de gelden die de gerechtsdeurwaarder wegens zijn ambtelijke werkzaamheden verkrijgt, als de gelden die hij op grond van andere werkzaamheden als bedoeld in artikel 20 van de Gerechtsdeurwaarderswet ontvangt. Uit de toelichting bij de derde nota van wijziging op de Gerechtsdeurwaarderswet (Kamerstukken II 1998/1999, 22.775, nr. 14, pagina 37-38) volgt dat de gerechtsdeurwaarder over de gelden die voor kortere of langere tijd op diens bijzondere rekening hebben gestaan, rente verschuldigd is aan de rechthebbende en dat met betrekking tot de wijze van berekening en uitkering van die rente bij ministeriële regeling nadere regels kunnen worden vastgesteld, hetgeen is vastgelegd in (thans) artikel 19 lid 7 van de Gerechtsdeurwaarderswet. Deze nadere regels zijn gegeven in de Regeling rente bijzondere rekeningen gerechtsdeurwaarders (9 juli 2001, Staatscourant 2001, nummer 132, pagina 12), welke (voor zover hier relevant) meebrengen (artikel 1) dat de gerechtsdeurwaarder uiterlijk met de uitbetaling van het aandeel aan de rechthebbende, ook de daarover opgebouwde rente aan de rechthebbende uitkeert.

4.5 Nu gelden zijn gestort op een in artikel 19 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet bedoelde bijzondere rekening van de gerechtsdeurwaarder volgt uit het voorgaande dat, anders dan door de gerechtsdeurwaarder is aangevoerd, op de gelden die op grond van de beslaglegging op die rekening zijn gestort de Regeling rente bijzondere rekeningen gerechtsdeurwaarders van toepassing is.

4.6 De gerechtsdeurwaarder heeft op grond van door hem zelf gelegde derdenbeslagen gelden onder zich gekregen. Alvorens tot afwikkeling kon worden overgegaan heeft de oorspronkelijke beslagene onder de gerechtsdeurwaarder zelf beslag gelegd. Of hij daardoor de positie van derde-beslagene heeft verkregen kan in het midden blijven. De onder hem berustende gelden heeft hij primair uit hoofde van zijn ambt op zijn derdengeldenrekening verkregen. Het blijven dus gelden van derden. De daarover gekweekte rente wordt toegevoegd aan het saldo en dient aan de rechthebbende te worden uitgekeerd. Of de gerechtsdeurwaarder wel of geen voordeel heeft genoten van het op zijn derdengeldenrekening gestorte bedrag speelt geen rol.

4.7 De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat met aan hem door de bank in rekening gebrachte kosten rekening behoort te worden gehouden. De Regeling rente bijzondere rekeningen gerechtsdeurwaarders sluit niet uit dat rekening wordt gehouden met betrekking tot met de rentevergoeding gemoeide kosten. Die kosten moeten dan wel zijn toe te rekenen aan de rente over het betreffende op de derdengeldenrekening gestorte bedrag. De gerechtsdeurwaarder heeft niet onderbouwd dat het geclaimde bedrag aan kosten hier betrekking op heeft. Met deze kosten kan daarom geen rekening worden gehouden.

4.8 De Kamer acht het standpunt van de gerechtsdeurwaarder dus niet houdbaar en daarmee ook tuchtrechtelijk laakbaar. De klacht is gegrond. De Kamer acht het passend de maatregel van berisping op te leggen.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gegrond;

-        legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, plaatsvervangend-voorzitter, mr. H.M. Patijn mr. A.C.J.J.M. Seuren (plaatsvervangende) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 april 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.