ECLI:NL:TVVTPVV:2010:YE0025 Tuchtgerecht Productschap Vee en Vlees Zoetermeer TPVV0610

ECLI: ECLI:NL:TVVTPVV:2010:YE0025
Datum uitspraak: 05-10-2010
Datum publicatie: 05-10-2010
Zaaknummer(s): TPVV0610
Onderwerp:
  • Dierenwelzijn
  • Diergezondheid
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: Varkensvermeerderingsbedrijf is door schaalvergroting in de problemen geraakt bij de afzet van varkens aan afmestbedrijven, en overtreedt daardoor de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007. Deels voorwaardelijke geldboete.

Zaaknummer :

TPVV 0 6/2010

Betrokkene:

[naam maatschap]

[naam betrokkene]

[adres]

Datum:

8 oktober 2010

Gang van zaken:

De zaak berust op een berechtingsrapport dat het Centrum voor Bedrijfsdiensten BV (CBD) heeft opgemaakt onder nummer VVL1003, naar aanleiding van een op 3 maart 2010 door een controleur van genoemde BV gehouden telefonische inspectie met betrekking tot het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is onder UBN [nummer].

Bovengenoemd berechtingsrapport houdt in de constatering van de navolgende feiten door betrokkene begaan, zoals in de in deze zaak opgemaakte schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, omschreven.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 21 september 2010 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.

Ter terechtzitting zijn verschenen de heer[naam betrokkene], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en wonende aan de [adres], en mevrouw [naam echtgenote betrokkene], betrokkenen. Voorts is verschenen de heer [naam], varkenshandelaar.

Voorts zijn ter zitting verschenen mr. R.B.R. Henke, namens het Productschap Vee en Vlees (PVV) en de heer H.G.M. Grolleman, namens het CBD.

Het Tuchtgerecht heeft op 5 oktober 2010 uitspraak gedaan.

Verweten gedraging:

Betrokkene wordt verweten twee keer in strijd met de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 varkens te hebben af gevoerd.

Verklaring van betrokkene:

Ter terechtzitting heeft betrokkene onder meer verklaard dat hij een redelijk groot vermeerderingsbedrijf heeft van circa 700 zeugen. Vorig jaar waren dat er nog 600. Voor de afzet wordt gebruik gemaakt van verschillende bedrijven in de omgeving van het bedrijf van betrokkene. De sector is enorm in beweging. Er is schaalvergroting en dat levert bij de afzet soms problemen op.

Voor een vermeerderaar is het moment van aflevering van biggen geen keuze meer. Als er weer nieuwe biggen geboren worden, moeten oudere worden afgeleverd. Als mesters aangeven geen varkens te hoeven, dan ontstaat een probleem.

Bij bedrijfsuitbreiding kijk je wel naar de afzetmogelijkheden, maar het blijft onzeker hoe lang afmesters bij een vermeerderaar blijven.

Betrokkene verbaast zich over de termijn tussen de overtreding van november 2009 en het telefoontje van de inspecteur in maart 2010. Toen waren ook de biggen bij de afmester alweer weg.

Betrokkene geeft aan van de zaak te hebben geleerd. Als hij een transportdocument “met balk” ontvangt, zal hij onmiddellijk contact opnemen met het PVV. Maar vooralsnog worden de transporten allemaal in lijn met de verordening uitgevoerd.

Bewijs en verwijtbaarheid:

Betrokkene heeft een varkenshouderijbedrijf met een B -status. De aan- en afvoermogelijkheden voor betrokkene worden in artikel 13 van de verordening geregeld. Uit het berechtingsrapport blijkt dat op 13 november 2009 en op 20 november 2009 niet geoorloofde afvoer van varkens aan een D-bedrijf heeft plaatsgevonden.

Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is onder UBN [nummer], de volgende gedragingen hebben plaatsgevonden:

Het twee keer in strijd met de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 af voeren van varkens.

Dit levert op:

Een overtreding van artikel 9 van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007.

Motivering van tuchtrechtelijke maatregel(en):

Om een gezonde Nederlandse varkensstapel te houden, is regulatie van de contactstructuur in de Nederlandse varkenshouderij noodzakelijk. Door specifieke regels met betrekking tot de aan- en afvoer van varkens wordt het risico van verspreiding van besmettelijke dierziekten zoveel mogelijk beperkt. Deze voorschriften zijn door het PVV in de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 neergelegd. De toegestane contacten zijn afhankelijk gesteld van de veterinaire waarborgen waaraan de varkenshouderijbedrijven zijn onderworpen. De verordening onderscheidt daarbij zes regimes die geduid worden met een A-, B-, C-, D-, E- of F-status. Afhankelijk van de status is het varkenshouderijbedrijf, in afwijking van het algemene aan- en afvoerverbod van varkens, een beperkt aantal aan- en afvoermogelijkheden toegestaan. Naarmate de veterinaire en hygiënische omstandigheden op een bedrijf dat rechtvaardigen, is het aantal contactmogelijkheden groter.

Door varkens aan- of af te voeren in strijd met de voorschriften van de verordening is risico van verspreiding van besmettelijke dierziekten vergroot. Daarmee is een gevaar voor de hele varkenssector in Nederland ontstaan.

Ten aanzien van de verklaring van betrokkene overweegt het Tuchtgerecht als volgt.

Het Tuchtgerecht constateert dat er drie en halve maand verstreek na de overtredingen alvorens betrokkene op 3 maart 2010 telefonisch door de inspecteur van het CBD werd benaderd. Het berechtingsrapport is gedagtekend op 1 juni 2010. Betrokkene is vervolgens op 15 juni 2010 opgeroepen voor de zitting van 6 juli 2010. Deze termijnen kunnen voor betrokkene als lang worden ervaren, maar ze vormen voor het Tuchtgerecht geen aanleiding om in de beoordeling van de zaak te worden meegewogen.

Betrokkene voert aan dat hij door bedrijfsuitbreiding in de problemen is geraakt met de afzet van de varkens. Het Tuchtgerecht stelt vast dat de sector in dit opzicht aan verandering (met name schaalvergroting bij vermeerderaars) onderhevig is. De afmesters groeien niet altijd mee met de schaal van hun leveranciers. Vermeerderaars zullen daarom voorafgaand aan bedrijfsuitbreiding de totale capaciteit van hun afnemers moeten verifiëren. Dat is in het onderhavige geval kennelijk onvoldoende gebeurd.

Het Tuchtgerecht stelt voorts vast dat na de overtredingen in november 2009 de afvoer van biggen weer volgens de voorschriften is gegaan.

Omdat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd, legt het Tuchtgerecht de geldboete deels voorwaardelijk op.

Beslissing:

Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht dat betrokkene - gelet op artikel 22, van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 - de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:

Een geldboete van € 1.000 (zegge: éénduizend euro), waarvan € 500 (zegge: vijfhonderd euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Het voorwaardelijke deel van de tuchtrechtelijke maatregel wordt ten uitvoer gelegd, indien na het onherroepelijk worden van deze uitspraak niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat binnen de proeftijd niet één van de bepalingen van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 mag worden overtreden.

Toepasselijke artikelen:

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Vee en Vlees.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door mr. drs. J.Y.B. Jansen, voorzitter, B.G.J. Gussinklo en B.J. Warmelink, leden, in aanwezigheid van mr. K. Feenstra, secretaris.