ECLI:NL:TVVTPVV:2010:YE0023 Tuchtgerecht Productschap Vee en Vlees Zoetermeer TPVV2010

ECLI: ECLI:NL:TVVTPVV:2010:YE0023
Datum uitspraak: 07-12-2010
Datum publicatie: 07-12-2010
Zaaknummer(s): TPVV2010
Onderwerp: Diergezondheid
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: De UBN-houder, in casu betrokkene, is de normadressaat van de verordening. Een eventuele fout op het kantoor van de handelaar moet worden toegerekend aan de UBN-houder. De UBN-houder blijft onder alle omstandigheden verantwoordelijk voor de juiste naleving van de in de Verordening voorgeschreven contactstructuur.

Zaaknummer :

TPVV 20/2010

Betrokkene:

[bedrijfsnaam]

[naam betrokkene]

[adres]

Datum:

7 december 2010

Gang van zaken:

De zaak berust op een berechtingsrapport dat het Centrum voor Bedrijfsdiensten BV (CBD) heeft opgemaakt onder nummer VVL1026, naar aanleiding van een op 22 september 2010 door een controleur van genoemde BV gehouden telefonische inspectie met betrekking tot het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is onder UBN [nummer].

Bovengenoemd berechtingsrapport houdt in de constatering van de navolgende feiten door betrokkene begaan, zoals in de in deze zaak opgemaakte schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, omschreven.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 23 november 2010 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.

Betrokkene is behoorlijk en tijdig bij aangetekende brief opgeroepen, doch is niet op de terechtzitting verschenen; tegen betrokkene is verstek verleend.

Voorts zijn ter zitting verschenen mr. R.B.R. Henke, namens het Productschap Vee en Vlees (PVV), en de heer H.G.M. Grolleman, namens het CBD.

Het Tuchtgerecht heeft op 7 december 2010 uitspraak gedaan.

Verweten gedraging:

Betrokkene wordt verweten op 10 februari 2010 en op 17 februari 2010 binnen een periode van zes weken aan meer dan zes varkenshouderijbedrijven varkens te hebben geleverd.

Verklaring van betrokkene:

In het berechtingsrapport is de volgende verklaring van betrokkene opgenomen:

“De afvoer van biggen van ons bedrijf wordt verzorgd door Varkenshandel [naam] in [plaats]. Ik kan mij herinneren dat ik een brief heb gehad over de varkensleveringen en daar heb ik ook met Varkenshandel [naam] over gesproken. Ik heb zelf geen zicht op de afvoeradressen en kan mij niet herinneren dat er waarschuwingen op de afvoerdocumenten hebben gestaan, maar dat komt ook omdat het al meer dan een half jaar geleden is gebeurd.”

De handelaar, de heer [naam] van Varkenshandel [naam], heeft telefonisch aan de controleur verklaard dat de afvoer van varkens van het bedrijf van betrokkene werd bemoeilijkt door ziekte onder de varkens op dat bedrijf. Dan is het moeilijker om afnemers vast te houden. Voor een bedrijf als dat van betrokkene zouden één tot drie afleverbedrijven voldoende moeten zijn, stelt de handelaar.

Bewijs en verwijtbaarheid:

De UBN-houder, in casu betrokkene, is de normadressaat van de verordening. Een eventuele fout op het kantoor van de handelaar moet worden toegerekend aan de UBN-houder. De UBN-houder blijft onder alle omstandigheden verantwoordelijk voor de juiste naleving van de in de Verordening voorgeschreven contactstructuur.

De handelaar heeft aangevoerd dat de afvoer van varkens werd bemoeilijkt door ziekte onder de varkens, waardoor afnemers de dieren niet meer wilden hebben. Een dergelijke situatie kan zich voordoen, maar hoeft naar het oordeel van het Tuchtgerecht niet tot overtredingen van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 te leiden. Ondernemerschap betekent dat men het hoofd moet kunnen bieden aan onverwachte situaties. En dat men zich in principe verantwoordelijk mag weten voor de gevolgen ervan.

Betrokkene heeft een varkenshouderijbedrijf met een B -status. De aan- en afvoermogelijkheden voor betrokkene worden in artikel 13 van de verordening geregeld. Uit het berechtingsrapport blijkt dat op 10 februari en op 17 februari 2010 niet geoorloofde afvoer van varkens aan een D-bedrijf heeft plaatsgevonden.

Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is onder UBN[nummer], de volgende gedragingen hebben plaatsgevonden:

Twee keer aan meer dan zes D-bedrijven afleveren van varkens, binnen een periode van zes weken.

Dit levert op:

Twee overtredingen van artikel 9 van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007.

Motivering van tuchtrechtelijke maatregel(en):

Om een gezonde Nederlandse varkensstapel te houden, is regulatie van de contactstructuur in de Nederlandse varkenshouderij noodzakelijk. Door specifieke regels met betrekking tot de aan- en afvoer van varkens wordt het risico van verspreiding van besmettelijke dierziekten zoveel mogelijk beperkt. Deze voorschriften zijn door het PVV in de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 neergelegd. De toegestane contacten zijn afhankelijk gesteld van de veterinaire waarborgen

waaraan de varkenshouderijbedrijven zijn onderworpen. De verordening onderscheidt daarbij zes regimes die geduid worden met een A-, B-, C-, D-, E- of F-status. Afhankelijk van de status is het varkenshouderijbedrijf, in afwijking van het algemene aan- en afvoerverbod van varkens, een beperkt aantal aan- en afvoermogelijkheden toegestaan. Naarmate de veterinaire en hygiënische omstandigheden op een bedrijf dat rechtvaardigen, is het aantal contactmogelijkheden groter.

Door varkens aan- of af te voeren in strijd met de voorschriften van de verordening is risico van verspreiding van besmettelijke dierziekten vergroot. Daarmee is een gevaar voor de hele varkenssector in Nederland ontstaan.

Ten aanzien van de verklaring van betrokkene overweegt het Tuchtgerecht als volgt.

Ten aanzien van de op te leggen tuchtrechtelijke maatregel overweegt het Tuchtgerecht als volgt.

Nu de eerste overtreding (10 februari 2010) is begaan voordat een waarschuwingsbrief aan betrokkene werd verzonden (10 februari 2010), zal het Tuchtgerecht hiermee geen rekening houden bij het vaststellen van de strafmaat. Volstaan kan worden met het opleggen van tweemaal de standaard sanctie.

Omdat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd, legt het Tuchtgerecht de geldboete deels voorwaardelijk op. Hierbij neemt het Tuchtgerecht in aanmerking dat de eerder opgelegde tuchtrechtelijke sanctie ( 20 september 2005)   betrekking had op een ander type verordening, te weten de Verordening bestrijding ziekte van Aujeszky en derhalve daarmee geen rekening houdt.

Beslissing:

Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht dat betrokkene - gelet op artikel 22, van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 - de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:

Een geldboete van € 500 (zegge: vijfhonderd euro), waarvan € 250 (zegge: tweehonderd vijftig euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Het voorwaardelijke deel van de tuchtrechtelijke maatregel wordt ten uitvoer gelegd, indien na het onherroepelijk worden van deze uitspraak niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat binnen de proeftijd niet één van de bepalingen van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 mag worden overtreden.

Toepasselijke artikelen:

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Vee en Vlees.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door mr. drs. J.Y.B. Jansen, voorzitter, mr. drs. H. Lommers en B.J. Warmelink, leden, in aanwezigheid van mr. K. Feenstra, secretaris.