ECLI:NL:TVVTPVV:2010:YE0018 Tuchtgerecht Productschap Vee en Vlees Zoetermeer TPVV1510

ECLI: ECLI:NL:TVVTPVV:2010:YE0018
Datum uitspraak: 05-10-2010
Datum publicatie: 05-10-2010
Zaaknummer(s): TPVV1510
Onderwerp: Diergezondheid
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: Relatief klein B-bedrijf heeft afzetproblemen, omdat hij afhankelijk is van aanbod andere bedrijven in omgeving voor transporten. Afzetmogelijkheden en transportkosten hebben met ondernemersbeslissingen te maken. De factoren, die een bepaalde locatiekeuze voor het bedrijf teweeg brachten, kunnen aan verandering onderhevig zijn en behoren tot het ondernemersrisico.

Zaaknummer :

TPVV 15/2010

Betrokkene:

[bedrijfsnaam]

[naam betrokkene]

[adres]

Datum:

8 oktober 2010

Gang van zaken:

De zaak berust op een berechtingsrapport dat het Centrum voor Bedrijfsdiensten BV (CBD) heeft opgemaakt onder nummer VVL1014, naar aanleiding van een op 28 juli 2010 door een controleur van genoemde BV gehouden telefonische inspectie op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is onder UBN [nummer].

Bovengenoemd berechtingsrapport houdt in de constatering van de navolgende feiten door betrokkene begaan, zoals in de in deze zaak opgemaakte schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, omschreven.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 21 september 2010 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.

Ter terechtzitting is verschenen de heer [naam betrokkene], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], thans wonende aan de [adres].

Voorts zijn ter zitting verschenen mr. R.B.R. Henke, namens het Productschap Vee en Vlees (PVV) en de heer H.G.M. Grolleman, namens het CBD.

Het Tuchtgerecht heeft op 5 oktober 2010 uitspraak gedaan.

Verweten gedraging:

Betrokkene wordt verweten in strijd met de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 varkens te hebben af gevoerd.

Verklaring van betrokkene:

Ter terechtzitting heeft betrokkene onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:

De schaalvergroting in de vermeerderingssector houdt geen gelijke tred met de structuur van de afmestbedrijven. De regelgeving, in het bijzonder het toegelaten aantal contacten tussen B- en D-bedrijven, moet worden herijkt.

Het is milieuvriendelijker om in de omgeving van zijn bedrijf af te zetten. Betrokkene houdt zelf 280 zeugen. Daarmee kan hij de vrachtwagen niet volladen. Dat betekent dat hij afhankelijk is van wat er in de omgeving gereden wordt.

Betrokkene wijt de overtredingen voor een deel aan de specifieke situatie waarin zijn bedrijf verkeert. Hij zit in het westen van het land met een aantal kleinere mesters, waarbij de afzetmogelijkheden beperkt zijn. Ook export is relatief duur en daardoor geen optie. Maar het gaat nu een stuk beter. Van deze zaken gaat wel een waarschuwing uit. Betrokkene let nu beter op dat de transporten overeenkomstig de regelgeving worden uitgevoerd. Op het bedrijf van betrokkene is daarvoor nu een “week-systeem” ingevoerd, waarbij beter kan worden gestuurd op de aflevering.

Betrokkene zal de zaak ook met zijn handelaar bespreken.

Bewijs en verwijtbaarheid:

Betrokkene heeft een varkenshouderijbedrijf met een B -status. De aan- en afvoermogelijkheden voor betrokkene worden in artikel 13 van de verordening geregeld. Uit het berechtingsrapport blijkt dat op 9, 17, 22, 25 en 30 september 2009, en op 28 januari 2010, 17, 23 en 30 juni 2010 en op 22 juli 2010, niet geoorloofde afvoer van varkens aan een D-bedrijf heeft plaatsgevonden.

Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is onder UBN [nummer], de volgende gedragingen hebben plaatsgevonden:

Het tien keer in strijd met de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 af voeren van varkens.

Dit levert op:

tien overtredingen van artikel 9 van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007.

Motivering van tuchtrechtelijke maatregel(en):

Om een gezonde Nederlandse varkensstapel te houden, is regulatie van de contactstructuur in de Nederlandse varkenshouderij noodzakelijk. Door specifieke regels met betrekking tot de aan- en afvoer van varkens wordt het risico van verspreiding van besmettelijke dierziekten zoveel mogelijk beperkt. Deze voorschriften zijn door het PVV in de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 neergelegd. De toegestane contacten zijn afhankelijk gesteld van de veterinaire waarborgen waaraan de varkenshouderijbedrijven zijn onderworpen. De verordening onderscheidt daarbij zes regimes die geduid worden met een A-, B-, C-, D-, E- of F-status. Afhankelijk van de status is het varkenshouderijbedrijf, in afwijking van het algemene aan- en afvoerverbod van varkens, een beperkt aantal aan- en afvoermogelijkheden toegestaan. Naarmate de veterinaire en hygiënische omstandigheden op een bedrijf dat rechtvaardigen, is het aantal contactmogelijkheden groter.

Door varkens aan- of af te voeren in strijd met de voorschriften van de verordening is risico van verspreiding van besmettelijke dierziekten vergroot. Daarmee is een gevaar voor de hele varkenssector in Nederland ontstaan.

Ten aanzien van de verklaring van betrokkene overweegt het Tuchtgerecht als volgt.

Betrokkene probeert als excuus de situering van zijn bedrijf aan te voeren. Dit treft geen doel. Afzetmogelijkheden en transportkosten hebben alles met ondernemersbeslissingen te maken. De factoren, die destijds een bepaalde locatiekeuze voor het bedrijf teweeg brachten, kunnen aan verandering onderhevig zijn en behoren tot het ondernemersrisico.

Het brengt de verantwoordelijkheid en plicht voor betrokkene met zich, om daar rekening mee te houden bij de afvoer van zijn varkens. Die ruimte is er ook, zo heeft betrokkene ter zitting aangegeven.

Blijkens het berechtingsrapport is aan betrokkene op 23 november 2009 door het PVV een waarschuwingsbrief gestuurd met betrekking tot overtreding van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007. Het Tuchtgerecht laat daarom de overtredingen van 9, 17, 22, 25 en 30 september 2009 buiten de bepaling van de hoogte van de geldboete. De overtredingen van januari 2010, 17, 23 en 30 juni 2010 en op 22 juli 2010 worden wel meegewogen bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete.

Omdat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd, legt het Tuchtgerecht de geldboete deels voorwaardelijk op.

Beslissing:

Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht dat betrokkene - gelet op artikel 22, van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 - de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:

Een geldboete van € 2.500 (zegge: tweeduizend vijfhonder euro), waarvan € 1.250 (zegge: éénduizend tweehonderd vijftig euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Het voorwaardelijke deel van de tuchtrechtelijke maatregel wordt ten uitvoer gelegd, indien na het onherroepelijk worden van deze uitspraak niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat binnen de proeftijd niet één van de bepalingen van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 mag worden overtreden.

Toepasselijke artikelen:

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Vee en Vlees.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door mr. drs. J.Y.B. Jansen, voorzitter, B.G.J. Gussinklo en B.J. Warmelink, leden, in aanwezigheid van mr. K. Feenstra, secretaris.