ECLI:NL:TVVTPVV:2010:YE0017 Tuchtgerecht Productschap Vee en Vlees Zoetermeer TPVV1410

ECLI: ECLI:NL:TVVTPVV:2010:YE0017
Datum uitspraak: 05-10-2010
Datum publicatie: 05-10-2010
Zaaknummer(s): TPVV1410
Onderwerp: Diergezondheid
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: B-bedrijf overschrijdt maximaal aantal varkensleveringen. De capaciteit van de vaste afnemer werd te beperkt door vertraging bij de nieuwbouw. Betrokkene is meer biggen gaan exporteren nadat bleek dat strijdig met de verordening varkens werden afgevoerd.

Zaaknummer :

TPVV 14/2010

Betrokkene:

[bedrijfsnaam]

[naam betrokkene]

[adres]

Datum:

8 oktober 2010

Gang van zaken:

De zaak berust op een berechtingsrapport dat het Centrum voor Bedrijfsdiensten BV (CBD) heeft opgemaakt onder nummer VVL1017, naar aanleiding van een op 27 juli 2010 door een controleur van genoemde BV gehouden telefonische inspectie met betrekking tot het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is onder UBN [nummer].

Bovengenoemd berechtingsrapport houdt in de constatering van de navolgende feiten door betrokkene begaan, zoals in de in deze zaak opgemaakte schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, omschreven.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 21 september 2010 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.

Ter terechtzitting is verschenen de heer [naam betrokkene], geboren op [geboortedatum], thans wonende aan de [adres].

Voorts zijn ter zitting verschenen mr. R.B.R. Henke, namens het Productschap Vee en Vlees (PVV) en de heer H.G.M. Grolleman, namens het CBD.

Het Tuchtgerecht heeft op 5 oktober 2010 uitspraak gedaan.

Verweten gedraging:

Betrokkene wordt verweten in strijd met de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 varkens te hebben af gevoerd.

Verklaring van betrokkene:

Ter terechtzitting heeft betrokkene onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:

De nieuwbouw op het bedrijf van betrokkene heeft vertraging opgelopen van een jaar of twee. Voor het bedrijf is een A-status aangevraagd, maar die kan niet worden verleend, omdat het bedrijf aan de openbare weg ligt, stelt betrokkene. De afnemer van de biggen heeft circa 30 UBN’s, waardoor het maximum wel eens overschreden wordt. Betrokkene heeft ook biggen geëxporteerd, maar is daarmee gestopt, omdat met buitenland niet echt goede afspraken te maken valt.

De bedrijfscapaciteit van betrokkene is met 1200 zeugen vrij groot. Elke week moeten er circa 600 biggen worden afgevoerd. Met de vaste afnemer had betrokkene wel goede contacten.

De VION vraagt het transport aan. Als het transport niet uitgevoerd mag worden, dan ziet betrokkene dat te laat, als het transport feitelijk al is uitgevoerd. Alle overtredingen zijn begaan onder de omstandigheid dat betrokkene nog niet op de hoogte was van deze ongeoorloofdheid.

Bewijs en verwijtbaarheid:

Betrokkene heeft een varkenshouderijbedrijf met een B -status. De aan- en afvoermogelijkheden voor betrokkene worden in artikel 13 van de verordening geregeld. Uit het berechtingsrapport blijkt dat op 11, 22 en 26 februari 2010 en op 4 maart 2010 , niet geoorloofde afvoer van varkens aan een D-bedrijf heeft plaatsgevonden.

Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is onder UBN [nummer], de volgende gedragingen hebben plaatsgevonden:

Het vier keer in strijd met de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 af voeren van varkens.

Dit levert op:

Vier overtredingen van artikel 9 van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007.

Motivering van tuchtrechtelijke maatregel(en):

Om een gezonde Nederlandse varkensstapel te houden, is regulatie van de contactstructuur in de Nederlandse varkenshouderij noodzakelijk. Door specifieke regels met betrekking tot de aan- en afvoer van varkens wordt het risico van verspreiding van besmettelijke dierziekten zoveel mogelijk beperkt. Deze voorschriften zijn door het PVV in de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 neergelegd. De toegestane contacten zijn afhankelijk gesteld van de veterinaire waarborgen waaraan de varkenshouderijbedrijven zijn onderworpen. De verordening onderscheidt daarbij zes regimes die geduid worden met een A-, B-, C-, D-, E- of F-status. Afhankelijk van de status is het varkenshouderijbedrijf, in afwijking van het algemene aan- en afvoerverbod van varkens, een beperkt aantal aan- en afvoermogelijkheden toegestaan. Naarmate de veterinaire en hygiënische omstandigheden op een bedrijf dat rechtvaardigen, is het aantal contactmogelijkheden groter.

Door varkens aan- of af te voeren in strijd met de voorschriften van de verordening is risico van verspreiding van besmettelijke dierziekten vergroot. Daarmee is een gevaar voor de hele varkenssector in Nederland ontstaan.

Ten aanzien van de verklaring van betrokkene overweegt het Tuchtgerecht als volgt.

Uit het berechtingsrapport alsmede uit hetgeen ter zitting is gebleken, heeft het Tuchtgerecht de indruk dat betrokkene een zorgvuldige bedrijfsvoering heeft.

Sinds 2001 is het bedrijf van betrokkene een gesloten bedrijf. De overtredingen van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 lijken het gevolg te zijn van de vertraagde bedrijfsuitbreiding van een van de afnemers van betrokkene. De capaciteit van de vaste afnemer werd te beperkt door vertraging bij de nieuwbouw. Betrokkene is meer biggen gaan exporteren nadat bleek dat strijdig met de verordening varkens werden afgevoerd.

Blijkens het berechtingsrapport is aan betrokkene op 24 februari 2010 door het PVV een waarschuwingsbrief gestuurd met betrekking tot overtreding van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007. Het Tuchtgerecht laat daarom de overtredingen van 11 en 22 februari 2010 buiten de bepaling van de hoogte van de geldboete. De overtredingen van 26 februari en 4 maart 2010 worden wel meegewogen bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete.

Omdat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd, legt het Tuchtgerecht de geldboete deels voorwaardelijk op.

Beslissing:

Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht dat betrokkene - gelet op artikel 22, van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 - de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:

Een geldboete van € 1.000 (zegge: éénduizend euro), waarvan € 500 (zegge: vijfhonderd euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Het voorwaardelijke deel van de tuchtrechtelijke maatregel wordt ten uitvoer gelegd, indien na het onherroepelijk worden van deze uitspraak niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat binnen de proeftijd niet één van de bepalingen van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 mag worden overtreden.

Toepasselijke artikelen:

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Vee en Vlees.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door mr. drs. J.Y.B. Jansen, voorzitter, B.G.J. Gussinklo en B.J. Warmelink, leden, in aanwezigheid van mr. K. Feenstra, secretaris.