ECLI:NL:TVVTPVV:2010:YE0016 Tuchtgerecht Productschap Vee en Vlees Zoetermeer TPVV1310

ECLI: ECLI:NL:TVVTPVV:2010:YE0016
Datum uitspraak: 07-12-2010
Datum publicatie: 07-12-2010
Zaaknummer(s): TPVV1310
Onderwerp: Diergezondheid
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: De afvoer van varkens wordt geregeld door de handelaar van betrokkene. Het handelen van de handelaar, met betrekking tot de afvoer van varkens komt evenwel voor rekening van betrokkene.

Zaaknummer :

TPVV 13/2010

Betrokkene:

[bedrijfsnaam]

[naam betrokkene]

[adres]

Datum:

7 december 2010

Gang van zaken:

De zaak berust op een berechtingsrapport dat het Centrum voor Bedrijfsdiensten BV (CBD) heeft opgemaakt onder nummer VVL1016, naar aanleiding van een op 5 augustus 2010 door een controleur van genoemde BV gehouden telefonische inspectie met betrekking tot het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is onder UBN [nummer].

Bovengenoemd berechtingsrapport houdt in de constatering van de navolgende feiten door betrokkene begaan, zoals in de in deze zaak opgemaakte schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, omschreven.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 23 november 2010 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.

Ter terechtzitting is namens betrokkene verschenen een vennoot, de heer [naam vennoot], geboren op [geboortedatum], wonende aan de [adres].

Voorts zijn ter zitting verschenen mr. R.B.R. Henke, namens het Productschap Vee en Vlees (PVV), en de heer H.G.M. Grolleman, namens het CBD.

Het Tuchtgerecht heeft op 7 december 2010 uitspraak gedaan.

Verweten gedraging:

1.     Het als B-bedrijf aan meer dan zes D-bedrijven varkens afvoeren binnen een periode van zes weken;

2.     Het als B-bedrijf aan meer dan twaalf D-bedrijven varkens afvoeren binnen een periode van vier maanden.

Verklaring van betrokkene:

Ter terechtzitting is namens betrokkene onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:

“Het feit dat Revarco de afvoer van mijn varkens regelt is in dit geval een nadeel. Het I&R bureau heeft erg veel moeite met het verwerken van mijn juiste bedrijfsnaam, en daar wordt dan geen punt van gemaakt. De goede naam is zoals in het berechtingsrapport is opgenomen: [bedrijfsnaam].

Mijn handelaar heeft veel huurstallen in het land. Hij is belast met de afvoer van varkens van al die huurstallen. Daarbij maakt hij soms gebruik van het zogenaamde “all in all out” systeem. Daarbij worden alle varkens in één keer naar een andere locatie gebracht. Ik vind het systeem met de transportdocumenten waar drie exemplaren van worden geproduceerd, wel een goede regeling. De contactstructuur moet goed geregeld worden.

Wij hebben nu een A-status aangevraagd, om meer afvoermogelijkheden te creëren. Door opschaling en vergroting van ons bedrijf neemt de behoefte aan een groter aantal afvoermogelijkheden toe. Ik heb in de onderhavige gevallen de transportdocumenten met ‘balk’ pas gezien toen het transport al gereden was.

Als ik nu een voorwaardelijke straf krijg, dan zorg ik in het vervolg zelf voor de afvoer, en houd het goed in de gaten. Dan zal het niet meer gebeuren.”

Bewijs en verwijtbaarheid:

In de eerste plaats stelt het Tuchtgerecht vast dat de schriftelijke verklaring alsmede het berechtingsrapport correct zijn tenaamgesteld. Uit de stukken blijkt dat de firma [bedrijfsnaam] een hoofdvestiging heeft aan het [adres hoofdvestiging] en een nevenvestiging aan de [adres nevenvestiging]. De nevenvestiging heeft UBN [nummer], welk UBN hier in geding is.

Betrokkene heeft een varkenshouderijbedrijf met een B -status. De aan- en afvoermogelijkheden voor betrokkene worden in artikel 13 van de verordening geregeld. Uit het berechtingsrapport blijkt dat op 31 december 2009 , 13 januari 2010, 11 maart en 2 april 2010 niet geoorloofde afvoer van varkens aan een D-bedrijf heeft plaatsgevonden.

Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is onder UBN [nummer], de volgende gedragingen hebben plaatsgevonden:

Twee keer aan meer dan zes D-bedrijven afleveren van varkens, binnen een periode van zes weken, en twee keer aan meer dan twaalf D-bedrijven afleveren van varkens binnen een periode van vier maanden.

Dit levert op:

Vier overtredingen van artikel 9 van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007.

Motivering van tuchtrechtelijke maatregel(en):

Om een gezonde Nederlandse varkensstapel te houden, is regulatie van de contactstructuur in de Nederlandse varkenshouderij noodzakelijk. Door specifieke regels met betrekking tot de aan- en afvoer van varkens wordt het risico van verspreiding van besmettelijke dierziekten zoveel mogelijk beperkt. Deze voorschriften zijn door het PVV in de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 neergelegd. De toegestane contacten zijn afhankelijk gesteld van de veterinaire waarborgen waaraan de varkenshouderijbedrijven zijn onderworpen.

De verordening onderscheidt daarbij zes regimes die geduid worden met een A-, B-, C-, D-, E- of F-status. Afhankelijk van de status is het varkenshouderijbedrijf, in afwijking van het algemene aan- en afvoerverbod van varkens, een beperkt aantal aan- en afvoermogelijkheden toegestaan. Naarmate de veterinaire en hygiënische omstandigheden op een bedrijf dat rechtvaardigen, is het aantal contactmogelijkheden groter.

Door varkens aan- of af te voeren in strijd met de voorschriften van de verordening is risico van verspreiding van besmettelijke dierziekten vergroot. Daarmee is een gevaar voor de hele varkenssector in Nederland ontstaan.

Ten aanzien van de verklaring van betrokkene overweegt het Tuchtgerecht als volgt.

De eerste overtreding is begaan op 31 december 2009. De waarschuwingsbrief van het PVV, te naam gesteld van [bedrijfsnaam] en het juiste UBN, is op dezelfde datum verzonden. Het Tuchtgerecht weegt deze overtreding daarom niet mee bij het vaststellen van de sanctie. Vanaf begin januari 2010 was betrokkene dus een gewaarschuwd man. Daarna zijn nog drie overtredingen begaan. De overtredingen van 13 januari, 11 maart en 2 april 2010 weegt het Tuchtgerecht derhalve mee, zodra driemaal de standaard sanctie zal worden opgelegd..

De afvoer van varkens wordt geregeld door de handelaar van betrokkene, Revarco. Het handelen van de handelaar, met betrekking tot de afvoer van varkens komt evenwel voor rekening van betrokkene.

Betrokkene heeft zich ter zitting wel een consciëntieus ondernemer betoont. Hij heeft aangegeven in het vervolg zelf beter op de afvoermogelijkheden te letten.

Omdat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd, legt het Tuchtgerecht de geldboete deels voorwaardelijk op.

Beslissing:

Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht dat betrokkene - gelet op artikel 22 van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 - de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:

Een geldboete van € 1.500 (zegge: éénduizend vijfhonderd euro), waarvan € 750 (zegge: zevenhonderd vijftig euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Het voorwaardelijke deel van de tuchtrechtelijke maatregel wordt ten uitvoer gelegd, indien na het onherroepelijk worden van deze uitspraak niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat binnen de proeftijd niet één van de bepalingen van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 mag worden overtreden.

Toepasselijke artikelen:

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Vee en Vlees.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door mr. drs. J.Y.B. Jansen, voorzitter, mr. drs. H. Lommers en B.J. Warmelink, leden, in aanwezigheid van mr. K. Feenstra, secretaris.