ECLI:NL:TVVTPVV:2010:YE0012 Tuchtgerecht Productschap Vee en Vlees Zoetermeer TPVV0910

ECLI: ECLI:NL:TVVTPVV:2010:YE0012
Datum uitspraak: 05-10-2010
Datum publicatie: 05-10-2010
Zaaknummer(s): TPVV0910
Onderwerp: Diergezondheid
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: Betrokkene heeft zijn vermeerderingsbedrijf uitgebreid en kreeg daardoor te maken met een capaciteitsprobleem bij zijn afnemers. Een "inregelprobleem" door onvoldoende voorbereiding op bedrijfsuitbreiding. Deels voorwaardelijke geldboete.

Zaaknummer :

TPVV 09/2010

Betrokkene:

[bedrijfsnaam]

[naam betrokkene]

[adres]

Datum:

8 oktober 2010

Gang van zaken:

De zaak berust op een berechtingsrapport dat het Centrum voor Bedrijfsdiensten BV (CBD) heeft opgemaakt onder nummer VVL1018, naar aanleiding van een op 4 augustus 2010 door een controleur van genoemde BV gehouden telefonische inspectie met betrekking tot het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is onder UBN [nummer].

Bovengenoemd berechtingsrapport houdt in de constatering van de navolgende feiten door betrokkene begaan, zoals in de in deze zaak opgemaakte schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, omschreven.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 21 september 2010 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.

Ter terechtzitting is verschenen de heer [naam betrokkene], geboren op [geboortedatum], wonende aan de [adres].

Voorts zijn ter zitting verschenen mr. R.B.R. Henke, namens het Productschap Vee en Vlees (PVV) en de heer H.G.M. Grolleman, namens het CBD.

Het Tuchtgerecht heeft op 5 oktober 2010 uitspraak gedaan.

Verweten gedraging:

Betrokkene wordt verweten vier keer in strijd met de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 varkens te hebben af gevoerd.

Verklaring van betrokkene:

Ter terechtzitting heeft betrokkene onder meer verklaard dat het berechtingsrapport de zaken correct weergeeft. Betrokkene heeft zijn vermeerderingsbedrijf uitgebreid en kreeg daardoor te maken met een capaciteitsprobleem bij zijn afnemers. Daar komt bij dat een vaste afmester zich terugtrok. Dat is via de vaste handelaar van betrokkene gegaan.

Het aantal afleveradressen is sinds maart 2010 gehalveerd, zodat weer volgens de voorschriften wordt gewerkt. De handelaar regelt deze zaken al circa twintig jaar voor betrokkene. Dat is ook een kwestie van vertrouwen. Betrokkene beseft dat hij als ondernemer verantwoordelijk blijft voor de naleving van de verordening. Hij onderschrijft de gedachte achter de voorschriften met betrekking tot varkensleveringen. In de onderhavige gevallen moesten biggen worden afgevoerd, omdat anders teveel dieren op het bedrijf zouden zijn, en dat is niet goed met oog op dierenwelzijn.

Bewijs en verwijtbaarheid:

Betrokkene heeft een varkenshouderijbedrijf met een B -status. De aan- en afvoermogelijkheden voor betrokkene worden in artikel 13 van de verordening geregeld. Uit het berechtingsrapport blijkt dat op 29 december 2009, 26 februari 2010, 11 en 23 maart 2010 niet geoorloofde afvoer van varkens aan een D-bedrijf heeft plaatsgevonden.

Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is onder UBN [nummer], de volgende gedragingen hebben plaatsgevonden:

Het vier keer in strijd met de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 af voeren van varkens.

Dit levert op:

Een overtreding van artikel 9 van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007.

Motivering van tuchtrechtelijke maatregel(en):

Om een gezonde Nederlandse varkensstapel te houden, is regulatie van de contactstructuur in de Nederlandse varkenshouderij noodzakelijk. Door specifieke regels met betrekking tot de aan- en afvoer van varkens wordt het risico van verspreiding van besmettelijke dierziekten zoveel mogelijk beperkt. Deze voorschriften zijn door het PVV in de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 neergelegd. De toegestane contacten zijn afhankelijk gesteld van de veterinaire waarborgen waaraan de varkenshouderijbedrijven zijn onderworpen. De verordening onderscheidt daarbij zes regimes die geduid worden met een A-, B-, C-, D-, E- of F-status. Afhankelijk van de status is het varkenshouderijbedrijf, in afwijking van het algemene aan- en afvoerverbod van varkens, een beperkt aantal aan- en afvoermogelijkheden toegestaan. Naarmate de veterinaire en hygiënische omstandigheden op een bedrijf dat rechtvaardigen, is het aantal contactmogelijkheden groter.

Door varkens aan- of af te voeren in strijd met de voorschriften van de verordening is risico van verspreiding van besmettelijke dierziekten vergroot. Daarmee is een gevaar voor de hele varkenssector in Nederland ontstaan.

Ten aanzien van de verklaring van betrokkene overweegt het Tuchtgerecht als volgt.

Betrokkene heeft aangevoerd dat hij zijn bedrijf heeft uitgebreid van 300 zeugen tot 800 zeugen. De capaciteit van zijn afnemers was onvoldoende om deze uitbreiding te kunnen verwerken. Met deze uitbreiding heeft betrokkene echter een zeker risico genomen.

Het Tuchtgerecht is van oordeel dat bij een bedrijfsuitbreiding van te voren een inventarisatie van de afzetmogelijkheden dient te worden gemaakt om eventuele problemen voor te zijn.

Omdat voor de overtredingen en ook erna de aflevering van varkens volgens de regels is verlopen, heeft het Tuchtgerecht de indruk dat het om een “inregelprobleem” gaat: een incidenteel probleem ten gevolge van onvoldoende voorbereiding op de bedrijfsuitbreiding.

Omdat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd, legt het Tuchtgerecht de geldboete deels voorwaardelijk op.

Beslissing:

Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht dat betrokkene - gelet op artikel 22, van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 - de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:

Een geldboete van € 2.000 (zegge: tweeduizend euro), waarvan € 1.000 (zegge: éénduizend euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Het voorwaardelijke deel van de tuchtrechtelijke maatregel wordt ten uitvoer gelegd, indien na het onherroepelijk worden van deze uitspraak niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat binnen de proeftijd niet één van de bepalingen van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 mag worden overtreden.

Toepasselijke artikelen:

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Vee en Vlees.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door mr. drs. J.Y.B. Jansen, voorzitter, B.G.J. Gussinklo en B.J. Warmelink, leden, in aanwezigheid van mr. K. Feenstra, secretaris.