ECLI:NL:TVVTPVV:2010:YE0011 Tuchtgerecht Productschap Vee en Vlees Zoetermeer TPVV0810

ECLI: ECLI:NL:TVVTPVV:2010:YE0011
Datum uitspraak: 05-10-2010
Datum publicatie: 05-10-2010
Zaaknummer(s): TPVV0810
Onderwerp: Diergezondheid
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: B-bedrijf heeft toegestane aantal afvoeren overschreden. In totaal zijn negen overtredingen begaan. Bij bedrijfsuitbreiding dient van te voeren een inventarisatie van de afzetmogelijkheden te worden gemaakt.

Zaaknummer :

TPVV 08/2010

Betrokkene:

[bedrijfsnaam]

[naam betrokkene]

[adres]

Datum:

8 oktober 2010

Gang van zaken:

De zaak berust op een berechtingsrapport dat het Centrum voor Bedrijfsdiensten BV (CBD) heeft opgemaakt onder nummer VVL1013, naar aanleiding van een op 28 juli 2010 door een controleur van genoemde BV gehouden telefonische inspectie met betrekking tot het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is onder UBN [nummer].

Bovengenoemd berechtingsrapport houdt in de constatering van de navolgende feiten door betrokkene begaan, zoals in de in deze zaak opgemaakte schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, omschreven.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 21 september 2010 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.

Ter terechtzitting is verschenen de heer [naam], wonende aan de [adres], eigenaar van [naam veehandelaar], gemachtigde van betrokkene.

Voorts zijn ter zitting verschenen mr. R.B.R. Henke, namens het Productschap Vee en Vlees (PVV) en de heer H.G.M. Grolleman, namens het CBD.

Het Tuchtgerecht heeft op 5 oktober 2010 uitspraak gedaan.

Verweten gedraging:

Betrokkene wordt verweten negen keer in strijd met de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 varkens te hebben af gevoerd.

Verklaring van betrokkene:

Ter terechtzitting heeft de vertegenwoordiger van betrokkene onder meer het volgende verklaard.

Gemachtigde werkte eerst voor VION. Betrokkene had één grote afmester die alle biggen afnam. Dat is toen om diergezondheidsproblemen veranderd. Na bedrijfsuitbreiding wordt het naleven van de verordening wel heel moeilijk. De eerste 15 tot 18 weken wordt nog binnen de mogelijkheden van de verordening geleverd. Daarna zijn de overtredingen gekomen, zoals ook uit het berechtingsrapport blijkt. Het probleem ligt bij de handel. Binnen VION speelt het zelfde probleem. Voor sommige bedrijven blijft het een heel lastige regeling. De grootste beperking, zeker voor de grotere vermeerderaars, zit in het voorschrift dat in zes weken aan ten hoogste zes afmesters mag worden geleverd. Als zeugen op enig moment gaan werpen, dan moeten de kraamstallen leeg zijn. Dan is het vasthouden van biggen in verband met de Verordening varkensleveringen geen optie.

Bewijs en verwijtbaarheid:

Betrokkene heeft een varkenshouderijbedrijf met een B -status. De aan- en afvoermogelijkheden voor betrokkene worden in artikel 13 van de verordening geregeld. Uit het berechtingsrapport blijkt dat op 20, 22 en 27 april 2010, 4, 7 en 19 mei 2010, 1 en 11 juni 2010 en op 8 juli 2010 niet geoorloofde afvoer van varkens aan een D-bedrijf heeft plaatsgevonden.

Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is onder UBN [nummer], de volgende gedragingen hebben plaatsgevonden:

Het negen keer in strijd met de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 af voeren van varkens.

Dit levert op:

Een overtreding van artikel 9 van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007.

Motivering van tuchtrechtelijke maatregel(en):

Om een gezonde Nederlandse varkensstapel te houden, is regulatie van de contactstructuur in de Nederlandse varkenshouderij noodzakelijk. Door specifieke regels met betrekking tot de aan- en afvoer van varkens wordt het risico van verspreiding van besmettelijke dierziekten zoveel mogelijk beperkt. Deze voorschriften zijn door het PVV in de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 neergelegd. De toegestane contacten zijn afhankelijk gesteld van de veterinaire waarborgen waaraan de varkenshouderijbedrijven zijn onderworpen. De verordening onderscheidt daarbij zes regimes die geduid worden met een A-, B-, C-, D-, E- of F-status. Afhankelijk van de status is het varkenshouderijbedrijf, in afwijking van het algemene aan- en afvoerverbod van varkens, een beperkt aantal aan- en afvoermogelijkheden toegestaan. Naarmate de veterinaire en hygiënische omstandigheden op een bedrijf dat rechtvaardigen, is het aantal contactmogelijkheden groter.

Door varkens aan- of af te voeren in strijd met de voorschriften van de verordening is risico van verspreiding van besmettelijke dierziekten vergroot. Daarmee is een gevaar voor de hele varkenssector in Nederland ontstaan.

Ten aanzien van de verklaring van betrokkene overweegt het Tuchtgerecht als volgt.

Gemachtigde voert aan dat voor grotere vermeerderaars een afzetprobleem ontstaat, omdat de regelgeving te beperkend werkt. Het Tuchtgerecht treedt niet in de inhoudelijke beoordeling van de verordening.

Van de zijde van het PVV is ter zitting opgemerkt dat bij het opstellen van de Verordening varkensleveringen nauw overleg met de sector is geweest om de haalbaarheid van de voorschriften te toetsen. De meeste vermeerderaars slagen wel in een zorgvuldige naleving van de verordening. In een eventueel noodgeval zouden zelfs biggen kunnen worden geëxporteerd. Bij een bedrijfsuitbreiding dient van te voren een inventarisatie van de afzetmogelijkheden te worden gemaakt, om eventuele problemen voor te zijn.

Omdat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd, legt het Tuchtgerecht de geldboete deels voorwaardelijk op.

Beslissing:

Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht dat betrokkene - gelet op artikel 22, van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 - de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:

Een geldboete van € 4.500 (zegge: vierduizend vijfhonderd euro), waarvan € 3.500 (zegge: drieduizend vijfhonderd euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Het voorwaardelijke deel van de tuchtrechtelijke maatregel wordt ten uitvoer gelegd, indien na het onherroepelijk worden van deze uitspraak niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat binnen de proeftijd niet één van de bepalingen van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 mag worden overtreden.

Toepasselijke artikelen:

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Vee en Vlees.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door mr. drs. J.Y.B. Jansen, voorzitter, B.G.J. Gussinklo en B.J. Warmelink, leden, in aanwezigheid van mr. K. Feenstra, secretaris.