ECLI:NL:TVVTPVV:2010:YE0007 Tuchtgerecht Productschap Vee en Vlees Zoetermeer TPVV0510

ECLI: ECLI:NL:TVVTPVV:2010:YE0007
Datum uitspraak: 01-06-2010
Datum publicatie: 01-06-2010
Zaaknummer(s): TPVV0510
Onderwerp: Diergezondheid
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: Varkenstransport wordt door handelaar uitgevoerd, niet door varkenshouder. Varkenshouder krijgt de transportdocumenten eerst te zien als het transport al gereden is. Als het transport in strijd met de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 is uitgevoerd, komt dat voor rekening van de varkenshouder.

Zaaknummer :

TPVV 05/2010

Betrokkene:

[naam betrokkene]

[adres]

Datum:

1 juni 2010

Gang van zaken:

De zaak berust op een berechtingsrapport dat het Centrum voor Bedrijfsdiensten BV (CBD) heeft opgemaakt onder nummer VVL1009, naar aanleiding van een op 16 maart 2010 door een controleur van genoemde BV telefonische inspectie bij het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is onder [UBN-nummer].

Het Tuchtgerecht heeft de zaak beoordeeld op basis van de schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 18 mei 2010 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.

Betrokkene is ter zitting vertegenwoordigd door haar gemachtigde, [naam gemachtigde], wonende te [woonplaats gemachtigde], agrarisch medewerker van betrokkene. Voorts zijn ter zitting verschenen mr. R.B.R. Henke en mevrouw ir. M. van Lent, namens het Productschap Vee en Vlees (PVV), en de heer H.G.M. Grolleman, namens het CBD.

Het Tuchtgerecht heeft op 1 juni 2010 uitspraak gedaan.

Verweten gedraging, zoals vermeld in de schriftelijke verklaring:

1. In de periode van 12 mei 2009 tot en met 10 augustus 2009 zijn er varkens afgevoerd naar meer dan twaalf verschillende D-bedrijven;

2. Na 10 augustus 2009 en tot en met 25 november 2009, steeds terugrekenend per periode van vier maanden, zijn er varkens afgevoerd naar meer D-bedrijven dan het per periode van vier maanden toegestane aantal contacten met maximaal twaalf D-bedrijven;

3. In de periode van 21 oktober 2009 tot en met 25 november 2009 zijn er varkens afgevoerd naar meer D-bedrijven dan het per periode van zes weken toegestane aantal contacten met maximaal zes D-bedrijven.

Verklaring van betrokkene:

Ter terechtzitting heeft de vertegenwoordiger van betrokkene onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:

1. Tot 12 mei 2009 leverde betrokkene aan één vaste mester. Daarna heeft Vion gezorgd voor meer afleveradressen. De overtredingen van 10 en 17 augustus 2009 zijn door de handel van Vion begaan. Betrokkene heeft dat pas later geconstateerd. Naar aanleiding van de waarschuwingsbrief van het productschap d.d. 30 oktober 2009 heeft betrokkene onmiddellijk contact opgenomen met Vion.

2. Maar omdat Vion aan meerdere mesters leverde, was het maximale aantal afleveradressen al gauw bereikt. Betrokkene heeft naar aanleiding daarvan naar exportmogelijkheden gezocht. Via handelaar [naam handelaar] zijn ook varkens geëxporteerd. Maar kennelijk nog steeds te weinig om binnen de toegelaten leveringen op de Nederlandse markt te blijven. In september 2009 is betrokkene overgegaan naar handelaar [naam handelaar], gevestigd te [vestigingsplaats handelaar].

3. Omdat de handelaar de aanvraag voor een transportdocument doet, krijgt betrokkene pas een afschrift te zien als het transport al is gereden.

4. Betrokkene heeft nu goede afspraken met [naam handelaar] gemaakt om te voorkomen dat de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 wordt overtreden.

5. Dat de eindverantwoordelijkheid voor de naleving van de verordening ligt bij de varkenshouder, wordt erkend.

Beoordeling:

Om een gezonde Nederlandse varkensstapel te houden, is regulatie van de contactstructuur in de Nederlandse varkenshouderij noodzakelijk. Door specifieke regels met betrekking tot de aan- en afvoer van varkens wordt het risico van verspreiding van besmettelijke dierziekten zoveel mogelijk beperkt. Deze voorschriften zijn door het PVV in de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 neergelegd. De toegestane contacten zijn afhankelijk gesteld van de veterinaire waarborgen waaraan de varkenshouderijbedrijven zijn onderworpen. De verordening onderscheidt daarbij zes regimes die geduid worden met een A-, B-, C-, D-, E- of F-status. Afhankelijk van de status is het varkenshouderijbedrijf, in afwijking van het algemene aan- en afvoerverbod van varkens, een beperkt aantal aan- en afvoermogelijkheden toegestaan. Naarmate de veterinaire en hygiënische omstandigheden op een bedrijf dat rechtvaardigen is het aantal contactmogelijkheden groter. Door varkens aan- of af te voeren in strijd met de voorschriften van de verordening is risico van verspreiding van besmettelijke dierziekten vergroot. Daarmee is een gevaar voor de hele varkenssector in Nederland ontstaan.

Betrokkene heeft een varkenshouderijbedrijf, geregistreerd onder UBN [nummer], met een B-status. De aan- en afvoermogelijkheden voor betrokkene worden in onder andere artikel 13 lid 2 van de verordening geregeld. Dit betekent dat in een periode van vier maanden slechts varkens mogen worden afgevoerd naar ten hoogste 12 D-bedrijven.

Het Tuchtgerecht constateert op grond van de inhoud van het berechtingsrapport, in het bijzonder bijlage II, dat op het bedrijf van betrokkene, de volgende gedragingen hebben plaatsgevonden:

Op 4 augustus 2009 heeft het bedrijf van betrokkene, gerekend over een periode van vier maanden, voor de 12e maal een partij varkens afgevoerd naar een D-bedrijf.

Daarna is nog vijfmaal een levering boven het toegestane maximum aantal aan een D-bedrijf gevolgd, te weten: op 10 en 17 augustus 2009, 2 september 2009 alsmede 16 en 25 november 2009.

Dit levert op:

Een vijftal overtredingen van artikel 9 van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007.

Motivering van tuchtrechtelijke maatregel(en):

Bij het bepalen van de tuchtrechtelijke maatregel slaat het Tuchtgerecht acht op het moment dat de ondernemer daadwerkelijk is gewaarschuwd voor het bereiken van de leveringslimiet. Een gewaarschuwd mens telt immers voor twee. Dit acht het Tuchtgerecht van belang daar vanaf 2009 sprake is van aangescherpt handhavingsbeleid ten aanzien van varkensleveringen.

Het feit dat de afvoer van varkens via een handelaar loopt, die daarvoor ook de transportdocumenten aanvraagt, ontslaat betrokkene niet van de plicht in nauw overleg met de handelaar toe te zien op de zorgvuldige naleving van de Verordening varkensleveringen.

Onweersproken is gesteld dat de transportdocumenten voor betrokkene, tot en met augustus 2009, werden aangevraagd door en toegezonden aan Handelsbedrijf Vion. Eerst bij de overdracht van de varkens aan de handelaar, na ontvangst van het transportdocument van de chauffeur, kon betrokkene zien dat op 10 augustus 2009 de toegestane contactlimiet was bereikt.

Gelet op voorgaande zal het Tuchtgerecht de overtreding van 10 augustus 2009 betrokkene niet aanrekenen.

Gebleken is dat betrokkene begin september 2009 is overgestapt naar een andere handelaar. Vanaf die tijd vroeg hij zelf de transdocumenten aan. Daarop stond in de voorliggende gevallen een omkaderde tekst (balk) met waarschuwing dat de levering niet mocht plaatsvinden wegens het bereiken van de limiet. In ieder geval kon betrokkene vanaf dat moment de voorgeschreven contactstructuur naleven en bewaken.

Voorts is gebleken dat betrokkene bij brief van 30 oktober 2009 expliciet is gewaarschuwd door het PVV.

Het Tuchtgerecht rekent betrokkene af op de vier, niet toegestane leveringen van 17 augustus 2009, 2 september 2009, 16 november 2009 en op 25 november 2009 en legt dus vier keer een maatregel op.

Omdat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd, legt het Tuchtgerecht de geldboete deels voorwaardelijk op.

Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht dat betrokkene - gelet op artikel 22, van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 - de volgende tuchtrechtelijke maatregelen worden opgelegd:

1. Een geldboete van € 500 (zegge: vijfhonderd euro), waarvan € 250 (zegge: tweehonderd vijftig euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;

2. Een geldboete van € 500 (zegge: vijfhonderd euro), waarvan € 250 (zegge: tweehonderd vijftig euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;

3. Een geldboete van € 500 (zegge: vijfhonderd euro), waarvan € 250 (zegge: tweehonderd vijftig euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;

4. Een geldboete van € 500 (zegge: vijfhonderd euro), waarvan € 250 (zegge: tweehonderd vijftig euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Het voorwaardelijke deel van de tuchtrechtelijke maatregel wordt ten uitvoer gelegd, indien na het onherroepelijk worden van deze uitspraak niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat binnen de proeftijd niet één van de bepalingen van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 mag worden overtreden.

Toepasselijke artikelen:

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Vee en Vlees.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door mr. drs. J.Y.B. Jansen, voorzitter, B.G.J. Gussinklo en B.J. Warmelink, leden, in aanwezigheid van mr. K. Feenstra, secretaris.