ECLI:NL:TVVTPVV:2010:YE0006 Tuchtgerecht Productschap Vee en Vlees Zoetermeer TPVV0710

ECLI: ECLI:NL:TVVTPVV:2010:YE0006
Datum uitspraak: 30-07-2010
Datum publicatie: 30-07-2010
Zaaknummer(s): TPVV0710
Onderwerp: Diergezondheid
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: Ongeoorloofde afvoer varkens van een B-bedrijf. De varkensleveringen van het bedrijf van betrokkene worden door een handelaar uitgevoerd. De overtredingen worden betrokkene aangerekend.

Zaaknummer :

TPVV 07/2010

Betrokkene:

[bedrijfsnaam]

[betrokkene]

[adres]

Datum:

30 juli 2010

Gang van zaken:

De zaak berust op een berechtingsrapport dat het Centrum voor Bedrijfsdiensten BV (CBD) heeft opgemaakt onder nummer VVL 1006, naar aanleiding van een op 9 maart 2010 door een controleur van genoemde BV gehouden inspectie op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is onder UBN [nummer].

Bovengenoemd berechtingsrapport houdt in de constatering van de navolgende feiten door betrokkene begaan, zoals in de in deze zaak opgemaakte schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, omschreven.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 6 juli 2010 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.

Betrokkene is behoorlijk en tijdig bij aangetekende brief opgeroepen, doch is niet op de terechtzitting verschenen; tegen betrokkene is verstek verleend.

Voorts zijn ter zitting verschenen mr. R.B.R. Henke, namens het Productschap Vee en Vlees (PVV), en de heer H.G.M. Grolleman, namens het CBD.

Het Tuchtgerecht heeft op 30 juli 2010 uitspraak gedaan.

Verweten gedraging:

Op 22 januari 2010 zijn er vleesbiggen afgevoerd naar het D-bedrijf [bedrijfsnaam] (UBN [nummer]) waardoor er sinds 14 december 2009 meer dan aan zes verschillende D-bedrijven is geleverd binnen een periode van zes weken;

Op 27 januari 2010 heeft er met de levering aan [bedrijfsnaam], een D-bedrijf (UBN [nummer]) een tweede overtreding plaatsgevonden, vanwege het in de periode van zes weken voorafgaand aan de levering op 27 januari 2010 leveren aan meer dan zes verschillende D-bedrijven.

Verklaring van betrokkene:

In voormeld berechtingsrapport is de volgende verklaring van betrokkene opgenomen:

“Ik ben verantwoordelijk voor de dagelijkse gang van zaken op mijn bedrijf. Ik heb de brief die ik heb ontvangen na de eerste overtreding naar [naam varkenshandel] gefaxt, die de varkensleveringen voor ons verzorgt. De heer [naam medewerker] van [naam varkenshandel] verzorgt de transporten naar de mesters voor ons. Ik weet dat het soms moeilijk is de biggen af te zetten als er weer eens een mester af valt. Eigenlijk vind ik de beperkingen ook grote onzin. Het is toch allemaal traceerbaar.”

Voorts is in het berechtingsrapport een verklaring van de heer [naam medewerker varkenshandel] opgenomen. Hij stelt dat een aanvoeradres zich terugtrok. Binnen veertien dagen is niet zomaar een andere mester te vinden. Biggen twee weken langer laten zitten is geen optie, omdat dan overbevolking ontstaat, met het risico op ziekteverspreiding.

Tot slot heeft betrokkene telefonisch aan de inspecteur van het CBD aangegeven dat de overschrijding van de leveringsregels geen moedwillige daad is geweest.

Bewijs en verwijtbaarheid:

Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is onder UBN [nummer], de volgende gedragingen hebben plaatsgevonden:

Het twee keer niet geoorloofd aan- of afvoeren van varkens.

Dit levert op:

Twee overtredingen van artikel 9 van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007.

Motivering van tuchtrechtelijke maatregel(en):

Bij de vorming van zijn oordeel neemt het Tuchtgerecht goede nota van de verklaring van de betrokkene blijkende uit het berechtingsrapport onder nummer VVL 1006. Het Tuchtgerecht overweegt als volgt.

Om een gezonde Nederlandse varkensstapel te houden, is regulatie van de contactstructuur in de Nederlandse varkenshouderij noodzakelijk. Door specifieke regels met betrekking tot de aan- en afvoer van varkens wordt het risico van verspreiding van besmettelijke dierziekten zoveel mogelijk beperkt. Deze voorschriften zijn door het PVV in de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 neergelegd. De toegestane contacten zijn afhankelijk gesteld van de veterinaire waarborgen waaraan de varkenshouderijbedrijven zijn onderworpen. De verordening onderscheidt daarbij zes regimes die geduid worden met een A-, B-, C-, D-, E- of F-status. Afhankelijk van de status is het varkenshouderijbedrijf, in afwijking van het algemene aan- en afvoerverbod van varkens, een beperkt aantal aan- en afvoermogelijkheden toegestaan. Naarmate de veterinaire en hygiënische omstandigheden op een bedrijf dat rechtvaardigen, is het aantal contactmogelijkheden groter.

Door varkens aan- of af te voeren in strijd met de voorschriften van de verordening is risico van verspreiding van besmettelijke dierziekten vergroot. Daarmee is een gevaar voor de hele varkenssector in Nederland ontstaan.

Betrokkene heeft een varkenshouderijbedrijf met een B-status. De aan- en afvoermogelijkheden voor betrokkene worden in artikel 13 van de verordening geregeld. Blijkens het berechtingsrapport hebben op 22 januari 2010 en op 27 januari 2010 niet geoorloofde afvoer van varkens aan een D-bedrijf plaatsgevonden. Sinds 14 december 2009 is op 22 januari 2010 voor de zevende keer en op 27 januari 2010 voor de achtste keer een aantal vleesvarkens afgevoerd.

De varkensleveringen van het bedrijf van betrokkene worden door een handelaar van varkenshandel [naam varkenshandel] uitgevoerd. De overtredingen worden betrokkene aangerekend. Het kan voorkomen dat een mester zich terugtrekt. Daar hoort bij het afleveringsbeleid rekening mee te worden gehouden. Dat in de onderhavige twee gevallen niet meer een andere mester kon worden gevonden en dat met het oog op onwenselijke overbevolking in de stal toch voor een ongeoorloofde aflevering is gekozen, komt dus voor rekening van betrokkene.

Voor de twee overtredingen legt het Tuchtgerecht één geldboete op. Omdat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd, legt het Tuchtgerecht de geldboete deels voorwaardelijk op.

Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht dat betrokkene - gelet op artikel 22, van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 - de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:

Een geldboete van € 1.000 (zegge: éénduizend euro), waarvan € 500 (zegge: vijfhonderd euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Het voorwaardelijke deel van de tuchtrechtelijke maatregel wordt ten uitvoer gelegd, indien na het onherroepelijk worden van deze uitspraak niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat binnen de proeftijd niet één van de bepalingen van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 mag worden overtreden.

Toepasselijke artikelen:

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Vee en Vlees.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door mr. drs. J.Y.B. Jansen, voorzitter, mr. drs. H. Lommers en mr. L.F.A. Husson, leden, in aanwezigheid van mr. K. Feenstra, secretaris.