ECLI:NL:TPETPVE:2010:YD0103 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE3410

ECLI: ECLI:NL:TPETPVE:2010:YD0103
Datum uitspraak: 27-07-2010
Datum publicatie: 27-07-2010
Zaaknummer(s): TPPE3410
Onderwerp: Hygiënevoorschriften
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: Campylobacteronderzoek nagelaten. Geldboete.

Zaaknummer :

TPPE 34/2010

Betrokkene:

[bedrijfsnaam]

[naam betrokkene]

[adres]

Datum:

6 juli 2010

Gang van zaken:

De zaak berust op een berechtingsrapport dat de Stichting Controlebureau voor Pluimvee, Eieren en Eiproducten (CPE) heeft opgemaakt onder nummer V10020, naar aanleiding van een op 5 maart 2010 door een controleur van genoemde stichting gehouden inspectie op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren (PPE) onder nummer [KIP-nummer]. Het berechtingsrapport houdt in de constatering van de navolgende feiten door betrokkene begaan, zoals in de in deze zaak opgemaakte schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, omschreven.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 6 juli 2010 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.

Betrokkene is behoorlijk en tijdig bij aangetekende brief opgeroepen, doch is niet op de terechtzitting verschenen; tegen betrokkene is verstek verleend.

Voorts zijn ter zitting verschenen mr. R.B.R. Henke, namens het PPE, en de heer H.J.G. Altena, namens het CPE.

Het Tuchtgerecht heeft op dezelfde dag in het openbaar uitspraak gedaan.

Verweten gedraging:

Niet kon worden aangetoond dat gedurende de periode 8 oktober 2008 tot en met eind 2009 steeds twee maal per periode van twaalf maanden onderzoek is verricht bij de gehouden vleeskuikens naar de aanwezigheid van Campylobacter.

In deze periode is slechts op 8 oktober 2009 bedoeld onderzoek verricht.

Verklaring van betrokkene:

In voormeld berechtingsrapport is de volgende verklaring van betrokkene opgenomen:

“Wij houden op dit bedrijf circa 21.000 vleeskuikens. In 2009 heb ik één maal een Campylobactermonster genomen en wel op 8 oktober 2009. Het voorlaatste Campylobacteronderzoek was op 6 november 2008 uitgevoerd. Ik dacht dat ik één maal per jaar een Campylobactermonster moest laten onderzoeken. Als ik geweten had dat ik twee keer per jaar een Campylobactermonster moet laten onderzoeken, dan had ik dit wel gedaan. Dat de monsters in een bepaalde periode van het jaar genomen moeten worden, is mij niet bekend.”

Bewijs en verwijtbaarheid:

Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren onder nummer [KIP-nummer], de volgende gedraging heeft plaatsgevonden:

Het nalaten van Campylobacteronderzoek in het voorjaar van 2009.

Dit levert op:

Een overtreding van artikel 4, derde lid, van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007.

Motivering van tuchtrechtelijke maatregel(en):

Bij de vorming van zijn oordeel neemt het Tuchtgerecht goede nota van de verklaring van de betrokkene blijkende uit het berechtingsrapport onder nummer V10020.

Op grond van het bovenstaande overweegt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, het volgende: Voor de pluimveesector is een “Plan van Aanpak” opgesteld om besmettingen van pluimvee met Salmonella en Campylobacter terug te dringen teneinde de consument een betere bescherming te bieden tegen mogelijke door deze besmettingen te veroorzaken gezondheidsproblemen. Een samenstel van maatregelen is thans van kracht op grond van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 2007. Teneinde het met het plan van aanpak beoogde doel te bereiken, is het van het grootste belang dat een ieder zich houdt aan het totale pakket van de geldende maatregelen.

Het voorschrift om twee keer per jaar Campylobacteronderzoek te laten uitvoeren staat al vanaf de inwerkingtreding van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007 op 26 augustus 2007. En ook daarvoor behoorde Campylobacteronderzoek twee keer per jaar te worden uitgevoerd. Artikel 5 en bijlage III van het Hygiënebesluit vleeskuikenbedrijven (PPE) 2007 bevatten nadere bepalingen. In het onderzoeksschema van bijlage III staat dat pluimveehouders in Zeeland in de perioden januari/februari/maart en juli/augustus/september Campylobacteronderzoek moeten laten uitvoeren. Betrokkene heeft dat, blijkens het berechtingsrapport, nagelaten in de periode januari/februari/maart van het jaar 2009. Voor deze overtreding legt het Tuchtgerecht een geldboete op.

Omdat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd, legt het Tuchtgerecht de geldboete deels voorwaardelijk op.

Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete is tevens rekening gehouden met het feit dat betrokkene een bedrijf heeft van relatief kleine omvang.

Beslissing:

Gelet op het bovenstaande wordt aan betrokkene - gelet op artikel 13, eerste lid, van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 2007 - de volgende tuchtrechtelijke maatregel opgelegd:

Een geldboete van € 400 (zegge: vierhonderd euro), waarvan € 200 (zegge: tweehonderd euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Het voorwaardelijke deel van de tuchtrechtelijke maatregel wordt ten uitvoer gelegd, indien na het onherroepelijk worden van deze uitspraak niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat binnen de proeftijd niet één van de bepalingen van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 2007 dan wel enige verordening houdende bepalingen omtrent hygiënevoorschriften met betrekking tot de pluimveehouderij mag worden overtreden.

Toepasselijke artikelen:

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door mr. L.F.A. Husson, voorzitter, mr. drs. J.Y.B. Jansen en mr. drs. H. Lommers, leden, in aanwezigheid van mr. K. Feenstra, secretaris.