ECLI:NL:TPETPVE:2010:YD0102 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE3610

ECLI: ECLI:NL:TPETPVE:2010:YD0102
Datum uitspraak: 27-07-2010
Datum publicatie: 27-07-2010
Zaaknummer(s): TPPE3610
Onderwerp: Dierengezondheid
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: Betrokkene heeft nagelaten verificatieonderzoek antistoffen aviaire influenza te laten uitvoeren. Na inspectie waarbij de overtreding aan het licht kwam, heeft betrokkene dit onderzoek alsnog laten uitvoeren. Mede gelet daarop wordt de geldboete deels voorwaardelijk opgelegd.

Zaaknummer :

TPPE 36/2010

Betrokkene:

[naam]

[adres]

Datum:

6 juli 2010

Gang van zaken:

De zaak berust op een schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, van de voorzitter van het Productschap Pluimvee en Eieren (PPE) d.d. 8 juni 2010. In deze schriftelijke verklaring wordt verwezen naar correspondentie tussen de voorzitter van het PPE en betrokkene. In de brief van 10 februari 2010 kondigt de voorzitter naar aanleiding van zijn bevindingen betreffende nagelaten monitoring aviaire influenza tuchtrechtelijke vervolging aan.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 6 juli 2010 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.

Ter zitting is verschenen de heer [naam], geboren op [geboortedatum], thans wonende aan [adres] (hierna: betrokkene).

Voorts is ter zitting verschenen mr. R.B.R. Henke, namens het PPE.

Het Tuchtgerecht heeft op dezelfde dag in het openbaar uitspraak gedaan.

Verweten gedraging:

Administratieve controle heeft uitgewezen dat betrokkene niet alleen het vierde kwartaal van 2009, maar ook het eerste en het tweede kwartaal van 2009 heeft nagelaten bloedmonsters van door hem gehouden pluimvee met een vrije uitloop ter beschikking, te laten onderzoeken op de aanwezigheid van antistoffen tegen aviaire influenza.

Verklaring van betrokkene:

Ter terechtzitting heeft betrokkene onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:

“In februari van dit jaar heb ik nog een brief gestuurd naar het productschap. Ik had gehoopt dat de zaak daarmee afgedaan zou zijn. Ten aanzien van de eerdere nagelaten onderzoeken heb ik geen signalen van de AID of het Ministerie van LNV gehad. Inmiddels ben ik mij, naar aanleiding van deze zaak, heel goed bewust van mijn verplichtingen en laat de monitoringsonderzoeken aiviare influenza uitvoeren.

Ik heb een akker- en tuinbouwbedrijf. Verder ben ik werkzaam als melker bij een rundveebedrijf. De leghennen doe ik erbij. Daar ben ik in 2006 mee begonnen. De brief van 27 juli 2005 van het PPE aan alle pluimveehouders in Nederland, waarin de een toelichting op de monitoring aviaire influenza wordt gegeven, heb ik dus nooit gehad.

De overtreding is het gevolg van onwetendheid van mijn kant, maar zeker niet van onwil of kwade opzet. Er is zeer veel regelgeving waaraan ik mij moet houden. Deze verplichting was mij ontgaan.”

Het Tuchtgerecht heeft voorts kennis genomen van de brief van betrokkene aan de voorzitter van het productschap d.d. 20 februari 2010. In deze brief erkent betrokkene dat hij fout zat en benadrukt hij dat dit geen bewuste keuze was. Betrokkene heeft de afspraak met de veterinair gemaakt om elk kwartaal bloedmonsters te temen.

Bewijs en verwijtbaarheid:

Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren onder nummer [KIP-nummer], de volgende gedraging heeft plaatsgevonden:

Het nalaten van monitoringsonderzoek aviaire influenza in het vierde kwartaal van 2009.

Dit levert op:

Een overtreding van artikel 2, eerste lid, juncto artikel 3, tweede lid, van de Verordening monitoring aviaire influenza (PPE) 2005.

Motivering van tuchtrechtelijke maatregel(en):

Bij de vorming van zijn oordeel neemt het Tuchtgerecht goede nota van de verklaring van de betrokkene blijkende uit zijn brief aan de voorzitter van het PPE, d.d. 11 februari 2010.

Op grond van het bovenstaande overweegt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, het volgende:

Aviaire influenza is een besmettelijke dierziekte die bij de laatste uitbraak in Nederland in 2003 grote schade aan de pluimvee- en eiersector heeft toegebracht. Preventieve maatregelen om een dergelijke uitbraak te voorkomen zijn van evident belang. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft daartoe, bij artikel 3a, eerste en tweede lid, van de regeling monitoring Aviaire Influenza 2003, medewerking gevorderd van het PPE. Het PPE heeft een monitoringsprogramma opgesteld en de monitoringsplicht verankerd in de Verordening monitoring aviaire influenza (PPE) 2005. Pluimveehouders in Nederland moeten op regelmatige basis bloedonderzoek laten uitvoeren op de eventuele aanwezigheid van antistoffen tegen aviaire influenza. Nalaten van dit onderzoek ondermijnt het noodzakelijke inzicht in de gezondheidssituatie van de Nederlandse pluimveestapel en creëert daarmee een potentieel risico voor de Nederlandse pluimveesector. Monitoring aviaire influenza is daarmee van essentieel belang voor het gezond houden van de Nederlandse pluimveestapel. Het nalaten van monitoring is een zeer ernstige overtreding.

Betrokkene geeft aan dat hij niet op de hoogte was van de voorschriften. Dat had hij wel behoren te zijn. Het feit dat betrokkene de informatiebrief van het productschap in 2005 niet heeft ontvangen, doet daaraan niet af. Bij het opzetten van een nieuw bedrijf, hoe klein ook, behoort de ondernemer zich zorgvuldig op de regelgeving te oriënteren. Het Tuchtgerecht onderkent dat de hoeveelheid regelgeving voor de pluimveesector niet gering is, maar dat is geen omstandigheid die afdoet aan de plicht die op betrokkene rust om zich van alle van toepassing zijnde regelgeving op de hoogte te brengen.

Het Tuchtgerecht heeft niet de indruk dat betrokkene moedwillig de monitoringsonderzoeken heeft nagelaten. Bovendien heeft betrokkene na te zijn geconfronteerd met zijn misstap voortvarend gehandeld door afspraken te maken met de veterinair. Blijkens een overgelegde analyse-uitslag van het laboratorium van de Gezondheidsdienst voor Dieren zijn op 27 januari 2010 bloedmonsters genomen waarin geen antistoffen tegen aviaire influenza zijn aangetroffen.

Het Tuchtgerecht legt een geldboete op voor het nalaten van monitoringsonderzoek aviaire influenza in het najaar van 2009. Omdat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd, legt het Tuchtgerecht de geldboete deels voorwaardelijk op.

Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete is tevens rekening gehouden met het feit dat betrokkene een bedrijf heeft van relatief zeer kleine omvang.

Beslissing:

Gelet op het bovenstaande oordeelt wordt betrokkene - gelet op artikel 8a van de Verordening monitoring aviaire influenza (PPE) 2005  - de volgende tuchtrechtelijke maatregel opgelegd:

Een geldboete van € 500 (zegge: vijfhonderd euro), waarvan € 350 (zegge: driehonderd vijftig euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Het voorwaardelijke deel van de tuchtrechtelijke maatregel wordt ten uitvoer gelegd, indien na het onherroepelijk worden van deze uitspraak niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat binnen de proeftijd niet één van de bepalingen van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening monitoring aviaire influenza (PPE) 2005 dan wel enige verordening houdende bepalingen omtrent hygiënevoorschriften met betrekking tot de pluimveehouderij mag worden overtreden.

Toepasselijke artikelen:

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door mr. L.F.A. Husson, voorzitter, mr. drs. J.Y.B. Jansen en mr. drs. H. Lommers, leden, in aanwezigheid van mr. K. Feenstra, secretaris.