ECLI:NL:TPETPVE:2010:YD0095 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE5510
ECLI: | ECLI:NL:TPETPVE:2010:YD0095 |
---|---|
Datum uitspraak: | 30-11-2010 |
Datum publicatie: | 30-11-2010 |
Zaaknummer(s): | TPPE5510 |
Onderwerp: | Hygiënevoorschriften |
Beslissingen: | Geldboete |
Inhoudsindicatie: | Ter terechtzitting heeft betrokkene een analyserapport van het laboratorium overgelegd, waaruit blijkt dat in oktober 2009 een Salmonellaonderzoek is uitgevoerd. Het verwijt dat tussen 14 oktober 2009 en 18 november 2009 geen onderzoek is uitgevoerd, komt daarmee te vervallen. Voor overige nagelaten Salmonellaonderzoeken wordt een geldboete opgelegd. |
Zaaknummer :
TPPE 55/2010
Betrokkene:
[naam maatschap]
[naam]
[adres]
Datum:
30 november 2010
Gang van zaken:
De zaak berust op een berechtingsrapport dat het Controlebureau voor de dierlijke sector B.V. (CBD) heeft opgemaakt onder nummer CBD HYG1009, naar aanleiding van een op 23 maart 2010 door een controleur van genoemde B.V. gehouden inspectie op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren (PPE) onder nummer [nummer].
Bovengenoemd berechtingsrapport houdt in de constatering van de navolgende feiten door betrokkene begaan, zoals in de in deze zaak opgemaakte schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, omschreven.
Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 30 november 2010 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort en heeft op dezelfde dag in het openbaar uitspraak gedaan.
Ter terechtzitting is verschenen de heer [naam], geboren op [datum] te [plaats], thans wonende aan de [adres], maat van de maatschap.
Voorts zijn ter zitting verschenen mr. R.B.R. Henke, namens het PPE, en de heer H.G.M. Grolleman, namens het CBD.
Verweten gedraging:
1. In de periode van 27 januari 2009 tot en met 24 juni 2009 is niet elke twee weken onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van Salmonella in de stallen van het pluimveebedrijf van betrokkene. Niet kon worden aangetoond dat tussen 9 maart 2009 en 2 april 2009, tussen 4 mei 2009 en 17 juni 2009, en tussen 14 oktober 2009 en 18 november 2009 monsters zijn genomen en dat deze zijn onderzocht op de aanwezigheid van Salmonella;
2. Voorts kon niet worden aangetoond dat tussen 14 oktober 2009 en 18 november 2009 monsters zijn genomen en dat deze zijn onderzocht op de aanwezigheid van Salmonella.
Verklaring van betrokkene:
Ter terechtzitting heeft betrokkene onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Betrokkene stelt dat de controleur bij hem de verwachting had gewekt dat deze zaak vanwege de geringe ernst waarschijnlijk met een waarschuwing afgedaan zou worden.
Voorts is in het rapport ten onrechte sprake van één stal. Het bedrijf van betrokkene heeft drie stallen.
Met betrekking tot de geconstateerde overtredingen merkt betrokkene het volgende op:
- Het verwijt dat hij tussen 14 oktober 2009 en 18 november 2009 geen onderzoek heeft laten uitvoeren is onterecht. Op 28 oktober 2009 is een onderzoek uitgevoerd, waarvan de uitslag niet aan betrokkene was toegezonden. Hij heeft deze uitslag opnieuw opgevraagd en heeft hem ter zitting bij zich.
- Met betrekking tot het tussen 9 maart 2009 en 2 april 2009 nagelaten onderzoek is sprake van een termijnoverschrijding van één week. Het Salmonellaonderzoek werd in die periode door een medewerker van het CBD uitgevoerd. Deze kondigde zich een week van tevoren aan. Betrokkene veronderstelde dat in dat geval een termijnoverschrijding geen probleem zou zijn.
- Met betrekking tot de periode van 4 mei 2009 tot 17 juni 2009 ontbreken twee uitslagen, omdat het afvoermoment van die kippen niet precies bekend was.
- Tijdens een IKB-controle is betrokkene gezegd dat hij zijn onderzoeken steeds keurig uitvoerde. Toen was ook reeds bekend dat de twee-wekelijkse periode verlengd zou worden.
Het Tuchtgerecht heeft kennisgenomen van het verweerschrift dat betrokkene ter terechtzitting heeft overgelegd.
Bewijs en verwijtbaarheid:
Ter terechtzitting heeft betrokkene een analyserapport van [naam laboratorium] overgelegd, waaruit blijkt dat op 28 oktober 2009 een Salmonellaonderzoek is uitgevoerd. Het verwijt dat tussen 14 oktober 2009 en 18 november 2009 geen onderzoek is uitgevoerd, komt daarmee te vervallen. Het Tuchtgerecht oordeelt voorts dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren onder nummer [nummer], de volgende gedragingen hebben plaatsgevonden:
Het drie keer nalaten van twee-wekelijks Salmonellaonderzoek.
Dit levert op:
Drie overtredingen van artikel 4, eerste en vierde lid, onder a., van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007.
Motivering van tuchtrechtelijke maatregel(en):
Bij de vorming van zijn oordeel neemt het Tuchtgerecht goede nota van de verklaring van de betrokkene blijkende uit het berechtingsrapport onder nummer CBD HYG1009.
Op grond van het bovenstaande overweegt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, het volgende: Voor de pluimveesector is een “Plan van Aanpak” opgesteld om besmettingen van pluimvee met Salmonella en Campylobacter terug te dringen teneinde de consument een betere bescherming te bieden tegen mogelijke door deze besmettingen te veroorzaken gezondheidsproblemen. Een samenstel van maatregelen is thans van kracht op grond van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 2007. Teneinde het met het plan van aanpak beoogde doel te bereiken, is het van het grootste belang dat een ieder zich houdt aan het totale pakket van de geldende maatregelen. Betrokkene heeft een vermeerderingsbedrijf. Dat is een specifiek type bedrijf waarbij extra alertheid met betrekking tot de hygienevoorschriften is geboden, omdat hij voorin de productieketen van vleeskuikens werkt.
Blijkens het berechtingsrapport is betrokkene wel een berechtingsrapport aangezegd. De opmerking dat bij hem de verwachting is gewekt dat het waarschijnlijk bij een waarschuwing zou blijven kan dan ook niet gestaafd worden.
Betrokkene heeft vanaf mei 2009 in totaal zes weken gewacht op de aflevering van zijn kuikens. Dat is weliswaar geen ondenkbare situatie, maar het gevaar dat voorschriften als de onderhavige dan worden overtreden wordt wel groter.
Het Tuchtgerecht heeft voor het overige niet de indruk dat betrokkene geen zorgvuldige bedrijfsvoering heeft.
Omdat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd, legt het Tuchtgerecht de geldboete deels voorwaardelijk op.
Beslissing:
Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete is tevens rekening gehouden met het feit dat betrokkene een bedrijf heeft van relatief kleine omvang.
Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, dat betrokkene - gelet op artikel 13, eerste lid, van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 2007 - de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:
Een geldboete van € 600,- (zegge: zeshonderd euro), waarvan € 300,- (zegge: driehonderd euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Het voorwaardelijke deel van de tuchtrechtelijke maatregel wordt ten uitvoer gelegd, indien na het onherroepelijk worden van deze uitspraak niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat binnen de proeftijd niet één van de bepalingen van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 2007 dan wel enige verordening houdende bepalingen omtrent hygiënevoorschriften met betrekking tot de pluimveehouderij mag worden overtreden.
Toepasselijke artikelen:
Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.
Samenstelling van het Tuchtgerecht:
De uitspraak is gedaan door mr. L.F.A. Husson, voorzitter, mr. drs. H. Lommers en P. Vingerling, leden, in aanwezigheid van mr. K. Feenstra, secretaris.