ECLI:NL:TPETPVE:2010:YD0093 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE5310
ECLI: | ECLI:NL:TPETPVE:2010:YD0093 |
---|---|
Datum uitspraak: | 30-11-2010 |
Datum publicatie: | 30-11-2010 |
Zaaknummer(s): | TPPE5310 |
Onderwerp: | Hygiënevoorschriften |
Beslissingen: | Geldboete |
Inhoudsindicatie: | Omdat alle overtredingen het gevolg zijn van één wilsbesluit van betrokkene, althans van de abusievelijke aanname dat door de gekozen werkwijze wel aan de regelgeving werd voldaan, worden de acht overtredingen als één feitencomplex beschouwd, waarvoor één geldboete opgelegd wordt. |
Zaaknummer:
TPPE 53/2010
Betrokkene:
[naam maatschap]
[naam]
[adres]
Datum:
30 november 2010
Gang van zaken:
De zaak berust op een berechtingsrapport dat het Centrum voor Bedrijfsdiensten B.V. (CBD) heeft opgemaakt onder nummer CBD HYG 1004, naar aanleiding van een op 3 maart 2010 door een controleur van genoemde B.V. gehouden inspectie op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren (PPE) onder nummer [nummer].
Bovengenoemd berechtingsrapport houdt in de constatering van de navolgende feiten door betrokkene begaan, zoals in de in deze zaak opgemaakte schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, omschreven.
Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 30 november 2010 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort en heeft op dezelfde dag in het openbaar uitspraak gedaan.
Ter terechtzitting is verschenen [naam], geboren op [datum] te [plaats], thans wonende [adres], maat van de maatschap.
Voorts zijn ter zitting verschenen mr. R.B.R. Henke, namens het PPE, en de heer H.G.M. Grolleman, namens het CBD.
Verweten gedraging:
Vanaf de datum van plaatsing van een koppel leghennen op 7 april 2009 tot en met 23 november 2009, tot de datum van afvoer van het koppel van het bedrijf op 23 november 2009, is het desbetreffende koppel niet vanaf een leeftijd van ca. 24 weken, elke twee weken onderzocht op de aanwezigheid van Salmonella. In totaal is dit onderzoek acht keer nagelaten.
Verklaring van betrokkene:
Ter terechtzitting heeft de vertegenwoordiger van betrokkene onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
“Ik vind het heel erg vervelend dat ik hier moet zijn. Aan het berechtingsrapport heb ik weinig toe te voegen. De bloedprikker kwam één keer per maand langs en nam dan ook overschoentjes. Ik meende dat we dat zelf niet meer hoefden te doen. Dat blijkt dus een misverstand te zijn. Nu komt de bloedprikker vaker langs, namelijk een keer per drie weken, en dan neemt hij ook overschoentjes. Het is absoluut geen onwil van mijn kant geweest. De kosten van het onderzoek worden gedragen door de broederij [naam]. Ik heb er in financieel opzicht dus ook geen baat bij een onderzoek na te laten. Ik doe al 25 jaar zaken met [naam broederij]. Meteen nadat dit misverstand aan het licht kwam heb ik de werkwijze aangepast. We voldoen nu steeds keurig aan het voorschrift. Ik heb van de broederij nu een overzicht gekregen en ik stuur nu elke twee weken de overschoentjes op. Ik ben ook IKB gecertificeerd.”
Bewijs en verwijtbaarheid:
Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van de heer G. van den Bor, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren onder nummer [nummer], de volgende gedraging heeft plaatsgevonden:
Het acht keer nalaten van tweewekelijks Salmonellaonderzoek in de leghennenstal.
Dit levert op:
Een overtreding van artikel 4, eerste en vierde lid, onder a., en het tiende lid, van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007, juncto artikel 3, eerste lid, van het Hygiënebesluit opfokbedrijven, fokbedrijven en vermeerderingsbedrijven (PPE) 2007.
Motivering van tuchtrechtelijke maatregel(en):
Bij de vorming van zijn oordeel neemt het Tuchtgerecht goede nota van de verklaring van de betrokkene blijkende uit het berechtingsrapport onder nummer CBD HYG 1004.
Op grond van het bovenstaande overweegt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, het volgende: Voor de pluimveesector is een “Plan van Aanpak” opgesteld om besmettingen van pluimvee met Salmonella en Campylobacter terug te dringen teneinde de consument een betere bescherming te bieden tegen mogelijke door deze besmettingen te veroorzaken gezondheidsproblemen. Een samenstel van maatregelen is thans van kracht op grond van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 2007. Teneinde het met het plan van aanpak beoogde doel te bereiken, is het van het grootste belang dat een ieder zich houdt aan het totale pakket van de geldende maatregelen.
Betrokkene heeft iemand ingehuurd voor periodiek bloedonderzoek. Deze bloedprikker neemt dan ook de overschoentjes ten behoeve van het tweewekelijks Salmonellaonderzoek. Betrokkene veronderstelde dat daarmee aan de voorschriften werd voldaan. In die omstandigheid zijn acht overtredingen begaan. Omdat al deze overtredingen het gevolg zijn van één wilsbesluit van betrokkene, althans van de abusievelijke aanname dat wel aan de regelgeving werd voldaan, beschouwt het Tuchtgerecht de acht overtredingen als één feitencomplex en legt daarvoor één geldboete op. Voorts overweegt het Tuchtgerecht dat het steeds om één koppel leghennen gaat.
Het Tuchtgerecht heeft ter terechtzitting, maar ook op basis van de verklaring van betrokkene die in het berechtingsrapport is opgenomen, niet de indruk gekregen dat betrokkene een onzorgvuldige bedrijfsvoering heeft en dat het om een incident gaat.
Omdat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd, legt het Tuchtgerecht de geldboete deels voorwaardelijk op.
Beslissing:
Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete is tevens rekening gehouden met het feit dat betrokkene met een capaciteit van 12.000 een bedrijf heeft van relatief kleine omvang.
Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, dat betrokkene - gelet op artikel 13, eerste lid, van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 2007 - de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:
Een geldboete van € 300,- (zegge: driehonderd euro), waarvan € 150,- (zegge: honderd vijftig euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Het voorwaardelijke deel van de tuchtrechtelijke maatregel wordt ten uitvoer gelegd, indien na het onherroepelijk worden van deze uitspraak niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat binnen de proeftijd niet één van de bepalingen van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 2007 dan wel enige verordening houdende bepalingen omtrent hygiënevoorschriften met betrekking tot de pluimveehouderij mag worden overtreden.
Toepasselijke artikelen:
Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.
Samenstelling van het Tuchtgerecht:
De uitspraak is gedaan door mr. L.F.A. Husson, voorzitter, mr. drs. H. Lommers en P. Vingerling, leden, in aanwezigheid van mr. K. Feenstra, secretaris.