ECLI:NL:TPETPVE:2010:YD0092 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE5210

ECLI: ECLI:NL:TPETPVE:2010:YD0092
Datum uitspraak: 09-11-2010
Datum publicatie: 09-11-2010
Zaaknummer(s): TPPE5210
Onderwerp: Hygiënevoorschriften
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: Het feit dat reeds een nieuw koppel pluimvee is opgezet, op het moment dat de lege stal had moeten worden gereinigd en ontsmet, levert geen overmachtsituatie op. Geldboete.

Zaaknummer :

TPPE 52/2010

Betrokkene:

[bedrijfsnaam]

[naam betrokkene]

[adres]

Datum:

9 november 2010

Gang van zaken:

De zaak berust op een berechtingsrapport dat de Stichting Controlebureau voor Pluimvee, Eieren en Eiproducten (CPE) heeft opgemaakt onder nummer L10054, naar aanleiding van een op 18 mei 2010 door een controleur van genoemde stichting gehouden inspectie op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren (PPE) onder nummer [KIP-nummer].

Bovengenoemd berechtingsrapport houdt in de constatering van de navolgende feiten door betrokkene begaan, zoals in de in deze zaak opgemaakte schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, omschreven.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 26 oktober 2010 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.

Betrokkene is behoorlijk en tijdig bij aangetekende brief opgeroepen, doch is niet op de terechtzitting verschenen; tegen betrokkene is verstek verleend.

Wel heeft het Tuchtgerecht van betrokkene een brief d.d. 25 oktober 2010 met 2 bijlagen ontvangen.

Voorts zijn ter zitting verschenen mr. R.B.R. Henke en R. te Loo (BSc), namens het PPE.

Het Tuchtgerecht heeft op 9 november 2010 uitspraak gedaan.

Verweten gedraging:

Niet kon worden aangetoond dat, nadat de score van het op 29 mei 2009 verrichte hygiënogram groter bleek dan 2,0, voorafgaand aan plaatsing van het koppel op 3 juni 2009 in hok 1, ditzelfde hok was ontsmet door een professioneel ontsmettingsbedrijf.

Verklaring van betrokkene:

In het berechtingsrapport is de volgende verklaring van de heer [naam betrokkene] opgenomen:

“Ik houd op mijn bedrijf circa 6.800 leghennen in twee hokken. Na aflevering van de leghennen uit hok 1 is het hok gereinigd en ontsmet door [bedrijfsnaam]. Een medewerker van de [bedrijfsnaam] heeft daarna een monster genomen dat is onderzocht door de Gezondheidsdienst voor Dieren te Deventer. De uitslag van dit onderzoek was 2,5 kve. Toen de uitslag bekend was, was het hok al klaar voor het volgende koppel leghennen en er was geen gelegenheid meer om het hok weer te reinigen en te ontsmetten. Ik wist wel dat dit moest gebeuren. De hennen werden twee dagen eerder door [bedrijfsnaam] geleverd dan was afgesproken. Het is van mijn kant geen onwil geweest, maar overmacht.”

Voorts heeft het Tuchtgerecht kennis genomen van de brief d.d. 25 oktober 2010 van betrokkene. Daarin geeft betrokkene aan niet in de gelegenheid te zijn ter zitting te verschijnen. Verder voert betrokkene nogmaals aan dat het volgende koppel reeds opgezet was, toen de uitslag van het hygiënogram bij hem bekend werd op 4 juni 2009. Kopieën van de analyserapporten zijn aan de brief gehecht. Ten tweede voert betrokkene aan dat de 40 jaar oude stallen op zijn bedrijf niet goed luchtdicht te krijgen zijn, waardoor de effectiviteit van ontsmettingsmiddel minder kan zijn. Betrokkene geeft tot slot aan het belang van de hygiënogrammen te onderkennen en in de regel ook eerst nieuwe koppels opzet, nadat de uitslagen daarvan bekend zijn. De laatste uitslag, waarvan een kopie aan de brief is gehecht, heeft een uitslag van 0,7 kve.

Bewijs en verwijtbaarheid:

Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren onder nummer [KIP-nummer], de volgende gedraging heeft plaatsgevonden:

Het nalaten van reiniging en ontsmetting van een stal waarvan het hygiënogram een uitslag van meer dan 2,0 gaf.

Dit levert op:

Een overtreding van artikel 3, vijfde lid, onder c., en tiende lid van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (2007), juncto artikel 3, eerste lid, van het Hygiënebesluit leghennenbedrijven (PPE) 2007.

Motivering van tuchtrechtelijke maatregel(en):

Bij de vorming van zijn oordeel neemt het Tuchtgerecht goede nota van de verklaring van de betrokkene blijkende uit het berechtingsrapport onder nummer L10054 en zijn brief met 2 bijlagen.

Op grond van het bovenstaande overweegt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, het volgende.

Voor de pluimveesector is een “Plan van Aanpak” opgesteld om besmettingen van pluimvee met Salmonella en Campylobacter terug te dringen teneinde de consument een betere bescherming te bieden tegen mogelijke door deze besmettingen te veroorzaken gezondheidsproblemen. Een samenstel van maatregelen is thans van kracht op grond van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 2007. Teneinde het met het plan van aanpak beoogde doel te bereiken, is het van het grootste belang dat een ieder zich houdt aan het totale pakket van de geldende maatregelen.

Betrokkene beroept zich op een overmachtsituatie, omdat bij bekend worden van de uitslag van het hygiënogram reeds een nieuw koppel leghennen in de desbetreffende stal was opgezet. Dit verweer treft geen doel. Het is de verantwoordelijkheid van de ondernemer om in de planning van aan- en afvoer van hennen rekening met dergelijke omstandigheden te houden. Het handelen van derden, zoals leveranciers, komt ook voor rekening van betrokkene.

Omdat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd, legt het Tuchtgerecht de geldboete deels voorwaardelijk op.

Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete is tevens rekening gehouden met het feit dat betrokkene een bedrijf heeft van relatief kleine omvang.

Beslissing:

Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, dat betrokkene - gelet op artikel 13, eerste lid, van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 2007 - de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:

Een geldboete van € 300 (zegge: driehonderd euro), waarvan € 150 (zegge: honderd vijftig euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Het voorwaardelijke deel van de tuchtrechtelijke maatregel wordt ten uitvoer gelegd, indien na het onherroepelijk worden van deze uitspraak niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat binnen de proeftijd niet één van de bepalingen van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 2007   dan wel enige verordening houdende bepalingen omtrent hygiënevoorschriften met betrekking tot de pluimveehouderij mag worden overtreden.

Toepasselijke artikelen:

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door mw. mr. W.N. Everts, plaatsvervangend voorzitter, ing. J. Bazuin en A.C. van Schie, leden, in aanwezigheid van mr. K. Feenstra, secretaris.