ECLI:NL:TPETPVE:2010:YD0080 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE1810

ECLI: ECLI:NL:TPETPVE:2010:YD0080
Datum uitspraak: 20-04-2010
Datum publicatie: 20-04-2010
Zaaknummer(s): TPPE1810
Onderwerp: Dierengezondheid
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: Dierenarts laat twee keer verificatieonderzoek NCD na. De verordening richt zich tot de pluimveehouder en voor zover bepaalde voorschriften verplicht door een bevoegde dierenarts moeten worden uitgevoerd, wordt van de pluimveehouder verwacht daarover goede afspraken met zijn dierenarts te maken.

Zaaknummer:

TPPE 18/2010

Betrokkene:

[naam betrokkene]

[adres]

Datum:

20 april 2010

Gang van zaken:

De zaak berust op een berechtingsrapport dat het Controlebureau voor de Dierlijke Sector (CBD) heeft opgemaakt onder nummer NCD09028 naar aanleiding van een op 30 oktober 2009 door een controleur van genoemd controlebureau gehouden inspectie op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren (PPE) onder UBN [nummer].

Bovengenoemd berechtingsrapport houdt in de constatering van de navolgende feiten door betrokkene begaan, zoals in de in deze zaak opgemaakte schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, omschreven.

Betrokkene is behoorlijk en tijdig bij aangetekende brief opgeroepen, doch is niet op de terechtzitting verschenen; tegen betrokkene is verstek verleend.

Voorts zijn ter zitting verschenen mr. R.B.R. Henke, namens het PPE.

Het Tuchtgerecht heeft op dezelfde dag in het openbaar uitspraak gedaan.

Verweten gedraging:

Van twee koppels vleeskuikens die op 13 maart 2009 (24.000 vleeskuikens) en 14 augustus 2009 (24.400 vleeskuikens) zijn opgezet, er voorafgaand aan de afvoer van het bedrijf, geen dan wel onvoldoende bloedmonsters zijn onderzocht, dan wel niet zijn genomen, ter controle op het effect van vaccinatie tegen Newcastle Disease, dan wel ter controle op de immuniteitswaarde.

Verklaring van betrokkene:

In het berechtingsrapport is de volgende verklaring van betrokkene opgenomen:

“Het is juist dat er van twee koppels vleeskuikens geen bloedmonsters zijn genomen ter controle op de NCD-vaccinaties. De eerste keer is dierenarts [naam] van dierenartsenpraktijk [naam] te [vestigingsplaats] vergeten de bloedmonsters te nemen en de tweede keer zijn de vleeskuikens vroegtijdig weggegaan omdat deze vanwege een bacterie door de poten begonnen te zakken. Toen de dierenarts vervolgens kwam om bloed te tappen waren de vleeskuikens al weg. De opzetdata die u noemt kunnen wel kloppen. U kunt over beide voorvallen contact opnemen met mijn dierenarts [naam].”

Voorts is in het berechtingsrapport de volgende verklaring van dierenarts [naam] opgenomen:

“Het nemen van bloedmonsters van het koppel met opzetdatum 13 maart 2009 heeft niet plaatsgevonden omdat zowel ik als [naam betrokkene] er op dat moment niet aan gedacht hebben. Ik kom bijna wekelijks op het bedrijf en weet dat er vaker een gedeelte van het koppel eerder wordt afgeleverd. Ik heb tijdens een bezoek aan het bedrijf van [naam betrokkene]  met hem gesproken over de optie om het hele koppel met opzetdatum 14 augustus 2009 vroegtijdig af te leveren. Zonder dat ik het wist was dat, een week later, bij het volgende bezoek, ook gebeurd en waren er geen vleeskuikens meer aanwezig om bloed van te tappen.”

Het Tuchtgerecht heeft kennisgenomen van een brief van gemachtigde van betrokkene, [naam gemachtigde], aan het Tuchtgerecht d.d. 19 april 2010, houdende schriftelijk verweer, waarin de volgende gronden worden aangevoerd:

1.       De dierenarts werkt al sinds 1997 voor het bedrijf van betrokkene en heeft in die tijd nog nooit zijn verplichtingen jegens betrokkene veronachtzaamd.

2.       Betrokkene beseft dat hij eindverantwoordelijke is voor het naleven van de voorschriften en dat een fout van de dierenarts de verwijtbaarheid niet bij hem wegneemt.

3.       Betrokkene en dierenarts zijn terstond na constatering van het verzuim in overleg getreden met de Voedsel- en Warenautoriteit (VWA) en de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD), waarbij is gebleken dat het verzuim niet heeft geleid tot gevolgen voor de gezondheid dan wel anderszins gevaar heeft opgeleverd.

4.       Betrokkene heeft niet eerder een overtreding begaan en heeft een onberispelijke staat van dienst.

5.       Blijkens de schriftelijke verklaring van het CBD is het vanwege het ontbreken van uitslagen van bloedonderzoek niet goed mogelijk om aan de verplichtingen zoals geformuleerd in artikelen 5 en 6 van de Verordening vaccinatie Newcastle Disease (PPE) 2006 te voldoen. Afgaand op die formulering staat evenmin vast dat het onmogelijk is om aan de verplichtingen te voldoen.

6.       Ten aanzien van het nagelaten bloedonderzoek bij het op 14 augustus 2009 opgezette koppel voert gemachtigde aan dat dit koppel in verband met een bacteriële infectie noodzakelijkerwijs vervroegd is geslacht. Daardoor was het bloedonderzoek niet meer mogelijk.

7.       Concluderend verzoekt gemachtigde het CBD niet ontvankelijk te verklaren in haar verzoek aan betrokkene een tuchtrechtelijke maatregel op te leggen, althans dat de door het CBD gevraagde tuchtrechtelijke maatregel niet wordt opgelegd.

Bewijs en verwijtbaarheid:

Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren onder nummer de volgende gedragingen hebben plaatsgevonden:

Het twee keer nalaten van bloedonderzoek ter controle van het effect van de vaccinatie tegen NCD.

Dit levert op:

Twee overtredingen van artikel 2, tweede lid, van de Verordening vaccinatie Newcastle Disease (PPE) 2006.

Motivering van tuchtrechtelijke maatregel(en):

Bij de vorming van zijn oordeel neemt het Tuchtgerecht goede nota van de verklaring van de betrokkene blijkende uit het berechtingsrapport onder nummer NCD09028. Het Tuchtgerecht overweegt als volgt.

De overtreding wordt aangemerkt als een zeer ernstige overtreding. Newcastle Disease (NCD), ook wel pseudo-vogelpest genoemd, is een voor pluimvee zeer besmettelijke ziekte die wordt veroorzaakt door een paramyxovirus. De laatste uitbraak in Nederland dateert van 1992. In het buitenland wordt NCD nog regelmatig vastgesteld. In de moderne pluimveehouderij in Nederland wordt NCD bij pluimvee preventief bestreden door toepassing van daartoe ontwikkelde vaccins. Het preventief vaccineren voorkomt dat de exportpositie van de Nederlandse pluimveesector gevaar loopt vanwege uitbraak van deze ziekte. De ondernemer is voorts verplicht om via bloedonderzoek aan de hand van de Hemagglutinatieremmingstest (HAR) te laten controleren of de uitgevoerde vaccinaties hebben geleid tot een voldoende hoge weerstand tegen NCD. Deze monitoring is een essentieel onderdeel van het beheersbeleid NCD van het Productschap Pluimvee en Eieren.

Ter verweer is aangevoerd dat betrokkene al sinds 1997 gebruik maakt van de diensten van dezelfde dierenarts. Daarbij is niet eerder iets misgegaan. Betrokkene stelt daarbij terecht dat hij zelf verantwoordelijk is voor de naleving van de voorschriften, ook al is de overtreding een gevolg van nalatig handelen door de dierenarts. De verordening richt zich tot de pluimveehouder en voor zover bepaalde voorschriften verplicht door een bevoegde dierenarts moeten worden uitgevoerd, wordt van de pluimveehouder verwacht daarover goede afspraken met zijn dierenarts te maken.

Het feit dat betrokkene en de dierenarts onmiddellijk na de constatering van het verzuim contact hebben gezocht met de VWA en GD getuigt van een consciëntieuze bedrijfsvoering. Het Tuchtgerecht stelt voorts vast dat betrokkenen niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel opgelegd hebben gekregen.

De hierboven onder 5. genoemde verweergrond is gericht tegen een omstandigheid die door de voorzitter van het productschap is genoemd, maar waaraan in de schriftelijke verklaring geen consequenties zijn verbonden.

Het feit dat ten aanzien van het op 14 augustus 2009 opgezette koppel geen bloedmonsters konden worden genomen, omdat dit koppel noodgedwongen een week eerder ter slacht was afgevoerd dan gepland, is een omstandigheid die niet geheel voorzienbaar was. Toch behoort de pluimveehouder naar het oordeel van het Tuchtgerecht bij de planning van de monsterneming ten behoeve van bloedonderzoek met dergelijke onvoorziene omstandigheden rekening te houden, en in een dergelijk geval onmiddellijk contact met de dierenarts op te nemen.

In zijn conclusie verzoekt gemachtigde namens betrokkene het CBD niet ontvankelijk te verklaren in haar verzoek om een tuchtrechtelijke maatregel. Het Tuchtgerecht begrijpt dit als een verzoek tot het niet ontvankelijk verklaring van de voorzitter van het productschap. Het Tuchtgerecht ziet naar aanleiding van het gevoerde verweer echter geen aanleiding om tot niet ontvankelijkheid van de voorzitter van het productschap te concluderen, noch geeft het verweer aanleiding om af te zien van het opleggen van een tuchtrechtelijke maatregel.

Het Tuchtgerecht stelt vast dat het in artikel 2, tweede lid, van de Verordening vaccinatie Newcastle Disease (PPE) 2006 twee keer is overtreden en legt voor beide overtredingen een geldboete op. Omdat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd, legt het Tuchtgerecht de geldboetes deels voorwaardelijk op.

Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete is het Tuchtgerecht bij gebrek aan precieze gegevens ervan uitgegaan dat betrokkene een bedrijf heeft van gemiddelde omvang.

Toepasselijke artikelen:

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.

Maatregelen:

Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, dat betrokkene - gelet op artikel 11, eerste lid, van de Verordening vaccinatie Newcastle disease (PPE) 2006 - de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:

1.       Een geldboete van € 750 (zevenhonderd vijftig euro), waarvan € 375 (driehonderd vijfenzeventig euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;

2.       Een geldboete van € 750 (zevenhonderd vijftig euro), waarvan € 375 (driehonderd vijfenzeventig euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Het voorwaardelijke deel van de tuchtrechtelijke maatregel wordt ten uitvoer gelegd, indien na het onherroepelijk worden van deze uitspraak niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat binnen de proeftijd niet één van de bepalingen van het bij of krachtens het bepaalde in de  Verordening vaccinatie Newcastle disease (PPE) 2006 dan wel enige verordening houdende bepalingen omtrent hygiënevoorschriften met betrekking tot de pluimveehouderij mag worden overtreden.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door mr. L.F.A. Husson , voorzitter, en mr. drs. H. Lommers, P. Vingerling, leden, in aanwezigheid van mr. K. Feenstra, secretaris.