ECLI:NL:TPETPVE:2010:YD0078 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE3810

ECLI: ECLI:NL:TPETPVE:2010:YD0078
Datum uitspraak: 06-07-2010
Datum publicatie: 06-07-2010
Zaaknummer(s): TPPE3810
Onderwerp: Dierengezondheid
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie:   Betrokkene heeft nagelaten een monitoringsonderzoek aviaire influenza door een dierenarts te laten uitvoeren op zijn biologisch bedrijf, uit vrees voor insleep van besmettelijke dierziekte die in de omgeving van het bedrijf was vastgesteld. Onterecht, aangezien juist dierenartsen gespecialiseerd zijn in voorzorgsmaatregelen om besmettingen op bedrijven tijdens hun praktijkuitoefening tegen te gaan.  

Zaaknummer :

TPPE 38/2010

Betrokkene:

[naam]

[adres]

Datum:

6 juli 2010

Gang van zaken:

De zaak berust op een schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, van de voorzitter van het Productschap Pluimvee en Eieren (PPE) d.d. 8 juni 2010. In deze schriftelijke verklaring wordt verwezen naar correspondentie tussen de voorzitter van het PPE en betrokkene. In de brief van 10 februari 2010 kondigt de voorzitter naar aanleiding van zijn bevindingen betreffende nagelaten monitoring aviaire influenza tuchtrechtelijke vervolging aan.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 6 juli 2010 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.

Ter zitting is verschenen de heer [naam betrokkene], geboren op [geboortedatum], thans wonende aan [adres].

Voorts is ter zitting verschenen mr. R.B.R. Henke, namens het PPE.

Het Tuchtgerecht heeft op dezelfde dag in het openbaar uitspraak gedaan.

Verweten gedraging:

Administratieve controle heeft uitgewezen dat betrokkene niet alleen het vierde kwartaal van 2009, maar ook het eerste en het tweede kwartaal van 2009 heeft nagelaten bloedmonsters van door hem gehouden pluimvee met een vrije uitloop ter beschikking, te laten onderzoeken op de aanwezigheid van antistoffen tegen aviaire influenza.

Verklaring van betrokkene:

Ter terechtzitting heeft betrokkene onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:

“In het najaar van 2009 heeft het productschap een ophokplicht afgekondigd, waarbij ik mijn bedrijf dicht heb moeten doen. Daarbij heb ik behalve mezelf ook geen andere mensen meer op mijn bedrijf toegelaten, ook geen dierenarts. In 2003 heb ik vogelpest op het bedrijf gehad. Daarom ben ik nu uiterst voorzichtig. Ook de financiële gevolgen voor mijn bedrijf zijn bij zo’n besmetting erg groot. Ik heb een biologisch bedrijf. Recentelijk is weer een ophokplicht afgekondigd voor bedrijven met Freilandkippen in de buurt. Ten aanzien van biologische leghenenbedrijven wordt door het productschap alleen een ophokadvies gegeven. Dat begrijp ik niet. In het vervolg zal ik me tot de Gezondheidsdienst voor Dieren en mijn eigen dierenarts wenden als mij iets niet duidelijk is.”

Het Tuchtgerecht heeft kennisgenomen van een brief van betrokkene aan de voorzitter van het productschap, d.d. 19 februari 2010. Daarin geeft betrokkene aan dat op 15 juli 2009 voor het laatst bloedmonsters zijn genomen ten behoeve van monitoring aviaire influenza. In verband met de ophokplicht in het najaar van 2009, In verband met Coryza en Salmonella gallinariumbesmettingen in de omgeving, heeft betrokkene tijdelijk niemand op zijn bedrijf toegelaten. Op 10 februari 2010 is de monitoring aviaire influenza voortgezet. De uitslagen daarvan zijn bij het productschap bekend.

Bewijs en verwijtbaarheid:

Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren onder nummer [KIP-nummer], de volgende gedraging heeft plaatsgevonden:

Het nalaten van monitoringsonderzoek aviaire influenza in het vierde kwartaal van 2009.

Dit levert op:

Een overtreding van artikel 2, eerste lid, juncto artikel 3, tweede lid, van de Verordening monitoring aviaire influenza (PPE) 2005.

Motivering van tuchtrechtelijke maatregel(en):

Bij de vorming van zijn oordeel neemt het Tuchtgerecht goede nota van de verklaring van de betrokkene blijkende uit zijn brief aan de voorzitter van het PPE, d.d. 19 februari 2010.

Op grond van het bovenstaande overweegt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, het volgende:

Aviaire influenza is een besmettelijke dierziekte die bij de laatste uitbraak in Nederland in 2003 grote schade aan de pluimvee- en eiersector heeft toegebracht. Preventieve maatregelen om een dergelijke uitbraak te voorkomen zijn van evident belang. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft daartoe, bij artikel 3a, eerste en tweede lid, van de regeling monitoring Aviaire Influenza 2003, medewerking gevorderd van het PPE. Het PPE heeft een monitoringsprogramma opgesteld en de monitoringsplicht verankerd in de Verordening monitoring aviaire influenza (PPE) 2005. Pluimveehouders in Nederland moeten op regelmatige basis bloedonderzoek laten uitvoeren op de eventuele aanwezigheid van antistoffen tegen aviaire influenza. Nalaten van dit onderzoek ondermijnt het noodzakelijke inzicht in de gezondheidssituatie van de Nederlandse pluimveestapel en creëert daarmee een potentieel risico voor de Nederlandse pluimveesector.

Monitoring aviaire influenza is daarmee van essentieel belang voor het gezond houden van de Nederlandse pluimveestapel. Het nalaten van monitoring is een zeer ernstige overtreding.

Betrokkene geeft in zijn brief d.d. 19 februari 2010 aan dat de ophokplicht in verband met Coryza en Salmonella gallinarium in de omgeving van het bedrijf van betrokkene, eraan in de weg stonden iemand toe te laten op het bedrijf voor het nemen van bloedmonsters in het kader van monitoringsonderzoek aviaire influenza. Dit verweer slaagt niet. Ook als de dieren binnen gehouden moeten worden, zijn er met inachtnemening van extra hygiënemaatregelen, voldoende mogelijkheden om toch bloed door een dierenarts af te laten nemen. Dierenartsen zijn juist de mensen die op bedrijven komen waar dierziekten heersen en om die reden gespecialiseerd in de voorzorgsmaatregelen om insleep of uitsleep van besmettelijke dierziekten te voorkomen. Dat betrokkene uit voorzorg geen mensen op zijn bedrijf heeft toegelaten, is gezien de omstandigheden van het geval niet onbegrijpelijk, maar daarbij had hij naar het oordeel van het Tuchtgerecht de dierenarts toe kunnen laten voor het nemen van bloedmonsters.

Met betrekking tot het onderscheid tussen Freilandkippen en biologische leghennenbedrijven is van de zijde van het productschap ter zitting uitgelegd dat in gevallen van betrekkelijk besmettingsgevaar voor leghennenbedrijven met bijvoorbeeld Freilandkippen een ophokplicht wordt afgekondigd, maar voor biologische leghennenbedrijven, gezien de Europeesrechtelijke verplichting van vrije uitloop, wordt volstaan met een ophokadvies. De monitoringsplicht aviaire influenza blijft ook in dat geval onverkort van kracht.

Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting is aangevoerd, is naar het oordeel van het Tuchtgerecht voor het overige niet gebleken dat betrokkene een onzorgvuldige bedrijfsvoering heeft. Hij geeft aan de monitoring sinds februari 2010 weer wordt uitgevoerd.

Voor het nalaten van monitoring aviaire influenza in het najaar van 2009 legt het Tuchtgerecht een geldboete op. Omdat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd, legt het Tuchtgerecht de geldboete deels voorwaardelijk op.

Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete is tevens rekening gehouden met het feit dat betrokkene een bedrijf heeft van relatief kleine omvang.

Beslissing:

Gelet op het bovenstaande wordt betrokkene - gelet op artikel 8a van de Verordening monitoring aviaire influenza (PPE) 2005 - de volgende tuchtrechtelijke maatregel opgelegd:

Een geldboete van € 600 (zegge: zeshonderd euro), waarvan € 375 (zegge: driehonderd vijfenzeventig euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Het voorwaardelijke deel van de tuchtrechtelijke maatregel wordt ten uitvoer gelegd, indien na het onherroepelijk worden van deze uitspraak niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat binnen de proeftijd niet één van de bepalingen van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening monitoring aviaire influenza (PPE) 2005 dan wel enige verordening houdende bepalingen omtrent hygiënevoorschriften met betrekking tot de pluimveehouderij mag worden overtreden.

Toepasselijke artikelen:

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door mr. L.F.A. Husson, voorzitter, mr. drs. J.Y.B. Jansen en mr. drs. H. Lommers, leden, in aanwezigheid van mr. K. Feenstra, secretaris.