ECLI:NL:TPETPVE:2010:YD0071 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE2610

ECLI: ECLI:NL:TPETPVE:2010:YD0071
Datum uitspraak: 28-06-2010
Datum publicatie: 28-06-2010
Zaaknummer(s): TPPE2610
Onderwerp: Hygiënevoorschriften
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: Nalaten 15-wekelijks Salmonellaonderzoek bij leghennen. Geldboete.

Zaaknummer :

TPPE 26/2010

Betrokkene:

[bedrijfsnaam]

[adres]

Datum:

28 juni 2010

Gang van zaken:

De zaak berust op een berechtingsrapport dat de Stichting Controlebureau voor Pluimvee, Eieren en Eiproducten (CPE) heeft opgemaakt onder nummer L09089, naar aanleiding van een op 28 oktober 2009 door een controleur van genoemde stichting gehouden inspectie op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren (PPE) onder nummer [KIP-nummer].

Bovengenoemd berechtingsrapport houdt in de constatering van de navolgende feiten door betrokkene begaan, zoals in de in deze zaak opgemaakte schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, omschreven.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 8 juni 2010 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.

Betrokkene is behoorlijk en tijdig bij aangetekende brief opgeroepen, doch is niet op de terechtzitting verschenen; tegen betrokkene is verstek verleend.

Voorts zijn ter zitting verschenen mr. R.B.R. Henke, namens het PPE, en de heer H.J.G. Altena, namens het CPE.

Het Tuchtgerecht heeft op 28 juni 2010 uitspraak gedaan.

Verweten gedraging:

Niet kon worden aangetoond dat het koppel dat op 16 en 18 juli 2007 in hok 3 was opgezet medio juni was onderzocht op de aanwezigheid van Salmonella.

Daarmee is niet voldaan aan de verplichting ten minste elke 15 weken monsters te nemen en deze te laten analyseren op de aanwezigheid van Salmonella.

Verklaring van betrokkene:

In voormeld berechtingsrapport is de volgende verklaring van betrokkene opgenomen:

“Voor wat betreft het ontbreken van de Salmonella-uitslag van het koppel dat in juli 2008 vanuit stal 3 is weggegaan, kan ik u niet anders zeggen dan dat wij toen nog niet gewend waren dat het Salmonella-onderzoek elke 15 weken uitgevoerd moet worden. Ik ging er van uit dat dat nog via het bloed ging, want zoals u heeft kunnen zien heb ik in maart 2008 immers nog wel een Salmonella-onderzoek via het bloed laten uitvoeren door de Gezondheidsdienst.”

Bewijs en verwijtbaarheid:

Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren onder nummer [KIP-nummer], de volgende gedraging heeft plaatsgevonden:

Het nalaten van Salmonellaonderzoek bij een koppel pluimvee.

Dit levert op:

Een overtreding van artikel 4, eerste en tweede lid, onder b., van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007.

Motivering van tuchtrechtelijke maatregel(en):

Bij de vorming van zijn oordeel neemt het Tuchtgerecht goede nota van de verklaring van de betrokkene blijkende uit het berechtingsrapport onder nummer L09089.

Op grond van het bovenstaande overweegt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, het volgende: Voor de pluimveesector is een “Plan van Aanpak” opgesteld om besmettingen van pluimvee met Salmonella en Campylobacter terug te dringen teneinde de consument een betere bescherming te bieden tegen mogelijke door deze besmettingen te veroorzaken gezondheidsproblemen. Een samenstel van maatregelen is thans van kracht op grond van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 2007. Teneinde het met het plan van aanpak beoogde doel te bereiken, is het van het grootste belang dat een ieder zich houdt aan het totale pakket van de geldende maatregelen.

De verweten gedraging heeft betrekking op de in de schriftelijke verklaring vermelde periode, medio juni, waarvan het bedoelde jaar, 2008, niet wordt vermeld. Uit de verklaring van betrokkene, zoals in het berechtingsrapport weergegeven, blijkt dat betrokkene goed heeft begrepen op welke periode de verweten gedraging ziet, zodat hij niet in zijn verdediging is geschaad. Betrokkene stelt niet gewend te zijn geweest aan de 15 wekelijkse rooster voor Salmonellaonderzoeken. De regelgeving is op dit punt echter duidelijk. Het Tuchtgerecht rekent betrokkene de overtreding daarom wel aan. Omdat in het berechtingsrapport voor het overige niet de indruk wordt gewekt dat betrokkene een onzorgvuldige bedrijfsvoering heeft, en omdat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd, legt het Tuchtgerecht de geldboete deels voorwaardelijk op.

Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete is tevens rekening gehouden met het feit dat betrokkene een bedrijf heeft van gemiddelde omvang.

Beslissing:

Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, dat betrokkene - gelet op artikel 13, eerste lid, van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 2007 - de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:

Een geldboete van € 500 (zegge: vijfhonderd euro), waarvan € 250 (zegge: tweehonderd vijftig euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Het voorwaardelijke deel van de tuchtrechtelijke maatregel wordt ten uitvoer gelegd, indien na het onherroepelijk worden van deze uitspraak niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat binnen de proeftijd niet één van de bepalingen van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 2007 dan wel enige verordening houdende bepalingen omtrent hygiënevoorschriften met betrekking tot de pluimveehouderij mag worden overtreden.

Toepasselijke artikelen:

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door mevrouw mr. W.N. Everts, voorzitter, mr. drs. J.Y.B. Jansen en A. van Schie, leden, in aanwezigheid van mr. K. Feenstra, secretaris.