ECLI:NL:TPETPVE:2010:YD0069 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE2810

ECLI: ECLI:NL:TPETPVE:2010:YD0069
Datum uitspraak: 28-06-2010
Datum publicatie: 28-06-2010
Zaaknummer(s): TPPE2810
Onderwerp: Hygiënevoorschriften
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: Uitslag Campylobacteronderzoek ontbreekt in administratie. Voor het overige een aantoonbaar zorgvuldige bedrijfsvoering. Geheel voorwaardelijke geldboete.

Zaaknummer :

TPPE 28/2010

Betrokkene:

[bedrijfsnaam]

[naam betrokkene]

[adres]

Datum:

28 juni 2010

Gang van zaken:

De zaak berust op een berechtingsrapport dat de Stichting Controlebureau voor Pluimvee, Eieren en Eiproducten (CPE) heeft opgemaakt onder nummer V09115, naar aanleiding van een op 12 november 2009 door een controleur van genoemde stichting gehouden inspectie op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren (PPE) onder nummer [KIP-nummer].

Bovengenoemd berechtingsrapport houdt in de constatering van de navolgende feiten door betrokkene begaan, zoals in de in deze zaak opgemaakte schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, omschreven.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 8 juni 2010 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.

Ter terechtzitting is verschenen de heer [naam betrokkene], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende aan de [adres], maat van de maatschap (hierna: betrokkene).

Voorts zijn ter zitting verschenen mr. R.B.R. Henke, namens het PPE, en de heer H.J.G. Altena, namens het CPE.

Het Tuchtgerecht heeft op 28 juni 2010 uitspraak gedaan.

Verweten gedraging:

Niet kon worden aangetoond dat gedurende de periode oktober 2008 tot september 2009 steeds twee maal per twaalf maanden onderzoek is verricht bij de gehouden vleeskuikens naar de aanwezigheid van Campylobacter. In deze periode is slechts op 11 september 2009 bedoeld onderzoek verricht.

Verklaring van betrokkene:

Ter terechtzitting heeft betrokkene het volgende ter verweer aangevoerd:

·         Betrokkene is ervan overtuigd het onderzoek wel te hebben laten uitvoeren, maar kan alleen de uitslag niet vinden. Navraag bij Plukon, waar het Campylobacteronderzoek is uitgevoerd, heeft ook niks opgeleverd.

·         In november 2009 is weer een Campylobacteronderzoek uitgevoerd.

·         Betrokkene is op de hoogte van de voorschriften en heeft zich altijd zo goed mogelijk aan de voorschriften gehouden.

Bewijs en verwijtbaarheid:

Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren onder nummer [KIP-nummer], de volgende gedraging heeft plaatsgevonden:

Het nalaten van Campylobacteronderzoek in de periode januari/februari/maart van 2009.

Dit levert op:

Een overtreding van artikel 4, derde lid, onder e., van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007.

Motivering van tuchtrechtelijke maatregel(en):

Bij de vorming van zijn oordeel neemt het Tuchtgerecht goede nota van de verklaring van de betrokkene blijkende uit het berechtingsrapport onder nummer V09115.

Op grond van het bovenstaande overweegt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, het volgende: Voor de pluimveesector is een “Plan van Aanpak” opgesteld om besmettingen van pluimvee met Salmonella en Campylobacter terug te dringen teneinde de consument een betere bescherming te bieden tegen mogelijke door deze besmettingen te veroorzaken gezondheidsproblemen. Een samenstel van maatregelen is thans van kracht op grond van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 2007. Teneinde het met het plan van aanpak beoogde doel te bereiken, is het van het grootste belang dat een ieder zich houdt aan het totale pakket van de geldende maatregelen.

Betrokkene beweert het onderzoek wel te hebben laten doen, maar kan alleen de analyseresultaten niet vinden. Gezien de bedrijfsgeschiedenis, waarbij nog nooit een overtreding is vastgesteld, is naar het oordeel van het Tuchtgerecht geen sprake van onzorgvuldige bedrijfsvoering. Vaststaat dat de Campylobacteradministratie een omissie bevat en dat daardoor een gat in de Campylobactermonitoring is ontstaan. De omstandigheden van het geval in beschouwing nemend en het feit dat Campylobacteronderzoek nochtans alleen monitoring tot doel heeft, acht het Tuchtgerecht hier een geheel voorwaardelijke geldboete op zijn plaats.

Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete is tevens rekening gehouden met het feit dat het bedrijf van betrokkene een omvang van gemiddelde grootte heeft.

Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete is tevens rekening gehouden met het feit dat betrokkene een bedrijf heeft van gemiddelde omvang.

Beslissing:

Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, dat betrokkene - gelet op artikel 13, eerste lid, van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 2007 - de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:

Een voorwaardelijke geldboete van € 500 (zegge: vijfhonderd euro).

Het voorwaardelijke deel van de tuchtrechtelijke maatregel wordt ten uitvoer gelegd, indien na het onherroepelijk worden van deze uitspraak niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat binnen de proeftijd niet één van de bepalingen van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 2007 dan wel enige verordening houdende bepalingen omtrent hygiënevoorschriften met betrekking tot de pluimveehouderij mag worden overtreden.

Toepasselijke artikelen:

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door mevrouw mr. W.N. Everts, voorzitter, mr. drs. J.Y.B. Jansen en A. van Schie, leden, in aanwezigheid van mr. K. Feenstra, secretaris.