ECLI:NL:TPETPVE:2010:YD0063 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE0410

ECLI: ECLI:NL:TPETPVE:2010:YD0063
Datum uitspraak: 23-02-2010
Datum publicatie: 26-04-2010
Zaaknummer(s): TPPE0410
Onderwerp: Hygiënevoorschriften
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: Nalaten inzending inlegvellen bij aanlevering eendagskuikens. In tegenstelling tot oude leverancier, stuurt de nieuwe leverancier de inlegvellen niet zelf naar het laboratorium. Betrokkene reageert adequaat. In verband met conscientieuze werkhouding een geheel voorwaardelijke geldboete. 

U I T S P R A A K

Zaaknummer:

TPPE 04/2010

Betrokkene:

[naam firma]

[naam betrokkene]

[adres]

Datum:

23 februari 2010

OVERWEGINGEN

Gang van zaken:

De zaak berust op een berechtingsrapport dat de Stichting Controlebureau voor Pluimvee, Eieren en Eiproducten (CPE) heeft opgemaakt onder nummer V09025, naar aanleiding van een op 9 april 2009 door een controleur van genoemde stichting gehouden inspectie op het bedrijf van betrokkene dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren (PPE) onder nummer [KIP-nummer].

Bovengenoemd berechtingsrapport houdt in de constatering van de navolgende feiten door betrokkene begaan, zoals in de in deze zaak opgemaakte schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, omschreven.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 23 februari 2010 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.

Ter terechtzitting is verschenen [naam betrokkene], medevennoot van [naam firma].

Voorts zijn ter zitting verschenen mr. R.B.R. Henke en de heer R. te Loo, namens het PPE, en de heer H.J.G. Altena, namens het CPE.

Het Tuchtgerecht heeft op dezelfde dag in het openbaar uitspraak gedaan.

Verweten gedraging:

Niet kon worden aangetoond dat, bij levering op het bedrijf, het koppel met opzetdatum 8 september 2008 was onderzocht op de aanwezigheid van Salmonella door middel van monstername en analyse van de genomen monsters.

Verklaring van betrokkene:

Ter terechtzitting heeft de vertegenwoordiger van betrokkene onder meer, zakelijk weergegeven, verklaard:

“De firma heeft behalve een pluimveehouderij ook een akkerbouwbedrijf, waarin ik werkzaam ben. De overtreding waarvoor ik mij hier verantwoord, is het gevolg van een misverstand. We kregen een nieuwe leverancier, die geen inlegvellen bijleverde die voor Salmonellaonderzoek konden worden ingestuurd. We hebben er nog achteraan gebeld, maar het nagelaten onderzoek was toen al een feit. Hierover zijn nu duidelijke afspraken gemaakt, en het gaat nu ook goed.”

Bewijs en verwijtbaarheid:

Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is bij het Productschap Pluimvee en Eieren onder nummer [KIP-nummer], het volgende strafbare feit heeft plaatsgevonden:

Het nalaten van bemonstering en onderzoek naar aanwezigheid van Salmonella bij afvoer van pluimvee.

Dit levert op:

een overtreding van artikel 4, eerste lid, van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007.

Motivering van tuchtrechtelijke maatregel:

Bij de vorming van zijn oordeel neemt het Tuchtgerecht goede nota van de verklaring van de betrokkene blijkende uit het berechtingsrapport onder nummer V09025. Het Tuchtgerecht overweegt als volgt.

Op grond van het bovenstaande overweegt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, het volgende: Voor de pluimveesector is een “Plan van Aanpak” opgesteld om besmettingen van pluimvee met Salmonella en Campylobacter terug te dringen teneinde de consument een betere bescherming te bieden tegen mogelijke door deze besmettingen te veroorzaken gezondheidsproblemen. Een samenstel van maatregelen is thans van kracht op grond van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 2007. Teneinde het met het plan van aanpak beoogde doel te bereiken is het van het grootste belang dat een ieder zich houdt aan het totale pakket van de geldende maatregelen.

In het onderhavige geval is nagelaten inlegvellen in te sturen na de levering van eendagskuikens. Deze werden altijd door de leverancier volgens bestendig gebruik ingestuurd, waarna betrokkene de uitslag toegestuurd kreeg. Toen dat na een levering door een nieuwe leverancier niet gebeurde heeft betrokkene met de nieuwe leverancier gebeld. Het nagelaten onderzoek kon niet meer worden uitgevoerd. Betrokkene heeft hierna naar eigen zeggen goede afspraken met de nieuwe leverancier gemaakt.

Naar het oordeel van het Tuchtgerecht heeft betrokkene onder de gegeven omstandigheden gedaan wat van hem verwacht mocht worden. De overtreding wordt hem weliswaar aangerekend, maar gelet op de consciëntieuze houding en de reactie van betrokkene, besluit het Tuchtgerecht de geldboete geheel voorwaardelijk op te leggen.

Bij het vaststellen van de hoogte van de geldboete is tevens rekening gehouden met het feit dat het bedrijf van betrokkene relatief wat kleiner is dat gemiddeld.

Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, dat betrokkene - gelet op artikel 13, eerste lid, van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 2007 - de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:

een geheel voorwaardelijke geldboete van € 400 (zegge: vierhonderd euro), met een proeftijd van twee jaar.

De maatregel wordt ten uitvoer gelegd, indien na het onherroepelijk worden van deze uitspraak aan de volgende voorwaarde niet is voldaan: binnen de proeftijd wordt niet één van de bepalingen van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 2007 dan wel van enige verordening houdende bepalingen omtrent hygiënevoorschriften met betrekking tot de pluimveehouderij, overtreden.

Toepasselijke artikelen:

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door mr. L.F.A. Husson, voorzitter, en mw. mr. W.N. Everts en ing. J. Bazuin, leden, in aanwezigheid van mr. K. Feenstra, secretaris.