ECLI:NL:TNOKZUT:2010:YC0618 Kamer van toezicht Zutphen 8/2010

ECLI: ECLI:NL:TNOKZUT:2010:YC0618
Datum uitspraak: 02-12-2010
Datum publicatie: 31-05-2011
Zaaknummer(s): 8/2010
Onderwerp: Overig
Beslissingen: Klacht gegrond met berisping
Inhoudsindicatie:   De notaris heeft klachtwaardig gehandeld door niet (tijdig) te voldoen aan zijn wettelijke verplichting de jaarstukken bij het BFT in te dienen. Klacht gegrond. In het verleden is al vaker verzuimd de jaarstukken op tijd in te sturen. Twee eerdere klachten zijn gegrond verklaard. De eerste keer is een waarschuwing gegeven. De tweede keer een berisping. De Kamer van Toezicht volstaat met een berisping omdat slechts twee voor het toezicht minder belangrijke stukken ontbraken en de afgelopen vijf jaren de jaarstukken wel tijdig werden ingediend. 

KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN

DE KANDIDAAT-NOTARIS­SEN TE ZUTPHEN

Klachtnummer: 8/2010

Beslissing inzake de klacht van:

de openbare rechtspersoon, het

BUREAU FINANCIEEL TOEZICHT (BFT),

gevestigd te Utrecht,

vertegenwoordigd door ,

klager,

tegen

                                                                        [notaris],

notaris te [plaats].

Partijen worden in deze beslissing mede aangeduid als het BFT en de notaris.

1          Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-          de klacht van 4 juni 2010 met bijlage;

-          de reactie van de notaris van 15 juli 2010;

-          het proces-verbaal van de openbare vergadering van de Kamer van 14 oktober 2010.

2          Vaststaande feiten

2.1              De notaris heeft niet voldaan aan zijn verplichting om de volledige jaarstukken over 2009 tijdig bij het BFT in te dienen; de privé-vermogensopstelling (v-staat) en de inkomensopstelling (i-staat) ontbraken.

2.2              De notaris heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid vermeld in artikel 24, vierde lid, Wet op het Notarisambt (WNA) om op grond van bijzondere omstandigheden uitstel te vragen. Hij heeft evenmin gereageerd op de herinneringsbrief van het BFT van 21 mei 2010, waarin werd verzocht om uiterlijk vóór 1 juni 2010 de ontbrekende stukken alsnog in te leveren.

2.3              De ontbrekende privé-vermogensopstelling en inkomensopstelling zijn op 11 juni 2010, na indiening van de klacht door het BFT, alsnog door de notaris ingediend.

3          De klacht, de gronden waarop deze berust en het verweer

3.1              De notaris heeft klachtwaardig gehandeld door niet (tijdig) te voldoen aan zijn wettelijke verplichting de jaarstukken bij het BFT in te dienen. Ondanks de op 21 mei 2010 verzonden herinnering had de notaris op 4 juni 2010 nog niet (geheel) voldaan aan zijn verplichting tot indiening van de jaarstukken.

Het handelen van de notaris belemmert een adequaat en goed georganiseerd toezicht op het financiële beheer van de notariële praktijk. Aan het BFT is niet gebleken van disculperende omstandigheden aan de zijde van de notaris.

Met betrekking tot het belang van de ontbrekende stukken voor het houden van toezicht, heeft het BFT tijdens de mondelinge behandeling van de klacht erop gewezen dat ter vaststelling van het notarieel aansprakelijk vermogen, ook de privé-situatie van een notaris van belang is. Het BFT is wel in bezit van historische informatie, maar er kan in een jaar tijd zeker in de huidige economische omstandigheden veel veranderen in iemands privévermogen.

Het BFT heeft hieraan toegevoegd dat - overeenkomstig het eigen klachtenbeleid - altijd bij overschrijding van de termijn een klacht van het BFT volgt, ongeacht de ernst van de zaak.

3.2              De verweren van de notaris komen in het navolgende, voor zover nodig, aan de orde.

4.         De beoordeling van de klacht

4.1              Ingevolge het bepaalde in artikel 112, eerste lid, van de WNA in samenhang met artikel 24, vierde lid, van de WNA rust op de notaris de verplichting om de jaarstukken aanstonds na het verstrijken van een termijn van vier maanden na afloop van het boekjaar bij het BFT in te dienen. De notaris heeft erkend dat hij met betrekking tot de jaarstukken over 2009 niet aan deze verplichting heeft voldaan, hoewel hij erop heeft gewezen dat alleen een kopie van de aangifte inkomstenbelasting en het vermogensoverzicht nog niet waren ingediend. Hij heeft hier nog wel aan toegevoegd dat het toezicht door het BFT niet kan zijn belemmerd door een dergelijke korte overschrijding van de indieningstermijn.

4.2              Door niet te voldoen aan de verplichting tot het tijdig indienen van de volledige jaarstukken heeft de notaris het BFT in zijn taak om toezicht te houden op de naleving van de voor het notariaat geldende regelingen op financieel gebied gefrustreerd.

De Kamer acht de klacht dan ook gegrond.

4.3              Hoewel de Kamer de stelling van het BFT onderschrijft dat het geven van inzicht in het privé-vermogen van de notaris van belang is voor het vaststellen van het notarieel aansprakelijk vermogen, meent zij tegelijkertijd dat door het ontbreken van de betreffende stukken het toezicht niet ernstig is belemmerd, gelet ook op de kwartaalcijfers die notarissen momenteel aan het BFT verstrekken. Daarnaast is de overschrijding van de uiterste termijn slechts kort geweest.

Hier staat echter tegenover dat het niet de eerste keer is dat de notaris heeft verzuimd om zijn jaarstukken tijdig in te dienen. De Kamer heeft in haar uitspraak van 24 oktober 2002 de notaris de maatregel van waarschuwing opgelegd, aangezien hij meermalen de jaarstukken niet tijdig had ingediend en enkele malen niet aan de bewaringseis had voldaan. In haar uitspraak van 10 januari 2006 heeft de Kamer de klacht van het BFT dat de jaarstukken niet tijdig waren ingediend gegrond verklaard en, rekening houdend met de eerdere waarschuwing, de notaris een berisping opgelegd.

4.4              De Kamer acht deze eerdere gegrondverklaarde klachten van belang voor de beoordeling van de verwijtbaarheid van het voorliggende verzuim. Uit deze klacht blijkt dat de notaris toch weer onvoldoende prioriteit is gaan geven aan zijn administratieve verplichtingen. Met name het feit dat de notaris in het geheel niet heeft gereageerd op de herinnering van het BFT, rekent de Kamer hem zwaar aan. Kennelijk hebben de twee in het verleden opgelegde maatregelen bij de notaris niet een blijvende verandering in zijn gedrag teweeggebracht.

Om die reden heeft de Kamer overwogen om een schorsing van enkele dagen op te leggen. Zij ziet hiervan af omdat slechts twee voor het toezicht minder belangrijke stukken ontbraken en de afgelopen vijf jaren de jaarstukken wel tijdig werden ingediend.

De Kamer is van oordeel dat met de maatregel van berisping kan worden volstaan.

4.5              Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

5.         De beslissing

            De Kamer:

verklaart de klacht gegrond;

legt aan de notaris de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. G. Vrieze, plaatsvervangend voorzitter, dhr. E. Bos en mr. E.J. Oostrik, leden, mr. M.C.J. Heessels en mr. E.R. Koers, plaatsvervangende leden, zulks in tegenwoordigheid van mr. W.E. Markus-Burger als secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 2 december 2010.

            secretaris                                             plaatsvervangend voorzitter

Binnen 30 dagen na de dag van verzending van de brief, waarbij deze beslissing wordt toegezonden, kan hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam. Het beroepschrift dient binnen de termijn van 30 dagen door het Gerechtshof te zijn ontvangen. Het adres van het Gerechtshof luidt: Gerechtshof te Amsterdam t.a.v. kamer 17A, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.