ECLI:NL:TNOKSGR:2010:YC0488 Kamer van toezicht 's-Gravenhage 10-05

ECLI: ECLI:NL:TNOKSGR:2010:YC0488
Datum uitspraak: 14-07-2010
Datum publicatie: 16-07-2010
Zaaknummer(s): 10-05
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie: Afwikkeling nalatenschap. Notaris had eerder met klaagster in contact moeten treden en wel reeds vanaf het moment dat hij de uitvaartnota en de onkostendeclaratie van klaagster had ontvangen. Door deze nalatige houding is de notaris tekortgeschoten in zijn ambtelijke zorgplicht voor klaagster, die als leek de zaakwaarneming op zich had genomen van de afwikkeling van de nalatenschap en door voormelde opstelling van de notaris geconfronteerd werd met problemen waarvoor de notaris haar als deskundige had kunnen vrijwaren. Klacht gegrond: waarschuwing.

Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-Notarissen

’s-Gravenhage  

Beslissing van 14 juli 2010 inzake de klacht onder nummer 10-05 van:

[...],

hierna te noemen: klaagster,

tegen

[...],

notaris te [...],

hierna te noemen: de notaris.

De procedure

De Kamer heeft kennisgenomen van:

·         de klacht, ingekomen op 22 januari 2010, met bijlagen;

·         het antwoord van de notaris;

·         de repliek van klaagster, met bijlage;

·         de dupliek van de notaris.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 9 juni 2010.

Daarbij waren aanwezig:

·         klaagster bijgestaan door [...], sociaal raadsvrouw verbonden aan de Blankenberg Stichting te Amsterdam,

·         de notaris.

Van het verhandelde is proces­verbaal opgemaakt.

De feiten

Klaagster was tot diens overlijden mentor van [...] [hierna: erflater]. Dit mentorschap hield in, dat zij erflater hielp verzorgen en zijn correspondentie en administratie op haar huisadres ontving en bewaakte. Zij had geen enkele bevoegdheden in zijn financiële zaken. In die zorgverlening werd zij begeleid en ondersteund door een ouderenadviseur, verbonden aan de Blankenberg Stichting te Amsterdam. De administratie werd bij leven van erflater beheerd door deze ouderenadviseur.

Op 7 augustus 2007 is erflater overleden, kort nadat de Stichting CAV als zijn bewindvoerder was aangesteld. Erflater heeft geen erfgenamen nagelaten en heeft zijn vermogen voor goede doelen bestemd.

Nadat klaagster opdracht gegeven had voor de uitvaartwerkzaamheden, ontving zij een rekening op haar naam van PC Uitvaartzorg B.V. [hierna: de uitvaartzorg]. Nadat zij van genoemde ouderenadviseur vernomen had, dat de notaris tot boedelnotaris benoemd was, stuurde zij alle post die zij tot dan ontvangen had, door naar de notaris. Daaronder was ook de rekening van de uitvaartzorg met de herinneringen en aanmaningen die daarop volgden.

Op 23 december 2009 werd klaagster voor het niet voldaan hebben van de declaratie van de uitvaartzorg door de uitvaartzorg gedagvaard voor de zitting van 27 januari 2010 van de rechtbank te Amsterdam. Bij brief van 19 januari 2010 ontving klaagster het bericht van de gerechtsdeurwaarder, belast met de incasso van deze vordering, dat de vordering was voldaan. Op 21 januari 2010 bevestigde de gerechtsdeurwaarder aan de sociaal raadsvrouw, dat de notaris de vordering volledig had voldaan.

De klacht en het verweer van de notaris

De klacht - voor zover gehandhaafd ter zitting - houdt in dat klaagster tot 3 januari 2008 nooit enige reactie gekregen heeft van de notaris op alle door haar ontvangen correspondentie die zij ter afwikkeling van de nalatenschap naar de notaris doorstuurde, ondanks dat zij hierover herhaaldelijk bij het notariskantoor aan de bel trok. Op 3 januari 2008 liet de secretaresse van de notaris aan klaagster weten dat zij nog niet toegekomen waren aan de behandeling van het dossier. Op 1 augustus 2008 ontving klaagster haar onkostenvergoeding van de notaris. In dit verband vernam zij van de ouderenadviseur, dat deze op 21 augustus 2007 de administratie van erflater samen met een declaratie voor de door klaagster gemaakte kosten tot een bedrag van circa € 500 overgedragen had aan de bewindvoerder en dat de bewindvoerder hem had aangegeven dat deze stukken reeds in augustus 2007 en (nogmaals) in september 2007 aan de notaris waren doorgezonden.

Dat de notaris uiteindelijk uit zijn privérekening de onkostendeclaratie van klaagster en de begrafenisnota heeft betaald, is voor klaagster geen excuus voor de gebleken gang van zaken.

Klaagster hoefde geen inhoudelijke reactie van de notaris te hebben over de afwikkeling zelf, maar zij had op zijn minst beschaafd en serieus door de notaris behandeld moeten worden.

De notaris heeft gemotiveerd verweer gevoerd, dat hierna - voor zover nodig - zal worden besproken.

De beoordeling van de klacht

De notaris onderkent de door klaagster geschetste trage afwikkeling. Hij wijt deze aan de trage gang van zaken bij de bewindvoerder. Doordat de informatievoorziening van de kant van de bewindvoerder moeizaam op gang kwam, is het boedeldossier te lang bij hem in de la blijven liggen. Het had niet zover moeten komen dat klaagster een dagvaardingsprocedure in het vooruitzicht werd gesteld. De notaris geeft toe dat het voorgaande niet wegneemt, dat hij eerder aan de bel had kunnen en moeten trekken. Daarom heeft hij uit eigen middelen de uitvaartnota voorgeschoten en daarna klaagster zowel telefonisch als schriftelijk zijn excuses voor gang van zaken aangeboden, aldus de notaris.

Wat er ook zij van de informatievoorziening door de bewindvoerder -  waarover klaagster en de notaris van mening verschillen  - de Kamer van Toezicht is het met de notaris eens dat hij eerder met klaagster in contact had moeten treden en wel -  naar het oordeel van de Kamer  - reeds vanaf het moment dat hij de uitvaartnota en de onkostendeclaratie van klaagster had ontvangen.

De Kamer stelt vast dat de notaris door deze nalatige houding is tekortgeschoten in zijn ambtelijke zorgplicht voor klaagster, die als leek de zaakwaarneming op zich had genomen van de afwikkeling van de nalatenschap en door voormelde opstelling van de notaris geconfronteerd werd met problemen waarvoor de notaris haar als deskundige had kunnen vrijwaren.

De Kamer van Toezicht acht hiervoor de maatregel van waarschuwing gerechtvaardigd en passend.

De beslissing

De Kamer voornoemd:

verklaart de klacht gegrond;

legt de notaris hiervoor de maatregel van waarschuwing op;

bepaalt dat de opgelegde maatregel, nadat deze beslissing in kracht van gewijsde zal zijn gegaan, zal worden tenuitvoergelegd op een nader te bepalen vergadering van de Kamer, waartoe de notaris per aangetekende brief zal worden opgeroepen door de secretaris.

Deze beslissing is gegeven door mrs. P.A. Koppen, voorzitter, R. van der Galiën, G.P. van Ham, J.Z. Moree en J. Smal, bijgestaan door de secretaris, mr. A. Saab, en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2010.

Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH  Amsterdam, binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief.