ECLI:NL:TNOKSGR:2010:YC0470 Kamer van toezicht 's-Gravenhage 09-40

ECLI: ECLI:NL:TNOKSGR:2010:YC0470
Datum uitspraak: 09-06-2010
Datum publicatie: 11-06-2010
Zaaknummer(s): 09-40
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen:
  • Klacht niet-ontvankelijk
  • Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: De stelling van klagers dat de notaris [tweede zoon erflater] met opzet verkeerd had ingelicht over de verjaring, hebben zij bewezen noch aannemelijk gemaakt. Dat de notaris [tweede zoon erflater] gewezen had op de mogelijkheid van verjaring in het licht van zijn verwachtingen omtrent de afwikkeling van de nalatenschap, is naar het oordeel van de Kamer op zichzelf beschouwd informatief bedoeld en daarom niet tuchtrechtelijk laakbaar. Klacht ongegrond op dit onderdeel. Op ander onderdeel niet-ontvankelijk.  

Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-Notarissen

’s-Gravenhage  

Beslissing van 9 juni 2010 inzake de klacht onder nummer 09-40 van:

1.        [...],

hierna te noemen: klaagster,

gemachtigde voor klager sub 2,

2.        [...],

hierna te noemen: klager,

tegen

[...],

notaris te [...],

hierna te noemen: de notaris.

De procedure

De Kamer heeft kennisgenomen van:

·         de klacht, ingekomen op 4 januari 2010, met bijlagen, van klaagster, aangevuld met de brief van 14 januari 2010 van klager tot machtiging van klaagster;

·         het antwoord van de notaris, met bijlagen;

·         de repliek van klaagster met bijlagen, aangevuld met de mails van 15 en 16 april 2010;

·         de dupliek van de notaris.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 mei 2010.

Daarbij waren aanwezig:

·         klaagster,

·         de notaris.

Van het verhandelde is proces­verbaal opgemaakt.

De feiten

Op 4 januari 2004 is [...] (hierna: erflater) overleden. De erven zijn klagers, als de twee kinderen uit het huwelijk van erflater met [...], en de twee kinderen, [tweede zoon erflater] en [tweede dochter erflater], uit een latere relatie van erflater met [tweede partner erflater]. De notaris was als boedelnotaris verantwoordelijk voor de afwikkeling van de nalatenschap.

Van de nalatenschap maken onder meer deel uit een reisbureau, een bedrijfsruimte (wijnhandel) in [plaats] en landbouwgrond in [land].

Bij brief van 17 maart 2008 naar aanleiding van een faxbericht van 13 maart 2008 van klaagster heeft de notaris klaagster meegedeeld wegens het ontbreken van enige vertrouwensbasis tussen hem en klaagster zijn werkzaamheden in de afwikkeling van de nalatenschap met onmiddellijke ingang neer te leggen. De eindafrekening voor zijn werkzaamheden tot die datum heeft hij op 25 maart 2008 aan de erven gezonden.

Voor en na de beëindiging van de werkzaamheden door de notaris is er frequent over de afwikkeling van de nalatenschap gecorrespondeerd tussen klaagster en de notaris. Voor zover nodig zal de Kamer hiernaar verwijzen in de volgende overwegingen.

De klacht en het verweer van de notaris

De klacht - voor zover gehandhaafd in de loop van de procedure - concentreert zich op de volgende verwijten tegen de notaris.

1.        De notaris beweerde tijdens een bijeenkomst op 11 november 2009 op zijn kantoor aan [tweede zoon erflater] - blijkens de mail van 7 december 2009 van [tweede zoon erflater] aan klaagster - dat nagenoeg alle schulden in de nalatenschap verjaard waren, dat de afwikkeling van de nalatenschap hierdoor snel tot een einde gebracht kon worden en dat verdere bemoeienis van een notaris met de afwikkeling niet meer nodig zou zijn. Klaagster verwijt de notaris dat deze met een dergelijke verklaring met opzet tegenover zijn voormalige cliënt, [tweede zoon erflater],een verkeerd beeld van de situatie geschetst had, waardoor [tweede zoon erflater] “gebrainwashed” de notaris op zijn woord geloofde. Klaagster is van mening dat de vorderingen in de nalatenschap niet verjaard zijn en verwijst ter ondersteuning hiervan naar haar mailwisseling in maart/april 2010 met notaris [...] te [plaats], waarin deze notaris klaagster ingelicht heeft over het wel of niet verjaard zijn van deze vorderingen.

2.        De notaris heeft [tweede zoon erflater] ten onrechte niet geïnformeerd over de noodzaak van de verplichte verklaring van erfrecht, de verplichte beneficiaire aanvaarding in [land] en de noodzaak van verkoop van de landbouwgrond in [land] om alle schulden terug te kunnen betalen. De notaris heeft zes jaar lang geweigerd de erven op de noodzaak van het voorgaande te wijzen. Hierdoor zijn de erven nog lang niet klaar met de afwikkeling van de nalatenschap, gezien de vele nog lopende schulden daarin.

De notaris heeft gemotiveerd verweer gevoerd, dat hierna - voor zover nodig - zal worden besproken.

De beoordeling van de klacht

ad 1.  De stelling van klagers dat de notaris [tweede zoon erflater] met opzet verkeerd had ingelicht over de verjaring, hebben zij bewezen noch aannemelijk gemaakt. Dat de notaris [tweede zoon erflater] gewezen had op de mogelijkheid van verjaring in het licht van zijn verwachtingen omtrent de afwikkeling van de nalatenschap, is naar het oordeel van de Kamer op zichzelf beschouwd informatief bedoeld en daarom niet tuchtrechtelijk laakbaar.

Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond.

ad 2.  Tegenover het verwijt van klagers staat de verklaring van de notaris dat hij bij aanvang van de afwikkeling van de nalatenschap wel degelijk de verklaring van erfrecht en de beneficiaire aanvaarding van de nalatenschap had besproken met [tweede partner erflater], de moeder van de toen nog minderjarige [tweede zoon erflater] en [tweede dochter erflater], toen ook de wettelijke vertegenwoordiger van hen beiden. Een verklaring van erfrecht is nimmer afgegeven, omdat de notaris geen volmachten van klagers ontvangen had. Omdat er ten tijde van het overlijden van erflater minderjarige erven waren, was er noodzaak voor het beneficiair aanvaarden. [tweede partner erflater] heeft toen als wettelijke vertegenwoordiger van [tweede zoon erflater] en [tweede dochter erflater] de nalatenschap in Nederland beneficiair aanvaard. Voor de beneficiaire aanvaarding in [land] verwijst de notaris naar de verklaring die hij afgelegd heeft in de eerder door klagers bij deze Kamer van Toezicht tegen hem aangespannen procedure onder nummer 09-22. Ter zitting heeft de notaris verklaard dat [tweede partner erflater] hem indertijd had meegedeeld geen toestemming te geven voor de verkoop van de grond in [land]. Hij behoefde voor de verkoop de instemming van alle erven.

De Kamer kan klagers niet ontvangen in hun verwijt over de nalatige opstelling van de notaris in de kwestie van de beneficiaire aanvaarding in [land], nu zij reeds in de procedure onder nummer 09-22 hierover hebben geklaagd.

De Kamer stelt daarnaast vast dat klagers hun verwijt voor het overige bewezen noch aannemelijk hebben gemaakt.

Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond voor wat betreft het ontvankelijk gedeelte.

De beslissing

De Kamer voornoemd:

verklaart klagers niet-ontvankelijk in klachtonderdeel sub 2 voor zover dit klachtonderdeel de aan de notaris verweten nalatige opstelling betreft in de kwestie van de beneficiaire aanvaarding van de landbouwgrond in [land];

verklaart de klacht overigens ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. R.J. Paris, voorzitter, R. van der Galiën, G.P. van Ham, J.Z. Moree en J. Smal, bijgestaan door de secretaris, mr. A. Saab, en in het openbaar uitgesproken op 9 juni 2010.

Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH  Amsterdam, binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief.