ECLI:NL:TNOKSGR:2010:YC0469 Kamer van toezicht 's-Gravenhage 09-28

ECLI: ECLI:NL:TNOKSGR:2010:YC0469
Datum uitspraak: 09-06-2010
Datum publicatie: 11-06-2010
Zaaknummer(s): 09-28
Onderwerp:
  • Personen- en Familierecht
  • Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: De betrokkenheid van de oud-notaris met de afwikkeling van de nalatenschappen zou niet verder strekken dan het redigeren en verzenden van de brieven aan Spaarbeleg en het - indien door klaagster gewenst - beoordelen/controleren van de aangifte successiebelasting. Dat de communicatie van klaagster als executeur met haar broer over de afwikkeling van de nalatenschappen niet geheel volgens plan verliep en de opstelling van de broer vertraging in de afwikkeling opleverde, is niet aan de oud-notaris te wijten, te minder nu de regie over de afwikkeling niet onder zijn verantwoordelijkheid viel. Klacht ongegrond.

Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-Notarissen

’s-Gravenhage  

Beslissing d.d. 9 juni 2010 inzake de klacht onder nummer 09-28 van:

[...],

hierna te noemen: klaagster,

tegen

[...],

oud-notaris, voorheen gevestigd te [...],

hierna te noemen: de oud-notaris.

De procedure

De Kamer heeft kennisgenomen van:

·         de klacht, met bijlagen, ingekomen op 5 oktober 2009;

·         het antwoord van de oud-notaris;

·         de repliek van klager, met nagezonden bijlagen;

·         de dupliek van de oud-notaris.

Op 8 januari 2010 heeft mr. R.J. Paris, plaatsvervangend voorzitter van de Kamer van Toezicht, partijen gehoord.

Bij brief van 26 maart 2010 heeft klaagster haar klacht nader gespecificeerd, daarbij rekening houdend met de vervaltermijn van drie jaren voor het indienen van een klacht.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 mei 2010.

Daarbij waren aanwezig:

·         klaagster met haar zuster, [...],

·         de oud-notaris.

Van het verhandelde is proces­verbaal opgemaakt, met daaraan in kopie gehecht de door de oud-notaris overgelegde pleitaantekeningen.

De feiten

Op 26 april 2000 heeft de oud-notaris zowel het testament van de vader van klaagster, [...], hierna: erflater, gepasseerd als het testament van de moeder van klaagster, [...], hierna erflaatster. Uit het huwelijk tussen erflater en erflaatster zijn vier kinderen geboren, onder wie klaagster. De tweede zoon van erflater en erflaatster was ten tijde van het opmaken van deze testamenten overleden. Zijn twee kinderen, [...] en [...], waren (en zijn) erven bij plaatsvervulling. Beide testamenten betroffen een ouderlijke boedelverdeling. In beide testamenten was alleen de oudste zoon [...] uitgesloten als erfgenaam in de onderscheidenlijke nalatenschappen en waren klaagster en haar zuster benoemd tot executeur.

Nadat erflaatster op 2 mei 2001 was overleden, heeft erflater op 13 december 2001 opnieuw een testament bij de oud-notaris opgemaakt, onder herroeping van eerdere testamenten. Ook in dit testament heeft erflater zijn zoon [...] uitgesloten als erfgenaam en zijn klaagster en haar zuster benoemd tot executeur. Op 3 november 2002 is erflater overleden.

Tot november 2005 heeft de kandidaat-notaris [...], hierna: de kandidaat-notaris, de communicatie verzorgd tussen het notariskantoor met klaagster, de overige erven en klaagsters broer over de afwikkeling van de nalatenschap van erflater. Bij brief van 18 oktober 2005 heeft de kandidaat-notaris aan de twee executeurs meegedeeld dat zij op korte termijn het notariskantoor zou verlaten en voor verder contact verwezen naar de oud-notaris.

Op 26 oktober 2005 hebben klaagster en de oud-notaris tijdens een gesprek op het notariskantoor afspraken gemaakt over eenieders aandeel - de executeurs en de oud-notaris - in de verdere afwikkeling van de nalatenschap. De oud-notaris zou een brief opstellen, te ondertekenen door klaagster, haar zuster en hun broer, voor het opheffen van de twee Spaarbelegrekeningen van erflaatster en erflater. Voor de berekening van de erfdelen hadden de executeurs een derde ingeschakeld, de heer [...].

Klaagster heeft bij brief van 31 oktober 2005 aan de oud-notaris deze afspraken op een rijtje gezet. De oud-notaris heeft de afspraken na diverse rappellen van klaagster bij brief van 8 juni 2006 aan klaagster en haar zuster in eigen woorden bevestigd en meegedeeld dat zijn betrokkenheid bij de afwikkeling van de nalatenschappen - op het beoordelen van de aangifte voor de successiebelasting na - beëindigd zal zijn, zodra hij de door de erven ondertekende brieven aan Spaarbeleg heeft gezonden. De afsluitende declaratie voor zijn werkzaamheden zou € 2.139,51, incl. BTW, bedragen. In dezelfde brief heeft de oud-notaris klaagster zijn verontschuldiging aangeboden voor zijn late reactie en deze geweten aan zowel persoonlijke problemen als ziekte van zijn medewerkers. Na de reactie van klaagster in haar brief van 11 juni 2006, is de oud-notaris bij brief van 12 juni 2006 nader ingegaan op zijn eigen visie over zijn aandeel in de afwikkeling van de nalatenschap.

Bij brief van 6 juni 2006 heeft klaagster bij de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie, hierna: de KNB, een klacht ingediend over de oud-notaris, met name over haar verschil van mening met de oud-notaris over diens aandeel in de afwikkeling van de nalatenschappen. In antwoord hierop heeft de KNB klaagster bij brief van 14 juni 2006 bericht met een schriftelijke uitwisseling van standpunten te zullen bemiddelen tussen klaagster en de oud-notaris, nu de KNB geen klachtinstantie is, noch specifieke adviezen aan particulieren geeft over notariële zaken.

Bij brief van 1 november 2006 aan klaagster heeft de oud-notaris de overdracht aan klaagster bevestigd van de stukken betreffende de nalatenschappen die hij nog in zijn bezit had. Daarbij heeft hij nogmaals zijn bereidheid uitgesproken de door [berekenaar erfdelen] op te stellen successieaangifte dan wel de aanslag te controleren. De stukken heeft klaagster op dezelfde dag bij het notariskantoor opgehaald.

Op 1 januari 2007 is de oud-notaris met ontslag gegaan. Met zijn opvolgster, notaris [...], heeft hij afgesproken dat hij zijn aandeel in de afwikkeling van de nalatenschap voor zover nog nodig verder zou afhandelen.

Bij brief van 18 januari 2007 heeft de oud-notaris klaagster zijn declaratie ad € 2.139,51, incl. BTW, gezonden voor het opmaken en passeren van een verklaring van erfrecht, overleg, correspondentie en verdere werkzaamheden conform de aan klaagster toegezonden urenverantwoording. Over de urenverantwoording, de daarop gebaseerde declaratie en het ter afsluiting van de samenwerking doorlopen van het dossier over de nalatenschappen met de oud-notaris in aanwezigheid van een deskundige hebben klaagster en de oud-notaris vervolgens over en weer gecorrespondeerd. Op het gedeclareerde bedrag heeft klaagster in januari 2007 € 1.000 betaald.

Bij brief van 31 maart 2009 heeft de KNB klaagster voor bemiddeling over de declaratie verwezen naar de KNB-ringvoorzitter in het arrondissement ’s-Gravenhage.

De KNB heeft ten slotte haar in juni 2006 aangevangen bemiddeling na diverse briefwisselingen met klaagster en de oud-notaris afgesloten bij brief van 27 april 2009. Omdat de bemiddeling niet geresulteerd heeft in een bevredigende oplossing voor partijen, heeft de KNB klaagster voorgesteld een mediator in te schakelen.

In juli 2009 is er nog een korte briefwisseling geweest tussen klaagster en [...], de opvolgster van de oud-notaris. Bij brief van 13 juli 2009 heeft [opvolgster notaris] klaagster te kennen gegeven niet meer op klaagsters correspondentie te reageren, zolang klaagster het nog openstaande bedrag van € 1.139,51 van de declaratie niet heef betaald. Tot een gesprek tussen klaagster en [opvolgster notaris], eerder als mogelijkheid door [opvolgster notaris] geopperd, is het niet gekomen. Evenmin is daarna - tot het indienen van de klacht bij de Kamer van Toezicht - een door klaagster beoogd gesprek tussen haar en de oud-notaris gerealiseerd.

De nalatenschappen zijn ten tijde van het indienen van de klacht bij de Kamer van Toezicht nog niet afgewikkeld.

De klacht en het verweer van de notaris

De klacht, zoals nader gespecificeerd, komt zakelijk weergegeven erop neer dat de oud-notaris na de overdracht op 1 november 2006 aan klaagster van de stukken betreffende de nalatenschappen [1] klaagster en haar zuster onvoldoende op de hoogte heeft gebracht en gehouden van de noodzakelijke handelingen en verplichtingen voor de afwikkeling van de nalatenschappen en [2] niet is ingegaan op het verzoek van klaagster en haar zuster om een gesprek over de afwikkeling te voeren.

Hierdoor heeft de afwikkeling van de nalatenschappen onnodig lang geduurd en voor klaagster en haar zuster tot hogere kosten geleid.

De oud-notaris heeft gemotiveerd verweer gevoerd, dat hierna - voor zover nodig - zal worden besproken.

De beoordeling van de klacht

De Kamer van Toezicht stelt met klaagster vast dat de afwikkeling van de nalatenschappen sinds het overlijden van erflater op 3 november 2002 door allerlei verwikkelingen meer tijd heeft gekost dan aanvankelijk kon worden verwacht.

Een en ander kan echter niet aan de oud-notaris verweten worden. Wellicht had de oud-notaris zich wat voortvarender en actiever tot klaagster kunnen richten in zijn correspondentie, daar waar klaagster zich als executeur niet geheel zeker van haar zaak toonde en zich kennelijk niet voldoende door hem geïnformeerd achtte. Ook had de KNB wellicht actiever tussen klaagster en de oud-notaris kunnen bemiddelen naar aanleiding van de bij de KNB ingediende klacht van klaagster door partijen voor een gesprek uit te nodigen.

Wat daarvan ook zij, met de oud-notaris is de Kamer het echter eens, dat deze terecht uit de brief van 31 oktober 2005 van klaagster heeft kunnen opmaken dat, nu de heer [berekenaar erfdelen] door klaagster ingeschakeld was voor de berekening van de erfdelen, de betrokkenheid van de oud-notaris met de afwikkeling van de nalatenschappen niet verder zou strekken dan het redigeren en verzenden van de brieven aan Spaarbeleg en het - indien door klaagster gewenst - beoordelen/controleren van de aangifte successiebelasting.

Spaarbeleg heeft het tegoed op 30 juni 2006 gestort op de rekening van de erven. Daarmee was de bemoeienis van de notaris met de afwikkeling van de nalatenschappen geëindigd, zoals ook blijkt uit het feit dat de oud-notaris alle stukken betreffende de nalatenschap op 1 november 2006 aan klaagster heeft overgedragen. Gesteld noch gebleken is, dat klaagster en haar zuster en broer gebruik hebben gemaakt van het aanbod van de oud-notaris om de aangifte successiebelasting door hem te laten controleren.

Klaagster verwijt de notaris dat hij in 2007 en daarna, nadat hij de stukken aan haar had overgedragen en zijn einddeclaratie had ingediend, niet is ingegaan op haar verzoek om een gesprek. Ook dit verwijt acht de Kamer niet terecht. De oud-notaris heeft in zijn correspondentie met klaagster meermalen aangegeven bereid te zijn tot een gesprek met klaagster in aanwezigheid van een deskundige, maar klaagster is daarop niet ingegaan. Overigens merkt de Kamer op dat ook het gesprek op 10 januari 2010 van de plaatsvervangend voorzitter van de Kamer met de oud-notaris en klaagster kennelijk niet heeft geleid tot een voor klaagster bevredigende oplossing, nu zij haar klacht nadien immers heeft gehandhaafd.

Dat de communicatie van klaagster met haar broer [...] niet geheel volgens plan verliep en de opstelling van de broer vertraging in de afwikkeling opleverde, is niet aan de oud-notaris te wijten, te minder nu de regie over het voorgaande niet onder zijn verantwoordelijkheid viel.

Het vorenoverwogene leidt tot de conclusie dat de klacht ongegrond is.

De Kamer wijst klaagster overigens op de mogelijkheid de afwikkeling van de nalatenschap alsnog te voltooien met hulp van de oud-notaris, nu deze ter zitting heeft uitgesproken bereid te zijn klaagster en haar zuster daarbij te adviseren, indien hij daartoe op verzoek van klaagster en haar zuster door zijn opvolgster notaris [...] wordt benaderd.

De beslissing

De Kamer voornoemd:

verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. M.G.L. den Os-Brand, voorzitter, R. van der Galiën, K.R. van der Graaf, J.Z. Moree, en J. Smal, bijgestaan door de secretaris, mr. A. Saab, en in het openbaar uitgesproken op 9 juni 2010.

Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH  Amsterdam, binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief.