ECLI:NL:TNOKSGR:2010:YC0415 Kamer van toezicht 's-Gravenhage 09-27

ECLI: ECLI:NL:TNOKSGR:2010:YC0415
Datum uitspraak: 17-03-2010
Datum publicatie: 19-03-2010
Zaaknummer(s): 09-27
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen:
  • Klacht ongegrond
  • Klacht gegrond zonder maatregel
Inhoudsindicatie: 1.        Uit de door klager van het gesprek gemaakte aantekeningen leidt de Kamer af, dat de notaris op 14 juli 2008 wel met klager over (het liquideren van) de effectenportefeuille heeft gesproken, zulks mede in verband met het voldoen van successierechten. In die aantekeningen staat immers onder meer: “Boedel contant maken” gevolgd door een pijl naar “successierechten”. Klachtonderdeel ongegrond. 2.        Artikel 4:151 BW bepaalt, dat een executeur wiens bevoegdheid tot beheer van de nalatenschap is geëindigd, verplicht is aan degene die na hem tot het beheer bevoegd is, rekening en verantwoording af te leggen, op de wijze als voor bewindvoerders is bepaald. Gesteld noch gebleken is dat de notaris (en de beide andere executeurs) die rekening en verantwoording heeft afgelegd. Klachonderdeel gegrond, zonder maatregel. 

Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-Notarissen

’s-Gravenhage  

Beslissing d.d. 17 maart 2010 inzake de klacht onder nummer 09-27 van:

[...],

hierna te noemen: klager,

advocaat mr. R.C. de Mol,

tegen

[...] ,

notaris te [...],

hierna te noemen: de notaris

advocaat eerst mr. T.P. Hoekstra, ter zitting mr. J. Mencke.

De procedure

De Kamer heeft kennisgenomen van:

·         de klacht, met bijlagen, ingekomen op 25 september 2009;

·         het antwoord van de notaris, met bijlage;

·         de repliek van klager, met bijlage;

·         de dupliek van de notaris, met bijlagen;

·         het faxbericht van 8 februari 2010 van klager met als bijlage onder meer de aantekeningen die klager heeft gemaakt ten tijde van zijn bespreking op 14 juli 2008 met de notaris.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 10 februari 2010.

Daarbij waren aanwezig:

·         klager met zijn advocaat,

·         de notaris met zijn advocaat.  

Van het verhandelde is proces­verbaal opgemaakt, met daaraan in kopie gehecht de door de advocaten van partijen overgelegde pleitaantekeningen.

De feiten

Op 17 maart 2008 heeft de notaris het testament gepasseerd van [...], hierna: erflater. Erflater heeft klager als enige erfgenaam aangewezen en daarbij drie executeurs benoemd: [executeur01], de notaris en [executeur03a]. Nadat [executeur03a] zijn executeurschap geweigerd heeft, hebben de overige twee executeurs [executeur03b] als executeur toegevoegd. 

Op 20 juni 2008 is erflater overleden, waarna de notaris op 14 juli 2008 op zijn kantoor met klager de afwikkeling van de nalatenschap heeft besproken. Vervolgens heeft  klager van de notaris diverse bescheiden in verband met de afwikkeling van de nalatenschap ontvangen: onder meer op 13 augustus 2008 de “vermogensrapportage” van de ABN AMRO bank van 2 juli 2008, houdende een overzicht van de aandelen, obligaties en de liquiditeiten uit de nalatenschap, op 26 augustus 2008 de taxatie van de roerende zaken, aanwezig in het appartement van erflater en op 13 september 2008 de verklaring van erfrecht en executele.

Op 8 oktober 2008 heeft de kandidaat-notaris, werkzaam bij het kantoor van de notaris, klager op diens verzoek een globale berekening van het verschuldigde successierecht gestuurd.

Op 9 oktober 2008 heeft de notaris/executeur op verzoek van klager de ABN AMRO bank opgedragen om inzake de (verkoop van de) effectenportefeuille uitsluitend in samenwerking met klager, als enige erfgenaam, te handelen. Daarna heeft klager op dezelfde dag de effectenportefeuille laten liquideren.

Omdat klager er de voorkeur aan gaf zelf de successie-aangifte te doen, is medio oktober 2008 door de notaris en klager besloten dat de executeurs aan de kantonrechter zouden verzoeken hen te ontslaan. Op 23 december 2008 heeft de kantonrechter de drie executeurs op hun verzoek hun ontslag als executeur verleend en op 7 januari 2009 heeft de notaris een afsluitend gesprek met klager gehad.

De klacht en het verweer van de notaris

Klager verwijt de notaris - zakelijk weergegeven - dat hij nagelaten heeft de effectenportefeuille direct na het openvallen van de nalatenschap te gelde te maken, c.q. te beoordelen of te laten beoordelen of er redenen waren om niet tot volledige liquidatie van de effectenportefeuille over te gaan.. In de meer dan drie maanden gelegen tussen het openvallen van de nalatenschap en de verkoop van de effecten zijn de aandelenkoersen omlaag gegaan waardoor de waarde van de effectenportefeuille met € 285.708 is gedaald, aldus klager. Uit niets volgt dat de notaris met bekwame spoed een boedelbeschrijving heeft opgesteld, klager als erfgenaam voldoende heeft geïnformeerd en bij het einde van zijn executeurschap rekening en verantwoording afgelegd heeft. Bovendien was de notaris slecht of niet bereikbaar voor klager.

De notaris heeft gemotiveerd verweer gevoerd, dat hierna - voor zover nodig - zal worden besproken.

De beoordeling van de klacht

De notaris heeft in de eerste plaats verzocht de klacht af te wijzen (lees: een beroep gedaan op de niet-ontvankelijkheid van de klacht), nu het functioneren van de notaris als executeur niet zou vallen onder het notariële tuchtrecht.

De Kamer van Toezicht verwerpt dit betoog. Op grond van de in artikel 98 van de Wet op het notarisambt (Wna) vastgelegde tuchtnorm is de notaris aan tuchtrechtspraak onderworpen terzake van enig handelen of nalaten in strijd met onder meer de zorg die hij als notaris behoort te betrachten ten opzichte van degene voor wie hij optreedt. Als executeur van de nalatenschap waarvan klager erfgenaam is, valt de notaris daarom onder het notariële tuchtrecht.

Klager heeft gesteld dat de notaris in het gesprek op 14 juli 2008 niets gezegd heeft over de aanwezigheid van een effectenportefeuille en de omvang daarvan en evenmin dat het aan klager was om over de effectenportefeuille te beslissen. De notaris heeft dit betwist en heeft aangevoerd , dat hij tijdens de bespreking van 14 juli 2008 klager heeft gewezen op de aanwezigheid van een effectenportefeuille en klager er bovendien op heeft gewezen dat hij als enig erfgenaam zelf moest besluiten wat hij met de effectenportefeuille wilde doen.

Uit de door klager van het gesprek gemaakte aantekeningen leidt de Kamer af, dat de notaris op 14 juli 2008 wel met klager over (het liquideren van) de effectenportefeuille heeft gesproken, zulks mede in verband met het voldoen van successierechten. In die aantekeningen staat immers onder meer: “Boedel contant maken” gevolgd door een pijl naar “successierechten”.

De klacht dat de notaris de effectenportefeuille niet onmiddellijk heeft geliquideerd, c.q. heeft beoordeeld of laten beoordelen, wordt dan ook verworpen.

De klacht dat de notaris niet met bekwame spoed een boedelbeschrijving heeft opgesteld, faalt eveneens. De omvang van de nalatenschap was immers blijkens de feiten eind augustus 2008 -  dat wil zeggen binnen drie maanden na overlijden van erflater  - voor klager duidelijk.

De notaris heeft voldoende toegelicht waarom er bijna twee maanden verstreken zijn tussen het besluit om de kantonrechter te verzoeken de executeurs te ontslaan en het daadwerkelijke indienen van dat verzoek. Die tijd was nodig, aldus de notaris, om de voor de indiening van dat verzoek benodigde handtekeningen van de beide andere executeurs te verkrijgen. Klager heeft dit niet weersproken en deze uitleg komt de Kamer ook aannemelijk voor.

De stelling van klager dat hij als erfgenaam door de notaris onvoldoende is geïnformeerd, is door de notaris betwist en door klager verder niet nader onderbouwd, zodat dit klachtonderdeel wordt verworpen.

Artikel 4:151 BW bepaalt, dat een executeur wiens bevoegdheid tot beheer van de nalatenschap is geëindigd, verplicht is aan degene die na hem tot het beheer bevoegd is, rekening en verantwoording af te leggen, op de wijze als voor bewindvoerders is bepaald. Gesteld noch gebleken is dat de notaris (en de beide andere executeurs) die rekening en verantwoording heeft afgelegd. In zoverre is de klacht gegrond. Daar staat tegenover dat gesteld noch gebleken is dat klager bij de afsluitende bespreking op 7 januari 2009 niet (voldoende) op de hoogte was van de stand van zaken van de nalatenschap en de positie van de notaris en van hemzelf ten aanzien van de afwikkeling van de nalatenschap.

Ook de klacht over de slechte bereikbaarheid van de notaris en diens niet meteen reageren op verzoeken van klager is door de notaris betwist en door de klager onvoldoende onderbouwd. Uit de stukken blijkt dat de notaris en zijn kandidaat-notaris steeds binnen een redelijke termijn op de verzoeken van klager hebben geantwoord, dan wel daarop zijn ingegaan. Al met al heeft de afwikkeling van de nalatenschap zich binnen de alleszins acceptabele en niet onredelijk lange termijn van ongeveer een half jaar afgespeeld.

Het vorenoverwogene leidt tot de conclusie dat de klacht op één onderdeel gegrond is, maar op alle overige onderdelen ongegrond is. De Kamer ziet geen aanleiding om in verband met het gegrond bevonden onderdeel van de klacht een maatregel op te leggen.

De beslissing

De Kamer voornoemd:

verklaart de klacht gegrond ten aanzien van het niet afleggen van rekening en verantwoording en ongegrond op alle overige onderdelen, zonder oplegging van een maatregel.

Deze beslissing is gegeven door mrs. M.G.L. den Os-Brand, voorzitter, R. van der Galiën, G.P. van Ham, J.Z. Moree en J. Smal, bijgestaan door de secretaris, mr. A. Saab, en in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2010.

Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH  Amsterdam, binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief.