ECLI:NL:TNOKROT:2010:YC0397 Kamer van toezicht Rotterdam 23/09

ECLI: ECLI:NL:TNOKROT:2010:YC0397
Datum uitspraak: 14-01-2010
Datum publicatie: 09-02-2010
Zaaknummer(s): 23/09
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Verzet ongegrond
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt notaris dat hij tijdens het passeren van de akte tot wijziging huwelijksvoorwaarden geen nadere toelichting heeft gegeven op de akte noch klaagster heeft gevraagd of de inhoud duidelijk was. De notaris heeft derhalve niet voldoende zorgvuldig gehandeld. Beslissing: verklaart het verzet ongegrond.   Klaagster stelt dat zij op het moment van het tekenen van de akte houdende huwelijksvoorwaarden de Nederlandse taal niet machtig was, aangezien zij nog maar kort in Nederland woonde. Klaagster verwijt notaris dat hij ten tijde van het passeren haar niet voldoende heeft voorgelicht over de inhoud van de akte en zich er onvoldoende van heeft vergewist of klaagster de inhoud van de akte begrepen heeft. Daarnaast verwijt klaagster notaris dat er bij het ondertekenen van de akte geen tolk aanwezig was of dat notaris de akte heeft laten vertalen in een taal die klaagster wel machtig was. Beslissing: verklaart de klacht niet-ontvankelijk.

 

Kamer v­an Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-notaris­sen te Rotterdam

Reg.nr. 23/09

Beslissing op de verzetprocedure als bedoeld in artikel 99 van de Wet op het notarisambt van:

[naam],

wonende te [plaats],

hierna te noemen klaagster,

advocaat mr. J.M. Peet,

- tegen -

mr. [naam],

notaris te [plaats],

hierna te noemen de notaris,

advocaat mr. G.L. Maaldrink.

1. Het verloop van de procedure

1.1

Bij klaagschrift d.d. 20 juli 2009 met bijlagen is namens klaagster een klacht ingediend tegen notaris.

1.2

Op 4 augustus 2009 is namens de notaris schriftelijk verweer gevoerd.

1.3

Bij beslissing van 3 september 2009 heeft de voorzitter van de Kamer van Toezicht de klacht, op grond van artikel 99 lid 12 Wet op het notarisambt, niet ontvankelijk verklaard. De Kamer heeft kennisgenomen van deze voorzittersbeslissing.

1.4

Bij fax d.d. 17 september 2009, ingekomen op 17 september 2009, heeft klaagster hiertegen verzet ingesteld.

1.5

Op 6 november 2009 heeft notaris een verzoekschrift ingediend op grond van artikel 101 lid 4 Wna. Op 27 november 2009 heeft notaris aanvullende producties ingediend.

1.6

Op 10 december 2009 heeft de mondelinge behandeling van het verzet alsmede de inhoudelijke behandeling plaatsgevonden. Bij die gelegenheid hebben de advocaat van klaagster mr. J.M. Peet alsmede de advocaat van notaris mr. G.L. Maaldrink hun standpunten nader toegelicht middels pleitnotities.

1.7

Na de behandeling van het verzet heeft de advocaat van notaris verzocht om schorsing, respectievelijk uitspraak over de gegrondheid van het verzet, voordat er verder zou worden gegaan met de inhoudelijke behandeling.

1.8

De plaatsvervangend voorzitter heeft daarop aangegeven dat vanuit een behoorlijke procesorde hij zich wil beperken tot één zitting. De Kamer wenst ook voldoende tijd te nemen om tot een weloverwogen beslissing op het verzet te komen.

1.9

De advocaat van notaris heeft aangegeven het niet eens te zijn met deze gang van zaken, maar hij legt zich erbij neer.

2.    Het verzet en de klacht

2.1

In verzet is aangevoerd dat klaagster eerst in de echtscheidingsprocedure kennis heeft genomen van de akte wijziging huwelijksvoorwaarden staande huwelijk. Klaagster heeft nooit geweten dat zij daarvoor getekend heeft. Deze echtscheidingsprocedure is medio 2008 gestart middels een procedure door het treffen van voorlopige voorzieningen. Tijdens deze procedure heeft de advocaat van klaagster haar geattendeerd op het feit dat het huwelijksvermogensregime bij akte d.d. 23 juli 1998 was omgezet van een algehele gemeenschap van goederen in huwelijksvoorwaarden inhoudende een beperkte gemeenschap.

Klaagster stelt dat zij voor het eerst medio 2008 kennis heeft genomen van de huwelijksvoorwaarden en aldus ook van het handelen van de notaris. Klaagster stelt dat de vervaltermijn is gaan lopen vanaf medio 2008 en zij derhalve ontvankelijk dient te worden verklaard in haar klacht.

2.2

Klaagster stelt ter zitting dat zij voorafgaand aan het ondertekenen van de akte houdende wijziging huwelijksvoorwaarden nooit op enige wijze contact heeft gehad met notaris. Zij heeft notaris voor het eerst gezien bij het ondertekenen van de akte. Klaagster sprak en begreep in die tijd nauwelijks tot geen Nederlands en stelt dat de notaris haar voorafgaand aan het ondertekenen van de akte niet, althans onvoldoende, geïnformeerd heeft over de inhoud van de akte.

2.3

Aangezien klaagster in juli 1998 bij notaris een akte heeft getekend voor de levering van een woning, ging zij er naar haar zeggen vanuit dat ook deze akte te maken had met de levering van de woning.

2.4

Klaagster stelt dat er uitsluitend contact is geweest tussen notaris en de heer [X], omdat zij elkaar persoonlijk goed kennen en met elkaar omgaan.

Klaagster verwijt notaris dat hij tijdens het passeren van de akte tot wijziging huwelijksvoorwaarden geen nadere toelichting heeft gegeven op de akte noch klaagster heeft gevraagd of de inhoud duidelijk was.

De notaris heeft derhalve niet voldoende zorgvuldig gehandeld.

3.    Inhoudelijk verweer

3.1

Notaris stelt dat klaagster wel degelijk ermee bekend was dat ze tekende voor wijziging huwelijksvoorwaarden, nu hij hierover met klaagster en de heer [Y] inhoudelijk, voorafgaand aan de ondertekening heeft gesproken en gebleken was dat geen enkel bezwaar bestond tot het maken van huwelijksvoorwaarden. De reden hiervoor was dat de moeder van de heer [Y] onder andere een assurantie-en makelaardijkantoor had geërfd van haar echtgenoot. Toen de broer van de heer [Y] aangaf het voornemen te hebben te gaan trouwen, was het moment aangebroken voor de moeder van de heer [Y] om bij haar zonen aan te dringen op het maken van huwelijksvoorwaarden. Kort daarvoor was klaagster op kantoor geweest voor de ondertekening van een akte van levering respectievelijk een hypotheekakte. Ook die akten zijn inhoudelijk besproken.

3.2

Verder stelt notaris dat ten onrechte wordt gesteld dat de akte wijziging huwelijksvoorwaarden een koude uitsluiting inhouden. In de akte waren partijen een verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap overeengekomen alsmede huwelijksvoorwaarden welke inhielden een gemeenschap van inboedel met verblijvingsbeding en een periodiek verrekenbeding.

4.  De beoordeling

4.1

De advocaat van notaris heeft gesteld dat het verzet een procedure is waartoe geen openbare behandeling is voorgeschreven.

De Kamer is echter van oordeel dat klaagster vraagt om een beslissing op het verzet. Dit is een beslissing in de zin van artikel 101 lid 1 Wet op het notarisambt. Zoals in lid 4 van datzelfde artikel staat vermeld, geschiedt deze behandeling in het openbaar. De Kamer heeft dan ook het verzoek van notaris om het verzet achter gesloten deuren te behandelen afgewezen.

4.2

Artikel 99 lid 12 van de Wet op het notarisambt bepaalt dat een klacht kan worden ingediend gedurende drie jaar na de dag waarop de tot de klacht gerechtigde kennis heeft genomen van het handelen of nalaten van een notaris of kandidaat-notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven.

4.3

De Kamer is van oordeel dat indien klaagster de Nederlandse taal niet machtig was, zij onvoldoende argumenten heeft aangevoerd waarom zij zelf niet om een tolk of vertaling van de akte van 23 juli 1998 heeft gevraagd aan notaris. Indien klaagster de inhoud van de akte niet begreep, omdat zij de taal onvoldoende machtig was, had het op haar weg gelegen zelf om een vertaling te vragen.

4.4

De Kamer is van oordeel dat klaagster op 23 juli 1998, toen zij de akte tot wijziging huwelijksgoederenregime heeft getekend, kennis heeft genomen van het handelen of nalaten van de notaris. Onderhavige klacht is bij de Kamer van Toezicht binnengekomen op 21 juli 2009. De klacht is dan ook na het verstrijken van de vervaltermijn van drie jaren ingediend. Het verzet zal met toepassing van artikel 99 lid 9 van de Wet op het notarisambt ongegrond worden verklaard.

5.  De beslissing

De Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-nota­ris­sen te Rotterdam,

verklaart het verzet ongegrond;

Deze beslissing is gegeven door mrs. A.F.L. Geerdes, R. van der Galiën, C.H. Kemp-Randewijk, R.G.M. Gores en J.P. van Loon in tegenwoor­digheid van de secretaris,

Mr. F.S. Pietersma-Smit.

Uitgesproken ter openbare vergadering op 14 januari 2010.

De secretaris,                                                      De voorzitter,

F.S. Pietersma-Smit                                            A.F.L. Geerdes

 Teze beslissing is verzonden op:

  Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Kamer v­an Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-notaris­sen te Rotterdam

Reg.nr. 23/09

Voorzitter

Beslissing op een klacht als bedoeld in artikel 99, lid 2 van de Wet op het notarisambt van:

[naam],

                                                              wonende te [plaats],

                                                              hierna te noemen klaagster,

- tegen -

mr. [notaris]

notaris te [plaats],

hierna te noemen de notaris.

1. Het verloop van de procedure

De Voorzitter heeft kennis genomen van de volgende stukken:

-        het klaagschrift d.d. 20 juli 2009;

-        het verweerschrift d.d. 4 augustus 2009.

2.    De feiten

De Voorzitter gaat uit van de navolgende feiten:

2.1

Op 8 februari 1995 is klaagster in [land] met de heer [naam] in het huwelijk getreden. Nederland was hun eerste huwelijksdomicilie.

2.2

Op 23 juli 1998 heeft notaris een akte houdende huwelijksvoorwaarden gepasseerd waarbij de algehele gemeenschap van goederen van klaagster en haar echtgenoot wordt omgezet in huwelijksvoorwaarden houdende een gemeenschap van inboedel en een periodiek verrekenbeding.

3. De klacht

3.1

Klaagster stelt dat zij op het moment van het tekenen van de akte houdende huwelijksvoorwaarden de Nederlandse taal niet machtig was, aangezien zij nog maar kort in Nederland woonde.

3.2

Klaagster verwijt notaris dat hij ten tijde van het passeren haar niet voldoende heeft voorgelicht over de inhoud van de akte en zich er onvoldoende van heeft vergewist of klaagster de inhoud van de akte begrepen heeft.

3.3

Daarnaast verwijt klaagster notaris dat er bij het ondertekenen van de akte geen tolk aanwezig was of dat notaris de akte heeft laten vertalen in een taal die klaagster wel machtig was.

4. Standpunt notaris

4.1

Notaris stelt dat er diverse malen telefonisch contact is geweest met zowel klaagster als haar echtgenoot. Notaris heeft aan klaagster gevraagd of zij akkoord was met de inhoud van de akte. Klaagster was akkoord met de inhoud van de akte en een vertaling was volgens klaagster niet nodig.

4.2

Tijdens het passeren heeft notaris de inhoud van de akte nogmaals uitgelegd aan partijen en partijen over de gevolgen van het tekenen van de akte voorgelicht.

5. De overweging van de Voorzitter

Een klacht kan op grond van artikel 99 lid 12 Wna worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klacht gerechtigde kennis heeft genomen van het gewraakte handelen of nalaten. Volgens vaste jurisprudentie van de notariskamer van het gerechtshof te Amsterdam is voor de aanvang van deze termijn doorslaggevend wanneer de klager van het handelen of nalaten van de notaris kennis heeft genomen en niet wanneer hij tot de conclusie is gekomen dat dit handelen of nalaten onjuist is. Blijkens de toelichting van de staatssecretaris bij de invoering van deze bepaling wordt een termijn van drie jaar redelijk geacht, omdat door het karakter van de klachtprocedure elke klager deze zelf zonder vormvoorschriften in gang kan zetten, en omdat de notaris niet in lengte van dagen moet kunnen worden achtervolgd met klachten waarvan de feiten door het verstrijken van een te lange termijn nog zeer moeilijk zijn vast te stellen [Kamerstukken II, 23 706, nr. 12, p. 46-47].

In de omstandigheden van dit geval ligt het moment waarop klaagster van het handelen of nalaten van de notaris kennis heeft genomen op 23 juli 1998. De klacht is bij de Kamer van Toezicht binnengekomen op 21 juli 2009 en derhalve na het verstrijken van de vervaltermijn van drie jaren. De Voorzitter is daarom van oordeel dat klaagster niet kan worden ontvangen in haar klacht.

6.  De beslissing

De Voorzitter van de Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-notarissen te Rotterdam,

gelet op artikel 99, lid 2, van de Wet op het notarisambt, 

verklaart de klacht niet-ontvankelijk.

De Voorzitter,

W. van Veen

Deze beslissing is verzonden op:

Tegen deze beschikking staat binnen veertien dagen na de dagtekening van de verzending van deze kennisgeving schriftelijk verzet open bij de Kamer van Toezicht te Rotterdam.