ECLI:NL:TNOKDOR:2010:YC0603 Kamer van toezicht Dordrecht 07/09

ECLI: ECLI:NL:TNOKDOR:2010:YC0603
Datum uitspraak: 24-04-2010
Datum publicatie: 30-07-2010
Zaaknummer(s): 07/09
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   Klager diende met twee schoonzusters en broer over te gaan tot scheiding en deling van de opbrengst van de aandelen van de vennootschap van hun overleden (schoon)vader.  Hiertoe is de notaris benoemd. Notaris tevens benoemd als boedelnotaris. In mei 2003 proces-verbaal van onverenigbaarheid, aangezien tussen klager en broer verschil van mening blijft bestaan over verdeling deel kosten afwikkeling nalatenschap. Tot op heden geen verdeling. Eerste vier klachten stuiten af op vervaltermijn van artikel 99 lid 1 Wna. Laatste klacht betreft het beroep van de notaris op zijn beroepsgeheim ten aanzien van de informatie afkomstig van klager waaruit blijkt waarom niet tot verdeling kan worden overgegaan. Geoordeeld wordt dat alhoewel de notaris als boedelnotaris benoemd was en dus voor alle deelgenoten optrad, er  niet zonder meer van kan worden uitgegaan dat correspondentie of mededelingen van één van de deelgenoten aan de notaris gemeengoed is van de deelgenoten. De notaris heeft een vertrouwenspositie. De notaris dient toestemming te hebben van de afzender dan wel degene die de mededeling heeft gedaan om de informatie onder de andere deelgenoten te verspreiden. Anders handelen schaadt zijn vertrouwenspositie. De notaris heeft dus correct gehandeld door slechts de zakelijke aspecten van de correspondentie/mededelingen van [broer klager] aan de andere deelgenoten door te geven en zich voor het overige op zijn beroepsgeheim te beroepen. De klacht is ongegrond.

Kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Dordrecht

KvT Klachtnummer: 07/09

Datum: 23 april 2010

Beslissing op de klacht van:

[Klager],

wonende te [plaats],

klager,

gemachtigde: mr. L.J.H. de Vink,

tegen :

MR. [de notaris],

notaris te [plaats],

verweerder,

advocaat: mr. J.G.M. Roels.

Partijen worden hierna “klager” en “de notaris” genoemd.

1.          Verloop van de procedure

1.1.       De kamer beslist op de volgende processtukken en/of proceshandelingen:

-           het klaagschrift van 27 oktober 2009;

-           het verweerschrift van 8 december 2009;

-           de brief met bijlagen van klager van 9 maart 2010;

-           de brief van de voorzitter van de kamer van toezicht van 10 maart 2010;

-           de pleitnota van klager van 24 maart 2010;

-           de mondelinge behandeling van 14 april 2010;

-           de pleitnota van de notaris van 14 april 2010;

-           de pleitnota van klager van 14 april 2010.

1.2.       Nu door een omissie aan de zijde van de notaris de mondelinge behandeling van 24 maart 2010 geen doorgang heeft gevonden, is mede in overleg met klager een nieuwe mondelinge behandeling op 14 april 2010 bepaald.

2.          Feiten

2.1.       Klager dient met zijn twee schoonzusters en zijn broer tot scheiding en deling over te gaan van de opbrengst van de aandelen van de vennootschap “gebroeders [naam klager]” deel uitmakende van de nalatenschap van hun (schoon-)vader. Hiertoe is uiteindelijk de notaris benoemd, zoals blijkt uit het proces-verbaal van de comparitie van partijen d.d. 27 september 1999 van de rechtbank Dordrecht. De notaris diende de verdeling van de onroerende zaken tot stand te brengen, hetgeen is geschied. Daarnaast is de notaris bij vonnis van 21 februari 2001 benoemd tot boedelnotaris. Het optreden van de notaris heeft geresulteerd in een proces-verbaal van onverenigbaarheid d.d. 29 mei 2003, nu tussen klager en zijn broer, [broer klager], verschil van mening blijft bestaan over de verdeling van in ieder geval een deel van de kosten die met de afwikkeling van de nalatenschap gemoeid zijn. Voorafgaand aan de benoeming van de notaris zoals hiervoor vermeld, heeft een accountant, de heer De Bie, een onderzoek ingesteld, twee regelingsovereenkomsten en een aanvullende overeenkomst opgesteld. Het werk van de heer De Bie heeft NLG. 176.000,-- gekost. [broer klager] heeft hierna echter nieuwe bedenkingen opgeworpen tegen de wijze van bedrijfsvoering van de vennootschap “gebroeders [naam klager]” door [klager]. Tot op heden is niet tot verdeling overgegaan.

3.          Klacht

3.1.       Klager stelt dat de notaris als volgt is tekortgeschoten in zijn ambtelijke plichten:

 

1.         de notaris gaat niet over tot verdeling, terwijl slechts een beperkt bedrag tussen [klager] en [broer klager] in geschil is;

2.         de notaris heeft [broer klager] ten onrechte wederom de mogelijkheid gegeven vragen en verdachtmakingen op te werpen, hoewel het rapport naar aanleiding van het onderzoek van de heer De Bie er lag;

3.         de notaris weigert verantwoording af te leggen over de reden waarom hij niet tot uitkering kan overgaan van het bedrag dat bij hem in depot staat;

4.         in het proces-verbaal van onverenigbaarheid zijn niet alle wijzigingen opgenomen die klager heeft aangevoerd, bovendien is een zinsnede verwijderd bij het concipiëren van de definitieve versie waaruit bleek dat klager niets te verwijten viel in het kader van de bedrijfsvoering;

5.         de notaris beroept zich ten onrechte op zijn beroepsgeheim ten aanzien van de informatie afkomstig van [klager] waaruit blijkt waarom niet tot verdeling kan worden overgegaan.

  4.        Verweer

4.1.       De notaris heeft verweer gevoerd. Voor zover nodig komt dat hierna aan de orde.

5.          Beoordeling

5.1.       De gemachtigde van klager heeft in eerste instantie zijn klacht ook namens de twee schoonzusters van klager ingediend. Namens hen zijn volmachten in het geding gebracht, nu zij niet op de mondelinge behandeling zijn verschenen. Deze volmachten voldeden niet, naar de kamer van toezicht aan de gemachtigde heeft doen weten, nu zij niet waren gericht op vertegenwoordiging in deze klachtprocedure. De gemachtigde heeft doen weten dat alleen klager geacht moet worden de klacht te hebben ingediend.

5.2.       Ter mondelinge behandeling is gebleken dat de klacht niet (mede) namens de gemachtigde van klager is ingediend, waarmee de gevraagde duidelijkheid op dit punt is geboden.

5.3.       Ten aanzien van de klachten 1 tot en met 4 over de werkwijze van de notaris ten aanzien van de verdeling en het proces-verbaal van onverenigbaarheid, geldt dat het handelen dan wel nalaten dat de notaris verweten wordt reeds meer dan drie jaar voor het indienen van het klaagschrift heeft plaatsgevonden. De notaris heeft zijn werkzaamheden immers aangevangen in 1999 en hij heeft deze in 2003 beëindigd. Ingevolge artikel 99 lid 12 Wna kan een klacht slechts worden ingediend gedurende een termijn van drie jaren na de dag waarop de tot klacht gerechtigde heeft kennis genomen van het handelen of nalaten van de notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven. Voor aanvang van deze termijn is bepalend volgens vaste jurisprudentie wanneer klager van het handelen of nalaten van de notaris kennis heeft genomen en niet wanneer klager tot de conclusie komt dat het handelen dan wel nalaten onjuist is. Na verloop van de termijn van drie jaar moet de notaris er van uit kunnen gaan dat de betrokkene geen reden ziet om een klacht in te dienen. Dit is mede gerechtvaardigd door het karakter van de klachtprocedure.

Deze klachten stuiten dan ook alle af op de vervaltermijn van artikel 99 lid 12 Wna. Klager wordt in de klachten 1 tot en met 4 niet-ontvankelijk verklaard.

5.4.       Met betrekking tot de klacht betreffende het beroep van de notaris op de geheimhoudingsplicht, geldt dat deze wel binnen de termijn van artikel 99 lid 12 Wna is ingediend. Klager is dus in dit opzicht ontvankelijk in zijn klacht. In ieder geval geldt ten aanzien van dit klachtonderdeel niet dat misbruik van het klachtrecht wordt gemaakt, zoals door de notaris aangevoerd. De opstelling van de notaris raakt aan diens aan het tuchtrecht onderworpen notarieel handelen. Klager kan daarover het oordeel van de kamer vragen. Alhoewel de notaris als boedelnotaris benoemd was en dus voor alle deelgenoten optrad, kan er niet zonder meer van worden uitgegaan dat correspondentie of mededelingen van één van de deelgenoten aan de notaris gemeengoed is van de deelgenoten. De notaris heeft een vertrouwenspositie. De notaris dient toestemming te hebben van de afzender dan wel degene die de mededeling heeft gedaan om de informatie onder de andere deelgenoten te verspreiden. Anders handelen schaadt zijn vertrouwenspositie. De notaris heeft dus correct gehandeld door slechts de zakelijke aspecten van de correspondentie/mededelingen van [broer klager] aan de andere deelgenoten door te geven en zich voor het overige op zijn beroepsgeheim te beroepen. De klacht is ongegrond.

6.          Beslissing

De kamer van toezicht:

verklaart klager niet-ontvankelijk in de klachten 1 tot en met 4;

verklaart klacht 5 ongegrond.

Deze beslissing is genomen door mr. R.J. Verschoof, voorzitter, en mr. drs. ir. A.J.E. Cartigny, mr. F. Hoppel, mr. W. van Ringelesteijn, leden, en mr. G.F.E. van Ree, plaatsvervangend lid, in tegenwoordigheid van de plaatsvervangend secretaris en uitgesproken in het openbaar op 23 april 2010.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na de dag van verzending van de in artikel 104 Wna bedoelde brief hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.