ECLI:NL:TNOKDOR:2010:YC0602 Kamer van toezicht Dordrecht 06/09

ECLI: ECLI:NL:TNOKDOR:2010:YC0602
Datum uitspraak: 23-04-2010
Datum publicatie: 30-07-2010
Zaaknummer(s): 06/09
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen:
  • Klacht niet-ontvankelijk
  • Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   Klachten omtrent afwikkeling nalatenschap. Deel van de klachten stuit af op vervaltermijn van artikel 99 lid 1 Wna. Versturen declaratie op naam van slechts één van de erfgenamen wellicht onduidelijk, maar niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Ten aanzien van laatste klacht is niet duidelijk tegen wie deze zich richt, zodat klaagster niet-ontvankelijk wordt verklaard.

Kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Dordrecht

KvT Klachtnummer: 06/09

Datum: 23 april 2010

Beslissing op de klacht van:

[klaagster],

wonende te [plaats],

klaagster,

tegen :

MR. [de kandidaat-notaris],

kandidaat-notaris te [plaats],

althans de (kandidaat-)notarissen van notariskantoor [notariskantoor],

verweerders,

advocaat: mr. L.H. Rammeloo.

Partijen worden hierna “klaagster” en “de (kandidaat-)notaris(sen)” genoemd, danwel wordt de betreffende (kandidaat-)notaris bij naam genoemd.

1.          Verloop van de procedure

1.1.       De kamer beslist op de volgende processtukken en/of proceshandelingen:

-          het klaagschrift van 21 oktober 2009;

-          het verweerschrift van 14 december 2009;

-          het faxbericht van verweerders, met bijlagen, van 18 maart 2010;

-          de mondelinge behandeling van 24 maart 2010;

-          de pleitnota van verweerders.

2.          Feiten

2.1.       Klaagster heeft zich gewend tot het notariskantoor na het overlijden van haar moeder op 30 november 2004 om de afwikkeling van de nalatenschap van de moeder van klaagster ter hand te nemen. De vader van klaagster was reeds overleden. Het notariskantoor heeft de schenkingen die de moeder van klaagster gedurende haar leven aan klaagster en haar broer heeft gedaan notarieel vastgelegd. De ouders van klaagster waren cliënten van het notariskantoor. Dat is de reden waarom klaagster zich tot het dit notariskantoor heeft gewend. Verschillende (kandidaat-)notarissen hebben met de afwikkeling van de nalatenschap van de moeder van klaagster bemoeienis gehad. Aan klaagster en de overige erfgenamen is geadviseerd de erfenis beneficiair te aanvaarden. Één van de erfgenamen, een nicht van klaagster, heeft dit advies niet opgevolgd. Deze nicht heeft niets van zich laten horen. Er is geen officiële boedelvolmacht door deze nicht afgegeven.

2.2.       Vanaf 2006 heeft de zus van klaagster tegen klaagster geprocedeerd betreffende de nalatenschap van hun vader, waaruit mede de schenkingen door de moeder van klaagster aan klaagster zijn gedaan. Dit heeft geresulteerd in de vonnissen van de rechtbank Dordrecht d.d. 5 december 2007 en 19 november 2008.

3.          Klacht

3.1.       Klaagster formuleert de volgende acht klachten tegen de (kandidaat-)notarissen:

  1. de (kandidaat-)notaris heeft niet (tijdig) de bankrekeningen van de moeder van klaagster geblokkeerd;
  2. de (kandidaat-)notaris heeft niet geadviseerd de huur van het appartement van moeder op te zeggen;
  3. de (kandidaat)-notaris heeft geen vereffenaar ingeschakeld of laten benoemen;
  4. de (kandidaat-)notaris heeft de kosten van de begrafenis van de moeder van klaagster niet betaald;
  5. de (kandidaat-)notaris heeft niet gemeld dat de zus van klaagster het oneens was met de waardering van de bestanddelen van de nalatenschap van vader;
  6. de (kandidaat-)notaris heeft niet gemeld dat de schenking niet gewaardeerd werd op het moment van het kwijtschelden van de koopsom maar pas op het moment van het overlijden van de moeder van klaagster;
  7. de (kandidaat-)notaris heeft de declaratie met betrekking tot zijn werkzaamheden alleen gericht aan klaagster en niet aan alle erfgenamen;
  8. de (kandidaat-)notaris wikkelt de nalatenschap van de moeder van klaagster niet verder af.

4.          Verweer

4.1.       Ten eerste voeren de (kandidaat-)notarissen aan dat uit het klaagschrift van klaagster niet duidelijk blijkt tegen wie de klacht is gericht. Klaagster dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar klacht althans haar klachten dienen als zijnde ongegrond te worden afgewezen.

4.2.       Ten tweede is klaagster niet-ontvankelijk in haar klacht wegens overschrijding van de termijn zoals genoemd in artikel 99 lid 12 Wna. De aldaar genoemde termijn van drie jaar gaat lopen op het moment dat klaagster met het handelen of nalaten van de (kandidaat-)notaris bekend werd, wat ten aanzien van alle klachten meer dan drie jaar geleden is.

4.3.       Voor het geval de Kamer van toezicht toch tot behandeling van de klachten overgaat, stellen de kandidaat-notarissen dat hen geen opdracht of volmacht is gegeven door alle erfgenamen zodat zij niet met de vereffening zijn belast. Klaagster is door de beneficiaire aanvaarding vereffenaar geworden en zij had als vereffenaar zelf de handelingen dienen te verrichten waarvan zij de (kandidaat-)notarissen verwijt dat zij deze hebben nagelaten.

5.          Beoordeling

5.1.       Per klacht zal door de Kamer van toezicht worden beoordeeld of voldoende is duidelijk gemaakt door klaagster tegen wie de betreffende klacht is gericht en of zij derhalve ontvankelijk is in de betreffende klacht.

5.2.       De eerste klacht is gericht tegen mr. [de kandidaat-notaris] . Nu dit duidelijk is, is de klacht in zoverre ontvankelijk. Klaagster verwijt mr. [de kandidaat-notaris] dat hij niet eerder na het overlijden van de moeder van klaagster de bankrekeningen heeft geblokkeerd dan wel dat hij de bank niet eerder heeft ingelicht omtrent het overlijden van de moeder van klaagster. Volgens artikel 99 lid 12 Wna kan een klacht slechts worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klacht gerechtigde van het handelen of nalaten van de betreffende (kandidaat-)notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven kennis heeft genomen. Het gaat dus niet om het moment waarop klaagster tot de opvatting komt dat het betreffende handelen of nalaten klachtwaardig is. Na verloop van tijd moet een (kandidaat-)notaris er immers van uit kunnen gaan dat de betrokkene geen reden ziet om een klacht tegen de notaris in te dienen. In de Wet op het notarisambt noch in de jurisprudentie worden gronden geboden om hierop een uitzondering te maken, zodat men zich strikt aan deze termijn dient te houden. Juist is dat mr [de kandidaat-notaris] door het ontbreken van een volmacht niet bevoegd was de rekeningen van de moeder van klaagster te blokkeren. Mr. [de kandidaat-notaris] heeft onweersproken gesteld dat hij bij brief van 24 augustus 2005 wel de bank heeft ingelicht omtrent het overlijden van de moeder van klaagster. Naar aanleiding daarvan heeft de bank de rekeningen van rechtswege geblokkeerd. De klacht richt zich dus tegen het nalaten van mr. [de kandidaat-notaris] tot 24 augustus 2005, terwijl de klacht is ingediend op 21 oktober 2009. Klaagster wordt niet-ontvankelijk verklaard in haar eerste klacht.

5.3.       De tweede klacht richt zich tegen mr. [de kandidaat-notaris]. Nu dit duidelijk is, is de klacht in zoverre ontvankelijk. Klaagster was één van de verhuurders van het appartement van haar moeder. Zij was er van op de hoogte dat de huur niet was stopgezet na het overlijden van haar moeder. In 2005 was zij reeds op de hoogte van het nalaten dat zij mr. [de kandidaat-notaris] verwijt. Dat betekent dat zij deze klacht eveneens te laat heeft ingediend op grond van artikel 99 lid 12 Wna, waaruit niet-ontvankelijkheid volgt.

5.4.       De derde klacht richt zich tegen mr. [de kandidaat-notaris]. Nu dit duidelijk is, is de klacht in zoverre ontvankelijk. Op 12 januari 2005 is aan klaagster een brief geschreven waarin wordt gesproken over een vereffenaar en in welke brief mr. [de kandidaat-notaris] volgens klaagster onduidelijk zou zijn geweest over het nut van een vereffenaar, de taken van een vereffenaar en het advies of er een vereffenaar ingeschakeld diende te worden. Het verwijtbaar handelen van mr. [de kandidaat-notaris] dateert, gezien de brief, van meer dan drie jaren voor het indienen van de klacht en klaagster wordt met betrekking tot de derde klacht niet-ontvankelijk verklaard, op dezelfde grond als ten aanzien van de al behandelde klachten.

5.5.       De vierde klacht richt zich tegen mr. [de kandidaat-notaris]. Nu dit duidelijk is, is de klacht in zoverre ontvankelijk. De klacht behelst het niet betalen van de begrafeniskosten uit de nalatenschap. Nu in 2005 reeds bekend was dat deze kosten niet waren betaald door mr. [de kandidaat-notaris], is klaagster ook hier te laat met het indienen van haar klacht, waaruit niet-ontvankelijkheid volgt.

5.6.       Dat mr. [de kandidaat-notaris] heeft nagelaten klaagster op de hoogte te stellen van de omstandigheid dat de zus van klaagster, [zus], het niet eens was met de waardering van de nalatenschap van de vader van klaagster, wist klaagster al in juni 2005. Op de mondelinge behandeling heeft klaagster immers gesteld dat er op 6 juni 2005 door [zus] conservatoir beslag is gelegd. Daarmee is klaagster bekend geworden met het feit dat [zus] zich niet kon vinden in de wijze waarop de schenkingen dan wel de verdeling van de nalatenschap heeft plaatsgevonden. Ook met betrekking tot de vijfde klacht is de termijn van artikel 99 lid 12 Wna inmiddels verstreken, waaruit niet-ontvankelijkheid volgt.

5.7.       De zesde klacht richt zich tegen notaris mr. [notaris]. Nu dit duidelijk is, is de klacht in zoverre ontvankelijk. De schenkingen van de onroerende zaken werden pas gewaardeerd bij het overlijden van de moeder van klaagster. De schenkingen hadden echter in 2002 plaatsgevonden en waren ook toen gewaardeerd. Het is juist dat op basis van het vonnis van 5 december 2007 van de rechtbank Dordrecht geconcludeerd kan worden dat het advies van de notaris te wensen overliet, doch het verwijt is dat de notaris heeft nagelaten klaagster voor te lichten hierover in 2002, ten tijde van de schenkingen. Nu dit meer dan drie jaren geleden is wordt klaagster op grond van artikel 99 lid 12 Wna niet ontvankelijk verklaard in haar klacht.

5.8.       Het verwijt dat de declaratie slechts is gericht aan klaagster alleen treft mr. [de kandidaat-notaris]. Nu dit duidelijk is, is de klacht in zoverre ontvankelijk. Vast staat dat deze declaratie alleen aan klaagster is gericht. Het is gebruikelijk een declaratie op naam van alle erfgenamen uit te brengen, terwijl de rekening aan één van die erfgenamen wordt gestuurd. Dit gebruik is ook hier aan de orde, waar mr. [de kandidaat-notaris]in de brief van zijn zijde d.d. 5 september 2006 er uitdrukkelijk op wijst dat hij noch zijn kantoorgenoten als partijnotaris optreden, maar de belangen van alle erfgenamen gelijkelijk behartigen. De declaratie had dus beter op naam van alle erfgenamen gesteld kunnen worden. Door anders te handelen is door mr. [de kandidaat-notaris] enige onduidelijkheid gecreëerd. Dit is echter onvoldoende om het handelen van mr. [de kandidaat-notaris] tuchtrechtelijk verwijtbaar te achten, zeker als ook nog in acht genomen wordt dat de declaratie is ingetrokken. De klacht wordt ongegrond verklaard.

5.9.       Ten aanzien van de laatste klacht, overweegt de Kamer van toezicht dat het haar op het eerste gezicht niet duidelijk is waarom volgens het notariskantoor de nalatenschap niet verder kan worden afgehandeld. De brief van klaagster d.d. 16 februari 2009 over deze klacht richt zich tot notaris mr. [notaris 2], maar hij wordt door klaagster in haar klacht niet genoemd. Nu niet duidelijk is tegen wie zich deze klacht dan wél richt, wordt klaagster niet-ontvankelijk verklaard.

6.          Beslissing

De Kamer van toezicht:

verklaart klaagster niet-ontvankelijk in de klachten 1 tot en met 6 en 8;

verklaart klacht 7 ongegrond.

Deze beslissing is genomen door mr. R.J. Verschoof, voorzitter, en mr. drs. ir. A.J.E. Cartigny, mr. F. Hoppel, mr. W. van Ringelesteijn en W. van der Heiden, leden, in tegenwoordigheid van de plaatsvervangend secretaris en uitgesproken in het openbaar op 23 april 2010.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na de dag van verzending van de in artikel 104 Wna bedoelde brief hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.