ECLI:NL:TNOKARN:2010:YC0584 Kamer van toezicht Arnhem 07.831/2010/957

ECLI: ECLI:NL:TNOKARN:2010:YC0584
Datum uitspraak: 16-12-2010
Datum publicatie: 10-02-2011
Zaaknummer(s): 07.831/2010/957
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen:
  • Klacht niet-ontvankelijk
  • Klacht ongegrond
  • Klacht gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie: De Kamer is van oordeel dat er voldoende aanleiding voor de notaris was om het “Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid” te volgen. Dit klachtonderdeel gegrond, overige klachtonderdelen ongegrond.

KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE ARNHEM

Kenmerk: 07.831/2010/957

Beslissing van de Kamer van Toezicht te Arnhem op de klacht van

[A], wonende te […],

[B], wonende te […],

[C], wonende te […],

hierna ook te noemen: klagers,

tegen

[ ],

notaris te […],

1. De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-  de brief van [A] van 8 april 2010, waarin de klacht tegen de notaris

  is neergelegd;

-  de brief van [A] van 19 oktober 2010;

-  de e-mail van [B] van 1 november 2010;

-  de mondelinge behandeling van de klacht op 2 november 2010, waarbij

  de drie klagers en de notaris zijn verschenen;

-  de e-mail van [C] van 2 november 2010.

2. De feiten

2.1.  Begin mei 2009 heeft de moeder van [A] en [B] (hierna te noemen: de moeder) ten overstaan van de notaris een notariële volmacht ondertekend, waarmee zij aan haar echtgenoot, de vader van klagers (hierna te noemen: de vader) een algemene volmacht verstrekte.

2.2.  In september 2009 is de moeder overleden.

2.3.  In maart 2010 hebben klagers en de vader op het kantoor van de notaris een gesprek gehad over de nalatenschap van de moeder, waarbij de boedelbeschrijving, zoals de vader die had opgemaakt, onderwerp van bespreking was.

3. De klacht en het verweer

Klagers verwijten de notaris dat:

a.       hij de moeder een notariële volmacht heeft laten ondertekenen, terwijl zij haar wil niet kon bepalen omdat zij aan de ziekte van Alzheimer leed;

b.      hij de door vader opgemaakte boedelbeschrijving heeft geaccepteerd, terwijl hij eenvoudig had kunnen zien dat deze niet compleet was;

c.       hij klagers onjuist heeft voorgelicht door te stellen dat zij geen recht hadden op inzage in de administratie van de ouders van klagers over de periode vóór het overlijden van de moeder.

Klager [A] verwijt de notaris voorts dat:

d.      hij heeft verklaard dat hij zich niet kon herinneren dat hij een half jaar voordien de notariële volmacht had gepasseerd;

e.       hij de notariële volmacht in het bijzijn van de vader heeft gepasseerd.

De notaris heeft geen schriftelijk verweer gevoerd. Ter zitting heeft hij verweer gevoerd, waarop de Kamer in de beoordeling voor zover van belang nader zal ingaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1.  Ingevolge artikel 98 lid 1 Wet op het notarisambt (Wna) zijn notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij de zorg die zij als notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt.

De Kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert. De Kamer overweegt daartoe als volgt.

4.2.  De Kamer is van oordeel, mede gelet op het bepaald in artikel 49 Wna, dat klaagster [C], die met [B] samenwoont, geen rechtstreeks belanghebbende is bij het indienen van de klacht, aangezien niet gesteld of gebleken is dat zij erfgenaam is van de moeder. Op grond daarvan kan [C] niet in haar klacht worden ontvangen.

Klacht a.

4.3.  De notaris verklaart dat hij de moeder in verband met de notariële volmacht twee maal heeft gesproken. Hij heeft haar daartoe bezocht in verpleeghuis Oranje Nassau Oord te Renkum. De eerste keer vond een bespreking in het bijzijn van de vader plaats. Deze duurde ongeveer 30 minuten. De tweede bespreking was om de volmacht te passeren, daarbij was de vader niet aanwezig. Dit gesprek duurde volgens de notaris ongeveer 15 minuten. De notaris erkent dat de besprekingen met de moeder plaatsvonden in een gedeelte van het verpleeghuis waar men niet vrijelijk in- en uit kon lopen. Hij verklaart ter zitting dat hij de wilsbekwaamheid van de moeder tijdens de besprekingen met haar heeft beoordeeld. De gesprekken zagen op zowel persoonlijke zaken van de moeder als op de rechtsgevolgen van de volmacht. De notaris verklaart desgevraagd dat niet is uit te sluiten dat de moeder aan de ziekte van Alzheimer leed. Deze ziekte heeft vele verschijningsvormen, sommige daarvan zijn niet direct waarneembaar.

4.4.  De klagers verklaren dat de moeder al jaren aan de ziekte van Alzheimer leed en daarom op de gesloten afdeling van het verpleeghuis verbleef. Bovendien heeft zij kort voor het passeren van de akte een beroerte gehad. Het was volgens klagers onmogelijk om een samenhangend gesprek met de moeder te voeren en zeker niet gedurende 15 minuten.

4.5.  De Kamer is van oordeel dat reeds het enkele feit dat de moeder op een gesloten afdeling van een verpleeghuis verbleef, voor de notaris aanleiding had moeten zijn om het “Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid ten behoeve van notariële dienstverlening” te raadplegen. Volgens het Stappenplan waren er diverse indicatoren aanwezig die een nadere beoordeling van de wilsbekwaamheid van de moeder rechtvaardigden. De notaris had ter beoordeling van haar wilsbekwaamheid niet uitsluitend op zijn eigen waarneming mogen afgaan. Door een nadere beoordeling van de wilsbekwaamheid na te laten, heeft de notaris naar het oordeel van de Kamer, gelet op de omstandigheden van het geval, op onzorgvuldige wijze de wilsbekwaamheid van de moeder beoordeeld. De Kamer acht dit klachtonderdeel gegrond.

Klacht b.

4.6.  De vader heeft een boedelbeschrijving gemaakt en deze was onderwerp van bespreking in maart 2010. Klagers stellen dat de notaris eenvoudig had kunnen zien dat deze beschrijving niet volledig was en dat hij de boedelbeschrijving niet had moeten accepteren. De notaris erkent dat in de loop van het gesprek, na vragen van de zijde van klagers, duidelijk werd dat de boedelbeschrijving niet volledig was en dat deze diende te worden aangepast, hetgeen ook is gebeurd.

De Kamer is van oordeel dat de boedelbeschrijving, die door de vader en niet door de notaris was opgemaakt, als uitgangspunt voor de bespreking mocht worden genomen. De notaris heeft hiermee naar het oordeel van de Kamer niet klachtwaardig gehandeld. Dit klachtonderdeel acht de Kamer ongegrond.

Klacht c.

4.7.  De notaris stelt, onweersproken door klagers, dat klagers inzage wensten in de bankafschriften en belastingaangiften van de ouders over de laatste drie jaar voor het overlijden van de moeder. De notaris is van mening dat klagers daar op grond van uitspraken van de Hoge Raad, die hij niet met name kan noemen, niet zonder meer recht op hebben.

4.8.   Klagers stellen dat zij het recht van inzage hebben in de administratie van erflaatster. Voor zover zij daarmee te kennen geven dat zij rekening en verantwoording vragen van de vader, overweegt de Kamer dat de Hoge Raad in 2005 heeft geconcludeerd dat volmachtverlening niet een rechtsverhouding schept op grond waarvan de gevolmachtigde gehouden is zich te verantwoorden tegenover anderen dan de volmachtgever (HR 13 mei 2005, LJN AS4167). De volmachtgever heeft volgens vaste jurisprudentie wel het recht om rekening en verantwoording te vragen aan de gevolmachtigde. Nu de volmachtverlening is geëindigd door het overlijden van de moeder, is daarmee het recht om rekening en verantwoording te vragen eveneens geëindigd. De Kamer concludeert dat de notaris zich baseert op de rechtspraak van de Hoge Raad en is van oordeel dat de handelwijze van de notaris, voor zover gevraagd is om rekening en verantwoording af te leggen, niet onjuist is.

Klagers stellen dat zij recht hebben op inzage in de stukken. Voor zover gerede twijfels bestaan of voor vaststelling van de omvang en samenstelling van de nalatenschap de juiste gegevens beschikbaar zijn gesteld door de vader als deelgenoot in die nalatenschap, hebben zij recht op inzage in de stukken die daarop betrekking hebben (Hof Arnhem 17 mei 2005, LJN AT6104). Voor zover de notaris daarover onduidelijkheid heeft laten bestaan is dat onjuist. Daarvan is echter onvoldoende gebleken. De notaris heeft immers de vader opgedragen nadere gegevens te verschaffen om tot vaststelling van de omvang van de nalatenschap te komen. De Kamer acht dit klachtonderdeel ongegrond.

Klacht d.

4.9.  Klager [A] stelt dat hij de notaris na het overlijden van de moeder heeft gevraagd of hij de moeder een half jaar voordien een notariële volmacht heeft laten ondertekenen en dat de notaris hierop heeft geantwoord “dat hij zich dat niet kon herinneren”. De notaris verklaart ter zitting dat hij op het moment dat de vraag werd gesteld niet zeker was of hij op grond van zijn geheimhoudingsplicht antwoord mocht geven op de vraag. De klager verklaart dat hij een antwoord als in laatstbedoelde zin beter had kunnen begrijpen en accepteren. De Kamer is van oordeel dat een en ander een onhandige, maar geen klachtwaardige, wijze van communicatie is. Dit klachtonderdeel acht de Kamer ongegrond.

Klacht e.

4.10.  De Kamer stelt vast dat niet in rechte is komen vast te staan dat de notariële volmacht in het bijzijn van de vader is gepasseerd, nu de notaris zulks heeft betwist. De Kamer acht dit klachtonderdeel ongegrond.

De Kamer acht het klachtonderdeel a. gegrond. De Kamer is van oordeel dat de handelwijze van de notaris laakbaar is en wel dermate dat de Kamer de maatregel van waarschuwing passend en geboden acht.

5. De beslissing

De Kamer van Toezicht

- verklaart [C] niet-ontvankelijk in haar klacht;

- verklaart de klachtonderdelen b, c, d en e ongegrond;

- verklaart het klachtonderdeel a. gegrond en legt de notaris de maatregel van waarschuwing op.

Deze beslissing is gegeven door mr. L.A. van Son, plv. voorzitter,

mrs. P.F. Heuff, A.J.V. Tierolff, P.A. Huidekoper en J.J.G.M. Kuijpers, plv. leden, en in tegenwoordigheid van mr. C. van Schelven, secretaris, uitgesproken in het openbaar op 16 december 2010.

De secretaris                                                      De plv. voorzitter