ECLI:NL:TNOKARN:2010:YC0450 Kamer van toezicht Arnhem 07.831/2009/935

ECLI: ECLI:NL:TNOKARN:2010:YC0450
Datum uitspraak: 04-05-2010
Datum publicatie: 26-05-2010
Zaaknummer(s): 07.831/2009/935
Onderwerp: Overig
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Langdurige negatieve bewaringspositie van substantiële omvang. Waarschuwing.

KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-                                             

                                               NOTARISSEN TE ARNHEM                               

Kenmerk: 07.831/2009/935

Beslissing van de Kamer van Toezicht te Arnhem op de klacht van

Bureau Financieel Toezicht,

kantoorhoudende te Utrecht,

gemachtigde: A.C.M. Hesselberth RA,

hierna te noemen: klager en/of het BFT,

tegen

mr. […],

notaris te […], gemeente […],

hierna te noemen: de notaris.

1. De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-        de brief van het BFT van 28 juli 2009;

-        de brief van de notaris van 21 september 2009;

-        de brief van het BFT van 12 oktober 2009;

-        de brief van de notaris van 27 oktober 2009;

-        de mondelinge behandeling van de klacht op 24 maart 2010;

-        de pleitnota van het BFT.

2. De feiten

2.1.  Uit de bevindingen van het BFT is naar voren gekomen dat gedurende 2009 sprake is geweest van een negatieve bewaringspositie, namelijk op:

-         31 december 2008   € 140.803 negatief;

-         31 januari 2009        € 253.682 negatief;

-         28 februari 2009       € 273.814 negatief;

-         31 maart 2009          € 267.927 negatief;

-         30 april 2009            € 217.820 negatief;

-         31 mei 2009             € 234.678 negatief.

2.2.  Om een einde te maken aan de negatieve bewaringspositie heeft de notaris twee kapitaalstortingen verricht, te weten eind juli 2009 een bedrag van € 36.618 en in augustus 2009 een bedrag van € 149.250.

2.3.  Vanaf oktober 2009 is de bewaringspositie van de notaris positief.

3. De inhoud van de klacht en het standpunt van het BFT

3.1.  Het BFT stelt dat er sprake is geweest van een structurele negatieve bewaringspositie van substantiële omvang. Voorts stelt het BFT dat de notaris met onvoldoende voortvarendheid de tekorten heeft aangevuld, aangezien de negatieve bewaringspositie van de notaris vanaf eind april 2009 bekend was.

3.2.  Het BFT stelt dat de notaris in strijd heeft gehandeld met artikel 23 lid 1 Wet op het notarisambt (Wna) en artikel 15 lid 1 Verordening beroeps- en gedragsregels (Vgb), artikel 25 lid 3 Wna en de artikelen 1 tot en met 3 van de Administratieverordening.

4. Het standpunt van de notaris

De notaris erkent dat er sprake is geweest van een negatieve bewaringspositie. Hij biedt zijn excuses aan voor de situatie en legt uit hoe het heeft kunnen gebeuren. Enerzijds wijt de notaris de situatie aan de slechte communicatie die hij met zijn accountant had. Hij vertrouwde erop dat de accountant de administratie op een juiste manier voerde. Anderzijds wijst de notaris erop dat de belastingdienst vanaf 2006 op een andere wijze de overdrachtsbelasting inde. Hierdoor heeft hij onvoldoende zicht gehouden op zijn bewaringspositie.

Om de negatieve bewaringspositie op te heffen heeft de notaris twee kapitaalstortingen vanuit zijn privé-vermogen verricht. Voor de tweede kapitaalstorting heeft de notaris gelden van de bank geleend en het verstrekken door deze gelden duurde, achteraf gezien, inderdaad langer dan de notaris van te voren voorzien had.

Ook overigens heeft de notaris maatregelen genomen in de personele organisatie van zijn kantoor om kosten te besparen.

5. De beoordeling

5.1.   Ingevolge artikel 98 lid 1 Wet op het notarisambt (Wna) zijn notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij de zorg die zij als notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. De Kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert. De Kamer overweegt daartoe als volgt.

5.2.  De bewaringspositie moet te allen tijde positief zijn ex art. 15 lid 1 Vgb. De notaris heeft erkend dat er sprake is geweest van een structurele negatieve bewaringspositie van substantiële omvang. De Kamer acht de klacht aldus gegrond.

5.3.  Ten aanzien van de door de notaris aangevoerde omstandigheden overweegt de Kamer als volgt.

De Kamer is van oordeel dat de slechte communicatie tussen de notaris en zijn accountant en de onjuiste wijze van boekhouden, te weten het salderen van kwaliteitsgelden met debetposten zoals honorarium, volledig voor risico van de notaris komt.

Voorts acht de Kamer het weliswaar niet onaannemelijk dat de andere wijze van inning van de overdrachtsbelasting door de belastingdienst van invloed zal zijn geweest op het ontbreken van financieel overzicht bij de notaris, maar de Kamer is van oordeel dat deze omstandigheid eveneens voor risico van de notaris komt.

De Kamer neemt in het voordeel van de notaris in aanmerking dat hij onmiddellijk de feiten heeft erkend, spijt heeft betuigd en, hoewel vertraagd, maatregelen heeft genomen om een einde te maken aan de negatieve bewaringspositie en herhaling te voorkomen. Voorts overweegt de Kamer dat de notaris in zijn lange staat van dienst niet eerder een negatieve bewaringspositie heeft gehad en dat de negatieve bewaringspositie, zoals het BFT ook heeft erkend, niet is ontstaan als gevolg van bewuste privé-onttrekkingen door de notaris. Tot slot heeft de notaris ter zitting verklaard dat hij voornemens om op korte termijn zijn praktijk over te dragen, hetgeen de Kamer gelet op de leeftijd van de notaris aannemelijk acht.

De Kamer overweegt dat het handelen van de notaris in beginsel dermate laakbaar is dat er aanleiding is om een strengere maatregel op te leggen, maar dat er in dit geval, alle omstandigheden in aanmerking genomen, termen aanwezig zijn om de maatregel van waarschuwing op te leggen.

6. De beslissing

De Kamer van Toezicht

verklaart de klacht tegen de notaris gegrond,

legt de maatregel van waarschuwing op.

Deze beslissing is gegeven door mr. L.A. van Son, plv. voorzitter,

dhr. E. Bos, mrs. A.J.V. Tierolff, P.F. Heuff en P.A. Huidekoper, plv. leden, en in tegenwoordigheid van mr. C. van Schelven, secretaris, uitgesproken in het openbaar op 4 mei 2010

De secretaris                                                                             De plv. voorzitter