ECLI:NL:TNOKARN:2010:YC0405 Kamer van toezicht Arnhem 07.831/2008/906

ECLI: ECLI:NL:TNOKARN:2010:YC0405
Datum uitspraak: 20-01-2010
Datum publicatie: 04-03-2010
Zaaknummer(s): 07.831/2008/906
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht gegrond zonder maatregel
Inhoudsindicatie: Klager stelt dat de notaris onzorgvuldig is geweest bij de afwikkeling van de nalatenschap van haar vader. Alle klachtonderdelen ongegrond, met uitzondering van de klacht dat de notaris, in strijd met hetgeen hij op zijn eigen website vermeldt, niet maandelijks voor zijn werkzaamheden heeft gedeclareerd. Geen maatregel.

KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-                                             

                                               NOTARISSEN TE ARNHEM                               

Kenmerk: 07.831/2008/906

Beslissing van de Kamer van Toezicht te Arnhem op de klacht van

[…]

tijdens leven wonende te […],

klaagster,

gemachtigden: [A] te […] en [B] te […],

tegen

[…]

notaris te […]

gemachtigde: […] te […].

Partijen zullen verder klaagster en de notaris worden genoemd.

1. De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit :

-      de brief met bijlage van klaagster van 24 december 2008, waarin de klacht tegen de notaris is neergelegd;

-        de brief met bijlage van de notaris van 22 januari 2009;

-      de brief met bijlagen van klaagster van 15 februari 2009, waarin zij verklaart haar klacht tegen de notaris gestand te doen;

-        de brief met bijlagen van de notaris van 16 maart 2009;

-        de brief met bijlagen van klaagster van 20 mei 2009;

-        de brief (“Aanhangsel”) met bijlage van klaagster van 21 mei 2009;

-        de brief met bijlagen van de notaris van 29 juni 2009;

-        de brief met bijlagen van klaagster van 22 juli 2009;

-        de brief met bijlagen van de notaris van 28 augustus 2009;

-      de brief van klaagster van 4 oktober 2009, waarin klaagster genoemde [A] en [B] volmacht geeft;

-      de mondelinge behandeling van de klacht op 4 november 2009, waar zijn verschenen:

-      genoemde [A] en [B] (respectievelijk zuster en zwager van klaagster) namens klaagster;                                                                                                                              - de notaris, bijgestaan door zijn gemachtigde.

-        de brief van klaagster van 3 november 2009, overgelegd ter zitting.

2. De feiten

2.1.    De vader van klaagster, [C], is overleden op 10 november 2007. Hij laat zijn vier kinderen na tot zijn erfgenamen. De moeder van klaagster is al eerder overleden.

2.2.    Mevrouw [D] (zuster van klaagster) is tezamen met notaris X uit Y  benoemd tot executeur in de nalatenschap.

2.3.   Aangezien de executeurs geen vooruitgang boeken in de afwikkeling van de nalatenschap, benadert mevrouw [D] de notaris, die zij op persoonlijke titel kent, voor advies.

2.4.   Nadat de andere erfgenamen hebben ingestemd, geeft mevrouw [D] de verdere behandeling en verdeling van goederen van de nalatenschap vanaf medio april 2008 uit handen aan het kantoor van de notaris.

2.5.   De notaris heeft zijn werkzaamheden in februari 2009 beëindigd.

3. De klachten en het verweer

Klaagster stelt dat de notaris onzorgvuldig is geweest bij de afwikkeling van de nalatenschap van haar vader. De notaris voert gemotiveerd verweer.

Op de klachten en het verweer zal hieronder nader ingegaan worden.

4. De beoordeling van de klachten

5.1.   Ingevolge artikel 98 lid 1 Wet op het notarisambt zijn notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij de zorg die zij als notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. De Kamer dient derhalve te onderzoeken

of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert. De Kamer overweegt daartoe als volgt.

5.2. Volgens klaagster handelt de notaris de nalatenschap niet voldoende voortvarend af. Hij reageert niet op haar verzoeken om contact op te nemen. Het duurt erg lang om zaken te regelen, zo heeft de notaris drie maanden nodig gehad om volmachten voor de erfgenamen op te stellen. Gelet op het feit dat de notaris op de hoogte was van de terminale ziekte van klaagster en van de wens van de erfgenamen om de zaken met voortvarendheid af te wikkelen, acht klaagster deze handelwijze van de notaris onzorgvuldig.

De notaris betwist dat hij niet heeft gereageerd op de talloze faxen, brieven,

e-mails en telefoontjes van klaagster. Hij stelt dat hij of één van zijn medewerkers wel degelijk heeft gereageerd, maar dat hij, doordat klaagster zo  vaak contact zocht en vanwege het feit dat hij een drukke praktijk heeft, niet steeds terstond kan reageren. De notaris erkent voorts dat hij ten opzichte van klaagster niet inhoudelijk heeft gereageerd op haar brief van 11 december 2008.

Hij verklaart dat hij in de veronderstelling verkeerde dat de heer [E], werkzaam bij [F] Management te [Z], klaagster vertegenwoordigde, of in ieder geval dat de heer [E] de door de notaris voorgestelde verdeling van de nalatenschap met klaagster zou bespreken. Hij baseert deze veronderstelling op een brief van klaagster, waaruit de notaris tijdens de zitting voorleest en waarin klaagster schrijft dat zij contact met de heer [E] heeft gehad en dat deze op zijn beurt nog contact met de notaris zou opnemen. De notaris had in de periode eind november en begin december 2008 wel contact met de heer [E].

De Kamer is van oordeel dat op basis van de door klaagster gestelde feiten niet, althans onvoldoende blijkt dat de notaris onvoldoende voortvarend heeft gehandeld en acht dit klachtonderdeel aldus ongegrond. De notaris mocht er vanuit gaan dat hetgeen hij aan de heer [E] liet weten, door deze met klaagster besproken zou worden. Voor het geval klaagster bedoeld heeft te stellen dat de notaris beter had moeten communiceren, acht de Kamer dit eveneens ongegrond, omdat voldoende aannemelijk is dat de notaris mocht verwachten dat de heer [E] met klaagster de door de notaris voorgestelde verdeling zou bespreken.

5.3.   Klaagster stelt voorts dat de notaris haar verzoek om een aantal zaken uit de nalatenschap overhandigd te krijgen, stelselmatig heeft genegeerd. Klaagster heeft op 11 december 2008 de notaris een brief geschreven, waarin zij ondermeer de notaris verzoekt om haar vóór Kerst de haar toebehorende zaken te doen toekomen, waaronder haar aandeel in de aandelen, in de gouden tientjes, één/derde aandeel in de briljanten armband, alsmede de wandelstokken en trouwring van haar vader. De notaris heeft in de visie van klaagster dit verzoek genegeerd en pas tijdens zijn bezoek aan klaagster op 7 januari 2009 de wandelstok en de trouwring overhandigd.

De notaris stelt dat de erfgenamen geen overeenstemming hadden over een partiële verdeling, zodat geen gevolg aan de wens van klaagster kon worden gegeven.

De Kamer volgt de notaris in zijn verweer. Gelet op de veronderstelling van de notaris dat de heer [E] de door de notaris voorgestelde verdeling van de nalatenschap met klaagster zou bespreken, is de Kamer van oordeel dat van de notaris in de gegeven omstandigheden niet méér verlangd kon worden dan wat hij feitelijk heeft gedaan, namelijk klaagster op 7 januari 2009 een persoonlijk bezoek te brengen en haar de zaken te overhandigen die op dat moment overhandigd konden worden. De Kamer acht dit klachtonderdeel aldus ongegrond.

5.4.  Voorts verwijt klaagster de notaris dat hij zich het ledencertificaat van de Rabobank heeft toegeëigend en de opbrengst heeft aangewend om zijn declaratie veilig te stellen.

De notaris stelt dat het de wens van de erfgenamen is om het ledencertificaat van de Rabobank, evenals de overige aandelen, te verdelen onder de erfgenamen. Dit is door de erfgenamen niet weersproken. De notaris heeft op 11 februari 2009 een

concept-brief naar de Rabobank gefaxt, waarin opdracht wordt gegeven om, behalve de verdeling van de overige aandelen, het ledencertificaat te verkopen en de opbrengst op zijn derdengeldrekening ten behoeve van de nalatenschap van de heer [C] over te maken. De notaris verklaart deze handelwijze doordat hij voorafgaand aan de concept-brief telefonisch contact met de bank heeft opgenomen en dat toen bleek dat het niet mogelijk was om het ledencertificaat zelf te verdelen.

De Kamer overweegt dat op de brief van 11 februari 2009 met opvallende letters “Concept” staat en dat een concept ten doel heeft om een voorgenomen handeling aan te kondigen, zodat de cliënt daarop kan reageren in het geval men het ermee niet eens is of iets onduidelijk is. De Kamer is van oordeel dat de notaris in dit opzicht geen verwijt kan worden gemaakt en acht het klachtonderdeel ongegrond.

5.5.   Klaagster klaagt voorts dat de notaris haar op een zeer ongebruikelijk tijdstip, te weten om 00.30 uur ’s nachts, een bezoek brengt. Hoewel klaagster verbolgen is over het zeer late tijdstip, laat zij de notaris binnen en neemt de wandelstok en trouwring in ontvangst.

De notaris verklaart dat klaagster voorafgaand aan zijn bezoek er telefonisch mee heeft ingestemd dat de notaris haar op dit ongebruikelijke tijdstip bezoekt. Hij is die avond door mevrouw [D], de voormalige executeur, in het bezit gesteld van een aantal goederen waarvan hij wist dat klaagster ze graag wilde hebben. Hij was ervan op de hoogte dat klaagster terminaal ziek was en dat zij niet over eigen vervoer beschikte. Voorts was het binnen familiekring goed bekend dat klaagster heel laat naar bed gaat en de notaris heeft voorafgaand aan het telefoontje met klaagster nog met de heer en mevrouw [B en D] overlegd of hij klaagster nog wel op dat tijdstip kon bellen. De notaris verklaart overigens dat het tijdstip rond 23.00 uur lag en niet zo laat als klaagster stelt.

De Kamer is van oordeel dat klaagster, nadat ze ermee heeft ingestemd dat de notaris haar bezoekt, niet meer kan klagen over de ongebruikelijkheid van het tijdstip van het bezoek. De kamer acht dit klachtonderdeel, gegeven genoemde bijzondere omstandigheden, ongegrond.

5.6.   Klaagster stelt voorts dat de notaris niet maandelijks voor zijn werkzaamheden heeft gedeclareerd. Zij wijst erop dat op de website van het notariskantoor staat vermeld dat de notaris iedere maand voor zijn werkzaamheden een declaratie stuurt en dat de notaris dat heeft nagelaten. In plaats daarvan heeft de notaris op 22 januari 2009 een urenuitdraai naar de erfgenamen gestuurd, waaruit blijkt dat hij inmiddels een zodanig aantal uren aan de afwikkeling van de nalatenschap heeft besteed, dat dit zou neerkomen op een declaratie van ongeveer € 20.000,00.

De notaris erkent dat op zijn website de mededeling heeft gestaan dat er maandelijks een declaratie zou worden uitgereikt en dat hij heeft nagelaten dit te doen. Hij verklaart de aanwezigheid van deze tekst op de website doordat advocaten en notarissen binnen het kantoor zijn

gaan samenwerken. In de advocatuur is het gebruikelijk om maandelijks te declareren. In het notariaat is dat niet gebruikelijk en zeker niet bij het afwikkelen van een boedel. De notaris heeft inmiddels de desbetreffende tekst op de website verwijderd.

De Kamer is van oordeel dat de klacht ten aanzien van het ontbreken van een maandelijkse declaratie gegrond is, nu vast staat dat deze tekst op de website heeft gestaan en de notaris niet conform heeft gehandeld.

5.7.   Klaagster stelt voorts dat de notaris zijn urenstaat heeft opgeblazen.  De notaris stelt dat hij nog niet eens alle door hem en door zijn kantoor medewerkers bestede uren heeft genoteerd.

Hieromtrent overweegt de Kamer dat aannemelijk is geworden dat klaagster zelf een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan het grote aantal uren dat de notaris en zijn medewerkers aan de afwikkeling van de nalatenschap hebben moeten besteden, aangezien aannemelijk is dat klaagster zich als cliënte veeleisend heeft opgesteld en veel aandacht van de notaris heeft gevraagd. In zijn algemeenheid rust op de notaris een verantwoordelijkheid om het aantal uren dat hij ten behoeve van de afwikkeling van de nalatenschap en dus ten behoeve van de gezamenlijke erfgenamen besteedt, binnen redelijke grenzen te houden. De Kamer is van oordeel dat klaagster onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de notaris zich aan dit uitgangspunt niet heeft gehouden. De Kamer acht dit klachtonderdeel aldus ongegrond.

5.8. Klaagster stelt voorts dat de notaris niet altijd de waarheid spreekt en de kunst van het weglaten verstaat. Klaagster heeft als concreet voorbeeld van de leugenachtigheid van de notaris naar voren gebracht dat hij tijdens zijn bezoek aan klaagster op 7 januari 2009 tegen haar heeft gezegd dat haar zuster [A] de volmacht al had ondertekend, terwijl klaagster naderhand is gebleken dat haar zuster dat pas op 22 januari 2009 heeft gedaan.

Ter zitting betwist de notaris dat hij tegen klaagster heeft gezegd dat de volmacht al door de zuster van klaagster was ondertekend. Hij had al wel van haar de mondelinge toezegging gekregen dat de volmacht zou worden getekend. Hij verklaart dat het voor hem onbegrijpelijk is hoe dit misverstand heeft kunnen ontstaan.

De Kamer overweegt dat nu partijen tegengestelde verklaringen hebben afgelegd niet, althans onvoldoende vaststaat, wat nu precies gezegd is. De Kamer acht dit klachtonderdeel derhalve bij gebrek aan bewijs ongegrond.

5.9.   Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat alle klachtonderdelen, met uitzondering van de klacht over het niet maandelijks declareren conform de tekst van de website, ongegrond zijn. Ten aanzien van de klacht over het niet maandelijks declareren overweegt de Kamer dat aannemelijk is geworden dat het niet de bedoeling van de notaris is geweest dat de betreffende tekst op de website ook zou gelden buiten de advocatuur. De betreffende tekst op de website is onmiddellijk aangepast.

Niet gebleken is dat klaagster in de periode dat de notaris zijn werkzaamheden verrichtte een beroep heeft gedaan op de mededeling op de website en om een declaratie of urenstaat heeft gevraagd. De Kamer is van oordeel dat er, gelet op de geringe ernst van het verwijt, geen aanleiding bestaat een maatregel op te leggen.

6. De beslissing

De Kamer van Toezicht

verklaart de klacht tegen de notaris als omschreven onder 5.6. gegrond, zonder oplegging van een maatregel;

verklaart de klachten tegen de notaris als omschreven onder 5.2., 5.3., 5.4., 5.5., 5.7. en 5.8. ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. L.A. van Son, plv. voorzitter,

dhr. E. Bos, mrs. J.G.T.M. Castrop, A.J.V. Tierolff, en P.A. Huidekoper, plv. leden, en in tegenwoordigheid van mr. C. van Schelven, secretaris, uitgesproken in het openbaar op 20 januari 2010.

De secretaris                                                                             De plv. voorzitter