ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0669 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 009/2010

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0669
Datum uitspraak: 18-11-2010
Datum publicatie: 18-11-2010
Zaaknummer(s): 009/2010
Onderwerp: Schending beroepsgeheim
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen verloskundige. Gemeenschappelijk dossier van de groepspraktijk niet goed ingericht. Ten onrechte bij intake geen termijnecho en GUO aangeboden. Waarschuwing.

 

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 18 november 2010 naar aanleiding van de op 14 januari 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a a g s t e r

-tegen-

C , verloskundige, werkzaam te B,

bijgestaan door mr. S. Slabbers, verbonden aan DAS Rechtsbijstand te Amsterdam,

v e r w e e r s t e r

1.      HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Klaagster heeft een klaagschrift ingediend met, op vragen van de secretaris, een aanvulling hierop. Verweerster heeft een verweerschrift ingediend met bijlagen. Klaagster heeft hierop een aantal malen gerepliceerd, waarbij zij het aantal aangeklaagden heeft uitgebreid. Verweerster heeft vervolgens gedupliceerd, met een bijlage. Op verzoek van de secretaris heeft verweerster nog een stuk overgelegd.

Beide partijen hebben afgezien van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.

De zaak is behandeld ter openbare zitting van 2 oktober 2010, alwaar verweerster is verschenen met haar gemachtigde. Klaagster is niet verschenen.   

Ter zitting is de zaak gevoegd behandeld met de zaken tegen zes andere verloskundigen.

Ter zitting is nog een aanvullend stuk ingediend.

De zaken zijn geregistreerd onder de nummers 100/2009, 129 t/m 131/2009 en 108 t/m 110/2010. In alle zaken wordt bij afzonderlijke beslissingen gelijktijdig uitspraak gedaan.

2.      DE FEITEN

Op grond van de stukken waaronder het verloskundig dossier en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Verweerster en de andere aangeklaagde verloskundigen waren in de periode waar het hier om gaat allen werkzaam in de verloskundigenpraktijk D te B. Vijf verloskundigen werkten daar vast en twee verloskundigen, waaronder verweerster, waren destijds waarneemster. Men werkt afwisselend en een patiënt heeft niet één vaste verloskundige. Allen maken in één dossier hun (korte) aantekeningen op de zogenaamde ‘Rodebandkaart’ en uitgebreidere notities op een bladzijde genaamd ‘zwangerschap consult-notities’. Ook de intake is op een aparte bladzijde genoteerd.

- Op 17 juli 2008 heeft verweerster de intake gedaan bij klaagster. Uit het afzonderlijke verslag van die intake, dat niet gedateerd is, blijkt onder meer dat klaagster negatieve seksuele ervaringen had van haar zevende tot vijftiende jaar. Haar vader is hiervoor veroordeeld. Verder blijkt daaruit dat klaagster reeds een dochter van zes jaar oud had, die was geboren met een spina bifida occulta. De bevalling had 30 uur geduurd en klaagster was ingestuurd voor sedatie die zij echter niet had gekregen. Klaagster gaf aan dat zij zich niet serieus genomen had gevoeld tijdens deze bevalling. Verder is genoteerd: “Nu van een andere partner zwanger, hier geen contact mee. Bewust zwanger geraakt, partner wilde dit ook. Nu plotseling relatie verbroken. Weet wel dat mw zwanger is. Na een ruzie behoorlijk geëscaleerd. Mw politie gebeld, omdat ze zich bedreigd voelde. Man hier kwaad over, weggegaan”. Ook vermeldde de intake dat klaagster zich in haar vorige woonplaats bedreigd voelde door een buurvrouw. De gegevens van de vorige zwangerschap zijn niet opgevraagd. Op de Rodebandkaart is als à terme datum genoteerd 10 maart 2009.

- Naar aanleiding van de intake werd in het gemeenschappelijke overleg op 30 juli 2008 afgesproken dat klaagster in aanmerking kwam voor een geavanceerd ultrageluid onderzoek (een GUO), en voorts werd uit dit overleg vermeld in het dossier “Bespr. maken melding AMK”. Ook is besloten dat voor de consulten met klaagster tweemaal zoveel tijd als gebruikelijk zou worden uitgetrokken. Van gemeenschappelijke overleggen werden destijds geen verslagen gemaakt.

- Klaagster verscheen niet op de volgende controleafspraak.

- Op 2 augustus 2008 belde klaagster met E. Aangetekend is: “belt mij dat ze ruzie heeft gehad met partner en dat ze in de buik is getrapt-maakt zich ongerust”. De bladzijde ‘zwangerschap consult-notities’ start met de aantekening (ook op 2 augustus 2008): “advies politie bellen”. E maakt een afspraak tussendoor met klaagster.

- Op 5 augustus 2008 komt klaagster bij E, die op de Rodebandkaart noteert: “wil niet dat er melding wordt gemaakt bij AMK. Heeft afspraak bij politie”. E neemt telefonisch contact op met de politie. Bij de ‘zwangerschap consult-notities’ wordt onder meer genoteerd: “Gebeld met (naam politieagent, RTC) om situatie door te geven. Hij maakt sowieso melding bij AMK (…)” en vervolgens is door F genoteerd: “politie heeft teruggebeld. Mevr. heeft daar net een kort gesprekje gehad. Ze is mishandeld door haar ex man. (…) Ook heeft ze een knietje in haar buik gekregen. (…) Politie mocht geen melding AMK doen van mw, maar hij belt hier nog een keer achteraan. Wij moeten dit ook nog vaker aankaarten. (…)”

- Op 11 augustus 2008 verschijnt klaagster niet op een controleafspraak.

- Op 26 augustus 2008 (bij een vermoedelijke zwangerschapsduur van 12+0 weken) belt klaagster met E met de mededeling dat ze een brief heeft van een arts waarin staat dat ze recht heeft op een echo bij 11-13 wk en dat ze niet meer kan slapen. Vervolgens belt G haar terug met het advies VU echo 11-13 weken.

- Op 9 september 2008 verschijnt klaagster niet op een controleafspraak en belt later met de vraag hoe laat de afspraak was. De assistente probeert klaagster vervolgens herhaaldelijk telefonisch te bereiken omdat ze niet op controle is geweest.

- Uit een aantekening bij de ‘zwangerschap consult-notities’ blijkt dat de assistente klaagster op 19 september 2008 telefonisch te spreken heeft gekregen. Ze geeft te kennen dat het redelijk met haar gaat. Ze had geprobeerd te komen maar dat was te veel voor haar, ze had het graag samen gedaan en was bang in de praktijk echtparen te zien. Er werd een nieuwe afspraak gemaakt voor 24 september 2008, klaagster ging het proberen maar wilde niets toezeggen, de assistente drong aan de afspraak na te komen.

- Op 24 september 2008 wordt op de Rodebandkaart genoteerd door E: “weer niet geweest! AMK bellen”.

- Op 1 oktober 2008 noteert E hier vervolgens: “gebeld met HA en overleg over melding maken. HA ok”.

- Op 8 oktober 2008 doet E telefonisch een melding bij het AMK en geeft aan dat ze wil worden gebeld als het onderzoek wordt ingezet.

- Op 14 oktober 2008 belt de (ex-)partner van klaagster met H over mogelijke bandenpijn.

- Hij belt op 16 oktober 2008 weer met de assistente voor een afspraak met zijn vrouw. In eerste instantie lijkt het een nieuwe patiënt en wordt een intakeafspraak gemaakt. Als allengs blijkt dat het om klaagster gaat, wordt een afspraak gemaakt voor 23 oktober 2009, zonder intake maar met een echo.

- Op 20 oktober 2008 belt klaagster met H. Deze noteert hierover bij de consult-notities: (…) is boos dat we achter haar rug het AMK hebben gebeld. Uitgelegd dat we dat gedaan hebben uit zorg voor haar kind en haar en dat zij telkens niet op haar afspraak verscheen. Gezegd dat wij juridisch verplicht zijn om een melding te maken als wij vermoeden hebben van mishandeling. (…) is het vertrouwen in ons kwijt en wil een andere praktijk zoeken. Laat woensdag weten of ze wel of niet donderdag bij ons komt.” Ook op 20 oktober 2008 heeft E telefonisch contact met het AMK.

- Op 22 oktober 2008 belt klaagster om de afspraak voor de volgende dag af te zeggen. Ze weet nog niet naar welke verloskundigenpraktijk ze gaat.

- Op 27 oktober 2008 wordt bij de ‘zwangerschap consult-notities’ genoteerd: “Echo komt de verwijzing halen die mw. vrijdag was “vergeten”. Ze heeft dus een SEO gehad terwijl ze een afspr. op 27-10 heeft voor GUO. SEO geen gza.”.  

- Op 12 november 2008 belt de assistente van de huisarts de naam van de nieuwe verloskundigenpraktijk door.

Klaagster dient vervolgens een klacht in bij de praktijk.

De verloskundigen sturen klaagster op 20 mei 2009 een aangetekende brief, waarin zij haar uitnodigen op 27 mei 2009 voor een gesprek. Bij deze brief is de status van klaagster bijgevoegd. Klaagster is niet op de uitnodiging ingegaan.

3.      HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT

Klaagster verwijt verweerster, zakelijk weergegeven:

1. zij heeft haar niet goed voorgelicht met betrekking tot erfelijkheidsonderzoek;

2. de begeleiding tijdens de ernstige misselijkheid van klaagster was nihil;

3. weigering het dossier te doen toekomen;

4. doorbreking van het beroepsgeheim wegens vermeende kindermishandeling terwijl men 

   kon weten dat hiervan geen sprake was;

5. een melding van kindermishandeling zonder medeweten van klaagster;

6. een melding van kindermishandeling zonder acht te slaan op de meldcode verloskundigen;

7. een melding van kindermishandeling twee maanden na dato (willekeur);

8. verergeren van de gebeurtenissen in de melding aan het AMK;

9. liegen in de melding (dat dochter van zes getuige was geweest van het incident tussen

    klaagster en haar partner);

10. staan op aangifte door klaagster tegen haar partner (stoken in de relatie);

11. zonder medeweten van klaagster nagaan bij de politie of aangifte is gedaan;

12. bij het AMK melden dat klaagster geen aangifte wilde doen, terwijl ze dat wel degelijk

      had gedaan;

13. melden dat klaagster afspraken niet nakwam, terwijl klaagster afspraken verzette wegens

      ernstige vermoeidheid en misselijkheid en wel een echo had laten maken;

14. geen initiatief tonen om hulp te zoeken voor klaagster bij haar ernstige misselijkheid en

      bekkenklachten;

15. niet ingaan op het gemotiveerde verzoek van klaagster een vaste verloskundige te krijgen;

16. weigeren om verantwoordelijkheid te dragen voor het handelen;

17. weigeren excuses aan te bieden voor gemaakte fouten;

Klaagster heeft naderhand nog aangegeven dat de verloskundigen gezamenlijk hebben besloten de AMK-melding te doen en haar ook niet wilden uitleggen wie wat gedaan had - zoals bijvoorbeeld wie de AMK-melding had gedaan - omdat zij steeds gezamenlijk gehandeld hebben.


4.      HET STANDPUNT VAN VERWEERSTER

Verweerster voert -zakelijk weergegeven- aan dat zij door deze casus nog meer doordrongen is geraakt van het belang van een goede anamnese. Verweerster erkent dat de intake op sommige punten beter had gekund.

5.      DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1               

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Gelet op hetgeen klaagster onweersproken heeft gesteld over de praktijkvoering van de verloskundigen en het feit dat zij collectief en niet individueel hiervoor verantwoordelijkheid hebben genomen -zoals zij zich ook in deze procedure identiek hebben verweerd- alsmede de opmerking van verweerster en de overige verloskundigen bij dupliek dat alle acties tijdens de overleggen zijn besproken en dat alle aanwezigen daar achterstonden is iedere verloskundige in beginsel verantwoordelijk voor die wijze van praktijkvoering en voor het ten aanzien van een patiënt, in dit geval klaagster, gevoerde beleid en wordt in alle zaken dezelfde beslissing gegeven (verg. CTG 4 maart 2004, TvGr 2004/30) .

Uitzondering wordt gemaakt voor de twee verloskundigen die destijds in de praktijk tijdelijk waarnamen en waarvan de verweerster alleen de intake heeft gedaan en de ander alleen op 5 augustus 2008 het telefoontje van de politie heeft aangehoord. In die zaken, waarvan deze er een is, wordt een andere beslissing gegeven waarin hun handelen individueel wordt beoordeeld.

5.3

Dat brengt met zich dat het college in de onderhavige beslissing alleen een oordeel geeft over de intake. Daartoe overweegt het college het volgende.

Op de Rodebandkaart zijn de verloskundige anamnese, de intakenotities en de onderzoekconsulten blanco. Verweerster verklaarde ter zitting dat zij een gedeelte van de intake op een apart overzichtsformulier heeft genoteerd omdat het verslag zo uitgebreid was. Het college heeft zich daarover verbaasd. Op de Rodebandkaart is immers veel ruimte aanwezig om gegevens te noteren. Ook staat daar geen verwijzing naar afzonderlijke notities. Het is een omissie dat voormelde gegevens, en ook een verwijzing daarnaar, op de Rodebandkaart ontbreken, omdat deze kaart voor de medebehandelaars veelal de eerst aangewezen informatiebron over de patiënte vormt. Voorts is het gegeven dat wel op de Rodebandkaart staat, dat er geen congenitale afwijkingen zijn in de familie, zelfs onjuist.

Klaagster heeft betreffende de dossiervoering niet expliciet een klacht geformuleerd zoals uit de hierboven weergegeven klacht blijkt. Nu de dossiervoering echter expliciet ter zitting is besproken en hierna zal blijken dat de klacht deels gegrond is, rekent het college het tot zijn taak dit oordeel over de dossiervoering kenbaar te maken, nu dit de basis vormt van het ter toetsing voorliggende handelen van verweerster en een verbetering hiervan voor toekomstige patiënten noodzakelijk is.

Verder verklaarde verweerster ter zitting dat klaagster niet precies meer wist wat de eerste dag was geweest van haar laatste menstruatie en dat zij vertelde een onregelmatige cyclus te hebben, maar dat klaagster dacht dat ze ongeveer twee maanden zwanger was.

Een termijnecho was derhalve op dat moment geïndiceerd en verweerster had deze aanstonds aan klaagster moeten aanbieden, zeker omdat duidelijk was dat later, vanwege de spina bifida occulta van klaagsters oudste dochtertje, aanvullend onderzoek naar congenitale afwijkingen gedaan moest worden. Van belang is dat het bepalen van de à terme datum aan de hand van een termijnecho nauwkeuriger is naarmate deze in een vroeger stadium wordt gemaakt.

Verder was, zoals gezegd, vanwege de aangeboren afwijking van klaagsters oudste dochtertje op dat moment duidelijk dat een geavanceerd ultrageluid onderzoek (een GUO) was geïndiceerd. Dit had met klaagster bij de intake moeten worden besproken. Niet blijkt dat dit is gebeurd.

5.4

De conclusie is derhalve dat de klacht in de hierboven weergegeven zin gegrond is.  Verweerster is aldus tekortgeschoten in de zorg die zij als verloskundige ten opzichte van klaagster behoorde te betrachten.

Bij het bepalen welke maatregel passend is heeft het college mee laten wegen dat verweerster ter zitting heeft laten weten het belang van een zorgvuldige intake in te zien en van deze casus geleerd te hebben. Het college is dan ook van oordeel dat, gelet op alle omstandigheden, de maatregel van waarschuwing passend is.

6.      DE BESLISSING

Het college waarschuwt verweerster.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, mr. dr. J.C.J. Dute, lid-jurist, J.M. Betlem A.S. van Es-van Beek en M.H.P. Klerkx, leden-verloskundigen, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 18 november 2010 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.