ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0642 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 021/2009

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0642
Datum uitspraak: 04-11-2010
Datum publicatie: 04-11-2010
Zaaknummer(s): 021/2009
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Gegrond, berisping
Inhoudsindicatie: Klacht tegen Duitse tandarts, in Nederland BIG-geregistreerd en werkzaam. Praktijk gaat failliet, tandarts is onbereikbaar en patiëntgegevens zoek voor de patiënt. Berisping.

 

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 4 november 2010 naar aanleiding van de op 16 februari 2009 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

C , tandarts, voorheen werkzaam te B,

v e r w e e r d e r

1.      HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Klager heeft een klaagschrift voorzien van bijlagen en, op vragen van de secretaris, een aanvullend klaagschrift ingediend. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend, gesteld in de Duitse taal. Hij heeft geen gebruik gemaakt van de hem geboden mogelijkheid alsnog een verweerschrift in het Nederlands in te dienen. Alle hem vervolgens op meerdere adressen toegezonden stukken zijn onbestelbaar retour gekomen. Klager heeft nog een reactie ingestuurd. Op verzoek van de secretaris hebben diverse opvolgende tandartsen hun dossier met betrekking tot klager overgelegd. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.

De zaak is behandeld ter openbare zitting van 24 september 2010, alwaar alleen klager is verschenen. Ter zitting is gelijktijdig behandeld de klacht tegen verweerder van de echtgenote van klager, geregistreerd onder dossiernummer 047/2010. In die zaak wordt eveneens heden een beslissing gegeven.

2.      DE FEITEN

Het college is bij de vaststelling van de feiten ernstig gehinderd door het feit dat het tandheelkundig dossier van klager met betrekking tot de door verweerder verrichte handelingen niet meer beschikbaar is en dat verweerder slechts summier, in het Duits, heeft gereageerd. Op grond van de wel voorhanden stukken en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Verweerder is afkomstig uit Duitsland en in Nederland BIG-geregistreerd als tandarts. Hij was in de periode waarop de klacht betrekking heeft werkzaam onder de naam D. Klager heeft onweersproken gesteld dat verweerder nog eigenaar is van de domeinnaam “E”. Klager heeft ter zitting aangegeven dat er eerst nog meerdere tandartsen in deze praktijk werkzaam waren maar uiteindelijk alleen verweerder. Verder heeft klager aangegeven dat in de praktijk in de periode 2005-2007 röntgenfoto’s zijn gemaakt van zijn gebit, er tandsteen is verwijderd, een kies is getrokken en twee kiezen zijn gevuld. Toen er na korte tijd klachten ontstonden over deze vullingen, heeft klager getracht weer een afspraak te maken met verweerder. De praktijk bleek toen verdwenen. Naar later bleek, was de inboedel, waaronder de patiëntendossiers en de computers, in beslag genomen door de deurwaarder. Verweerder heeft een in het Duits gesteld faxbericht van zijn financieel adviseur aan de deurwaarder overgelegd, waarin wordt geprotesteerd tegen het feit dat naast de inboedel en leasegoederen ook de patiëntengegevens in beslag zijn genomen en waarin die gegevens en de computer teruggevorderd worden. Vervolgens is de onderneming failliet verklaard, waarna de deurwaarder in beslag genomen goederen heeft overgedragen aan de curator. Deze heeft desgevraagd aan het college laten weten dat hij (een gedeelte van) de patiëntenadministratie in zijn bezit had en desgevraagd wel dossiers van patiënten, indien voor hem te vinden, aan hen afgaf, maar dat hij de programmatuur op de computer niet had kunnen openen. De patiëntenkaart van de echtgenote van klager is nog aan het college ingezonden, die van klager zelf alsmede alle foto’s van hen beiden heeft de curator niet kunnen vinden. Het faillissement is opgeheven wegens gebrek aan baten. Klager heeft zich nog gewend tot de Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (NMT), maar verweerder bleek niet aangesloten bij de NMT-klachtenregeling.

Na verweerder heeft klager zich gewend tot tandarts F te B. Uit de door hem ingezonden gegevens blijkt dat deze eenvlaksrestauraties heeft uitgevoerd aan de 34, 47 en 48, tweevlaksrestauraties aan de 26 en 35 en uiteindelijk een wortelkanaalbehandeling heeft uitgevoerd aan de 47. Uit onvrede over deze laatste behandeling heeft klager zich gewend tot tandarts G, uit wiens gegevens blijkt dat deze nog een eenvlaksrestauratie aan de 47 heeft uitgevoerd.

3.      HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerder, zakelijk weergegeven:

 - dat zijn vullingen binnen twee maanden zijn afgebrokkeld c.q. in zijn geheel afgebroken;

-  dat verweerder met de noorderzon was vertrokken en klagers dossier niet meer beschikbaar was voor overdracht aan de volgende tandarts.

4.      HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -voor zover het college begrijpt- aan dat hij niet meer kan vaststellen welke verrichtingen hij heeft uitgevoerd, dat hij niet voor alle verrichtingen van de praktijk verantwoordelijk is en dat hij de beschuldigingen niet geloofwaardig acht. Zijn financieel adviseur heeft nog in het belang van de patiënten geprotesteerd tegen de handelwijze van de deurwaarder. Door de inbeslagname was het niet meer mogelijk de patiënten te informeren.


5.      DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1               

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Het college zal zich eerst uitlaten over de praktijkvoering van verweerder, meer in het bijzonder de wijze waarop hij met zijn patiëntendossiers is omgegaan. Verweerder heeft erop gewezen dat zijn financieel adviseur heeft geprotesteerd tegen de inbeslagname van de patiëntendossiers. Het college acht een dergelijk eenmalig protest door een financieel adviseur ontoereikend. Bij de deurwaarder en zeker toen de praktijk failliet was gegaan, had verweerder zich meer kunnen en moeten inspannen om in het belang van de patiënten de dossiers, waarvoor hij persoonlijk verantwoordelijk was en die naar aangenomen moet worden voor de curator geen financieel belang vertegenwoordigden, uit het faillissement te redden. Voorts had hij de curator informatie kunnen verschaffen om het programma op de computer te openen. Bovendien moet ervan worden uitgegaan dat verweerder, zoals klager stelt, voor hem als patiënt met de noorderzon was vertrokken. Verweerder voert aan dat hij niet meer over de adresgegevens van de patiënten beschikte om hen te kunnen informeren, maar hij had bijvoorbeeld via een advertentie in een plaatselijk blad kunnen aangeven op welke manier hij bereikbaar was voor vragen van patiënten of opvolgende behandelaars. Het tweede klachtonderdeel is dus gegrond.

5.3

Ten aanzien van de klacht over het tandheelkundig handelen van verweerder overweegt het college het volgende. De opvolgend tandarts heeft weliswaar een groot aantal restauraties verricht, maar daaruit valt niet af te leiden dat verweerder ondeugdelijk werk had verricht. Ook hetgeen klager mondeling heeft toegelicht, kan niet tot die conclusie leiden. Ondanks de omstandigheid dat hiervoor is vastgesteld dat het ontbreken van het tandheelkundig dossier met betrekking tot klager aan verweerder is toe te rekenen, ziet het college alles overziend ook geen aanleiding om dat ontbreken van het dossier in het nadeel van verweerder te laten uitpakken voor de beantwoording van de vraag of hij al dan niet deugdelijk werk heeft verricht. Het eerste klachtonderdeel is dus niet gegrond.

5.4

Gelet op het feit dat verweerder onvoldoende verantwoordelijkheidsbesef heeft gehad ten aanzien van het patiëntendossier van en de continuïteit van de tandheelkundige zorg voor klager, en mede gelet op de omstandigheid dat niet is gebleken dat verweerder een klachtregeling had hoewel dat wettelijk is vereist, acht het college een berisping passend.

6.      DE BESLISSING

Het college berispt verweerder!

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, en J. Dam en R.T. Thomson, leden-tandartsen, in tegenwoordigheid van mr. R.C. Rijkers-van den Akker, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 4 november 2010 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.