ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0641 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 155/2010

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0641
Datum uitspraak: 04-11-2010
Datum publicatie: 04-11-2010
Zaaknummer(s): 155/2010
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Klacht tegen voorzitter Raad van Bestuur ziekenhuis, geregistreerd als arts. Niet-ontvankelijk.

 

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 4 november 2010 naar aanleiding van de op 27 september 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

bijgestaan door mw. C.J. Brinkman te Wolfheze,

k l a g e r

-tegen-

C , arts, werkzaam te D,

bijgestaan door mr. drs. P. Bergkamp, advocaat te Nijmegen,

v e r w e e r d e r

1.      HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Klager heeft een klaagschrift ingediend met een bijlage. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend met een bijlage.


2.      DE FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Verweerder was in de periode van 1 december 2003 tot en met 31 december 2006 voorzitter van de Raad van Bestuur van het E te D en BIG-geregistreerd als arts. Klagers zoontje F is in dit ziekenhuis opgenomen geweest op de afdeling kindergeneeskunde en overleden.

3.      HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- dat hij F heeft blootgesteld aan het gevaar van besmetting, ten onrechte heeft nagelaten om de kinderafdeling te sluiten, F bewust de dood heeft ingejaagd, als eindverantwoordelijke niet heeft zorggedragen voor overplaatsing van F naar een meer gespecialiseerd ziekenhuis en tot slot de ware toedracht verborgen heeft gehouden.

4.      HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- primair aan dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht. Subsidiair concludeert hij tot afwijzing van de klacht als zijnde ongegrond.

5.      DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

Allereerst dient beoordeeld te worden of klager in zijn klacht kan worden ontvangen nu de klacht gericht is tegen verweerder in zijn hoedanigheid van (toentertijd) voorzitter van de Raad van Bestuur van het E te D. Ingevolge de jurisprudentie van het Centraal Tuchtcollege tot op heden dient een klacht tegen een voorzitter van de Raad van Bestuur van een ziekenhuis niet-ontvankelijk te worden verklaard omdat het handelen en/of nalaten van een arts die tevens voorzitter is van de Raad van Bestuur niet onder de begripsomschrijving van handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg valt zoals gedefinieerd in artikel 1 van de Wet BIG. Het handelen van een voorzitter van de Raad van Bestuur valt daarom ook niet onder de werkingssfeer van de tuchtnormen van artikel 47 van de wet BIG. Dat de voorzitter tevens arts is maakt niet dat zijn handelen daarmee onderwerp van tuchtrechtelijke toetsing kan zijn, nu een voorzitter geen individuele gezondheidszorg verleent, maar hoogstens voorwaarden schept waaronder door anderen in een ziekenhuis individuele zorg wordt verleend. Dat laatste valt niet onder ‘geneeskunst’ als bedoeld in artikel 1 wet BIG.

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal klager niet-ontvankelijk worden verklaard.

De beslissing moet dus als volgt luiden.

6.   DE BESLISSING

Het college verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. E.W. de Groot, voorzitter, S. de Jong en S. Tiemersma, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. G.E. Bart, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 4 november 2010 door de voorzitter, in tegenwoordigheid van de secretaris.                                                                                                   

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.