ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0605 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 144/2008

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0605
Datum uitspraak: 21-10-2010
Datum publicatie: 21-10-2010
Zaaknummer(s): 144/2008
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Verweerder was basisarts en onder supervisie werkzaam als bedrijfsarts. De klacht houdt onder meer in dat verweerder klager een ondeugdelijk advies heeft gegeven en geen informatie heeft gegeven over een onafhankelijk deskundigenoordeel bij het UWV. De klacht wordt afgewezen.  

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 21 oktober 2010 naar aanleiding van de op 20 juni 2008 ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

C , arts, destijds werkzaam voor D te E,

bijgestaan door prof. mr. W.R. Kastelein, advocaat te Utrecht,

v e r w e e r d e r

1.      HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Klager heeft een klaagschrift ingediend. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Zij hebben vervolgens gerepliceerd respectievelijk gedupliceerd. Klager en verweerder zijn op 22 maart 2010 in het kader van het vooronderzoek door de secretaris van het college gehoord, verweerder bijgestaan door zijn gemachtigde. Hiervan is proces-verbaal opgemaakt. De zaak is behandeld ter openbare zitting van 18 september 2010, alwaar zijn verschenen klager, en verweerder bijgestaan door zijn gemachtigde. Ter zitting is tevens de klacht behandeld tegen de supervisor van verweerder. In die zaak wordt onder nummer 137/2008 afzonderlijk uitspraak gedaan.

2.      DE FEITEN

Op grond van de stukken waaronder het medisch dossier en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Verweerder was basisarts en onder supervisie werkzaam als bedrijfsarts bij D.

D had een samenwerkingsverband met verzuimbureau F dat de verzuimbegeleiding voor verschillende werkgevers verzorgde, waaronder G. De verzuimspreekuren vonden plaats op diverse locaties in Nederland. Als een medische beoordeling noodzakelijk was, werd een bedrijfsarts van D, in casu verweerder, door F ingeschakeld. Verweerder rapporteerde enkel en alleen aan de casemanager van F. De casemanager fungeerde als contactpersoon tussen de werkgever, werknemer en D. Naar aanleiding van een consult maakte verweerder een advies omtrent werkhervatting en bracht dit advies uit aan de casemanager. De casemanager was verantwoordelijk voor het uitvoeren en bewaken van het advies. Mocht het advies niet nageleefd kunnen worden dan bracht de casemanager verweerder hiervan op de hoogte. Verweerder rapporteerde nooit rechtstreeks aan de werkgever en had geen rechtstreeks contact met de werkgever.

Klager was in dienst bij G en werkzaam als barman bij café H in zijn woonplaats. Sinds 4 oktober 2007 was hij ziek wegens griep, verkoudheidsklachten en later als complicatie voorhoofdsholteontsteking. Klager heeft hiervoor diverse keren de huisarts bezocht en is behandeld met antibiotica en ontstekingsremmers. Klager was doorverwezen naar de KNO-arts voor verder onderzoek en had op 15 november 2007 een afspraak.

In verband met zijn ziekmelding had klager op 1 november 2007 een spreekuurafspraak met verweerder. Verweerder heeft klager onderzocht door middel van inspectie, palpatie van de lymfeklieren en percussie van de neusbijholten. Verweerder was van oordeel dat klager herstellende was. Volgens het medisch dossier gaf verweerder daarom het advies te reïntegreren, te beginnen op 5 november 2008 voor 50% in eigen aangepast werk met een opbouwschema van wekelijks 1 uur per dag. Verweerder heeft dit advies uitgebracht aan de casemanager en verslag gedaan van zijn bevindingen. Klager was het niet eens met het advies van verweerder en gaf aan niet in staat te zijn te werken.

Klager overlegde vervolgens telefonisch met de casemanager die hem toestond eerst het bezoek aan de KNO-arts af te wachten alvorens weer aan het werk te gaan. Na dit telefoongesprek kreeg klager een brief van zijn werkgever dat het loon van klager werd stopgezet en hij geacht werd voor 50% zijn werk te hervatten. Dit werd vervolgens teruggedraaid door de casemanager bij klagers werkgever. Verweerder werd door de casemanager niet op de hoogte gebracht over het niet opvolgen van zijn advies.

Op 20 november 2007, 26 maart en 22 april 2008 werd klager door de KNO-arts geopereerd in verband met aanhoudende klachten van zijn neus- en kaakholten.

Klager heeft op 13 december 2007 een klacht over verweerder ingediend bij de casemanager van F. De klacht werd in behandeling genomen door senior bedrijfsarts I, werkzaam voor D.

I heeft klager telefonisch te woord gestaan inzake zijn klacht, maar niet tot tevredenheid van klager. I heeft hierbij nagelaten een schriftelijke bevestiging van het telefoongesprek naar klager toe te zenden, terwijl klager hier wel om had verzocht en I deze schriftelijke bevestiging ook had toegezegd.

3.      HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- het volgende:

1.      dat hij de werkgever een ander advies heeft gegeven dan hij tegen klager had gezegd;

2.      dat hij klager onvoldoende heeft geïnformeerd over de mogelijkheden die klager had toen hij het niet eens was met het advies;

3.      dat hij klager onvoldoende medisch heeft onderzocht en zich heeft begeven op het deskundigheidsgebied van de KNO-arts.

4.      HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat hem geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Hij heeft klager geadviseerd 50% van zijn werkzaamheden te hervatten in overleg met de werkgever, te beginnen in aangepast eigen werk met beperkingen. Dit advies heeft hij uitgebracht naar de casemanager van klagers werkgever. Verweerder heeft aangegeven dat klager een deskundigenoordeel kon aanvragen bij het UWV indien klager het niet eens was met het advies. Verweerder stelt geen uitspraken te hebben gedaan die liggen op het deskundigheidsgebied van de KNO-arts. Verweerder was niet op de hoogte van klagers afspraak bij de KNO-arts en wist niet dat klager al (eerder) bekend was bij de KNO-arts. Het bevreemdt verweerder dat de casemanager geen contact met hem heeft opgenomen en zonder overleg klager heeft geadviseerd niet te gaan werken. Ook begrijpt verweerder niet dat de casemanager klager destijds niet heeft geadviseerd een deskundigenoordeel bij het UWV aan te vragen. Zowel klager als de casemanager hebben geen overleg met verweerder gevoerd, en hebben het probleem neergelegd bij senior bedrijfsarts I. Dit betreurt verweerder. Overigens geeft verweerder aan zelf ook niet tevreden te zijn geweest over de wijze waarop hij zijn werkzaamheden voor D moest uitvoeren. Zijn adviezen werden door F niet altijd correct doorgegeven aan de werkgever en zijn onafhankelijkheid was onvoldoende gewaarborgd.  Verweerder is inmiddels gestopt met zijn werkzaamheden voor D.

5.      DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1               

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Klachtonderdeel 1

Klager stelt dat verweerder niet heeft geadviseerd om 50% te gaan werken, maar twee uur per dag, van 20.00 tot 22.00 uur voor vier dagen per week. Verweerder heeft zijn advies niet op schrift aan klager meegegeven.

Gelet op de verschillende standpunten van de partijen is feitelijk niet meer vast te stellen wat er tussen hen tijdens het spreekuurcontact van 1 november 2007 is afgesproken. In gevallen als deze, waarbij partijen een andere versie geven van de feiten, is het vaste tuchtrechtspraak dat wanneer niet kan worden vastgesteld welke van beide lezingen het meest aannemelijk is, het verwijt van klager op dit onderdeel niet gegrond kan worden bevonden. Dit oordeel berust niet op het uitgangspunt dat het woord van klager minder geloof verdient dan dat van verweerder, doch op de omstandigheid dat voor het oordeel of een bepaalde, verweten gedraging van aangeklaagde tuchtrechtelijk verwijtbaar is, eerst moet worden vastgesteld welke feiten daaraan ten grondslag gelegd kunnen worden. Omdat de feiten niet zijn komen vast te staan, zal het college dit klachtonderdeel afwijzen.

5.3

Klachtonderdeel 2

Het college heeft niet kunnen vaststellen dat klager onvoldoende informatie van verweerder heeft gekregen toen hij het niet eens was met het advies. Verweerder heeft gesteld dat hij informatie over een onafhankelijk deskundigenoordeel bij het UWV heeft verstrekt, in een dusdanige sfeer dat informatie moeilijk kan beklijven. Ter zitting is gebleken dat klager in ieder geval wel voldoende informatie van verweerder had verkregen om hiermee op internet nadere gegevens te kunnen vinden over een deskundigenoordeel bij het UWV. Klager heeft echter een andere weg gekozen, namelijk het bellen van zijn casemanager. Zoals klager ter zitting heeft verklaard, heeft hij deze keuze gemaakt wegens de kosten van een deskundigenonderzoek bij het UWV en niet wegens gebrek aan informatie. Alles overwegende komt het college tot het oordeel dat dit  klachtonderdeel niet kan slagen.

5.4

Klachtonderdeel 3

Niet gesteld of gebleken is dat klager door verweerder niet medisch is onderzocht. Verweerder heeft aannemelijk gemaakt dat hij middels inspectie, palpatie van de lymfeklieren en percussie van de neusbijholten een lichamelijk onderzoek bij klager heeft verricht. Ter zitting is echter gebleken dat verweerder weinig informatie aan klager heeft gevraagd ten aanzien van zijn werksituatie, en ook vooraf heeft verweerder geen informatie gekregen van de organisatie waar klager werkte. Gezien de ruime werkervaring van verweerder in de bedrijfsgeneeskunde had wel verwacht mogen worden dat verweerder die informatie zou verzamelen. Desondanks is het college van oordeel dat verweerder geen onjuist advies heeft gegeven door klager voor 50% arbeidsgeschikt te achten in aangepaste werkzaamheden. Verweerder heeft, rekening houdend met de gegeven omstandigheden en kennis van dat moment, voldoende deskundig gehandeld. Dat verweerder zich zou hebben begeven op het deskundigheidsterrein van de KNO-arts vindt geen steun in de feiten. Het college acht ook dit klachtonderdeel ongegrond.

5.5

De conclusie uit voorgaande is dat de klacht in al haar onderdelen ongegrond is.

6.      DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. W.J.B. Cornelissen, voorzitter, mr. E.W.M. Meulemans, lid-jurist, dr. A.N.H. Weel, E.H. The-van Leeuwen en M.D. Klein Leugemors, leden- geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. G.E. Bart, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 21 oktober 2010 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.