ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0604 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 137/2008

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0604
Datum uitspraak: 21-10-2010
Datum publicatie: 21-10-2010
Zaaknummer(s): 137/2008
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Gegrond, geen maatregel
Inhoudsindicatie:   Klager verwijt verweerder, bedrijfsarts, dat hij tekortgeschoten is in de zorg die van hem mocht worden verwacht door onder meer zijn superviserende taken onvoldoende uit te voeren. Verweerder was belast met superviserende taken en klachtafhandeling, en had de eindverantwoording voor het waarborgen van kwaliteit en deskundige verzuimbegeleiding. Het college acht de klacht gegrond maar ziet af van het opleggen van een maatregel omdat verweerder in zekere zin het slachtoffer was van de werkdruk die hij ervoer bij zijn organisatie.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 21 oktober 2010 naar aanleiding van de op 20 juni 2008 ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

C , bedrijfsarts, destijds werkzaam bij D te E,

bijgestaan door prof. mr. W.R. Kastelein, advocaat te Utrecht,

v e r w e e r d e r

1.      HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Klager heeft een klaagschrift ingediend. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Zij hebben vervolgens gerepliceerd respectievelijk gedupliceerd. Beiden hebben afgezien van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.

De zaak is behandeld ter openbare zitting van 18 september 2010, alwaar zijn verschenen klager en verweerder, bijgestaan door zijn gemachtigde. Ter zitting is tevens de klacht behandeld tegen een collega van verweerder. In die zaak wordt onder nummer 144/2008 afzonderlijk uitspraak gedaan.

2.      DE FEITEN

Op grond van de stukken waaronder het medisch dossier en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Verweerder was werkzaam als senior bedrijfsarts bij E. Als stafarts was hij verantwoordelijk voor de klachtenbehandeling van cliënten bij E. Indien een werkgever of werknemer een klacht indiende, werd deze in behandeling genomen door verweerder.

Een collega van verweerder, de heer F, was basisarts en onder supervisie van verweerder werkzaam als bedrijfsarts bij D. D had een samenwerkingsverband met verzuimbureau G dat de verzuimbegeleiding voor verschillende werkgevers verzorgde, waaronder H. De verzuimspreekuren vonden plaats op diverse locaties in Nederland. Als een medische beoordeling noodzakelijk was, werd een bedrijfsarts van D, in casu F, door G ingeschakeld. F rapporteerde enkel en alleen aan de casemanager van G. De casemanager fungeerde als contactpersoon tussen de werkgever, werknemer en D. Naar aanleiding van een consult maakte F een advies omtrent werkhervatting en bracht dit advies uit aan de casemanager. De casemanager was verantwoordelijk voor het uitvoeren en bewaken van het advies. Mocht het advies niet nageleefd kunnen worden dan bracht de casemanager F hiervan op de hoogte. F rapporteerde nooit rechtstreeks aan de werkgever en had geen rechtstreeks contact met de werkgever.

Klager was in dienst bij H en werkzaam als barman bij café I in zijn woonplaats. Sinds 4 oktober 2007 was hij ziek wegens griep, verkoudheidsklachten en later als complicatie voorhoofdsholteontsteking. Klager heeft hiervoor diverse keren de huisarts bezocht en is behandeld met antibiotica en ontstekingsremmers. Klager was doorverwezen naar de KNO-arts voor verder onderzoek en had op 15 november 2007 een afspraak.

In verband met zijn ziekmelding had klager op 1 november 2007 een spreekuurafspraak met F. F heeft klager onderzocht door middel van inspectie, palpatie van de lymfeklieren en percussie van de neusbijholten. F was van oordeel dat klager herstellende was. Volgens het medisch dossier gaf F daarom het advies te reïntegreren, te beginnen op 5 november 2008 voor 50% in eigen aangepast werk met een opbouwschema van wekelijks 1 uur per dag. F heeft dit advies uitgebracht aan de casemanager en verslag gedaan van zijn bevindingen. Klager was het niet eens met het advies van F en gaf aan niet in staat te zijn te werken.

Klager overlegde vervolgens telefonisch met de casemanager die hem toestond eerst het bezoek aan de KNO-arts af te wachten alvorens weer aan het werk te gaan. Na dit telefoongesprek kreeg klager een brief van zijn werkgever dat het loon van klager werd stopgezet en hij geacht werd voor 50% zijn werk te hervatten. Dit werd vervolgens teruggedraaid door de casemanager bij klagers werkgever. F werd door de casemanager niet op de hoogte gebracht over het niet opvolgen van zijn advies.

Op 20 november 2007, 26 maart en op 22 april 2008 werd klager door de KNO-arts geopereerd in verband met aanhoudende klachten van zijn neus- en kaakholten. 

Klager heeft op 13 december 2007 een klacht ingediend over F bij de casemanager van G. De klacht werd in behandeling genomen door verweerder. Verweerder heeft klager telefonisch te woord gestaan inzake zijn klacht, maar niet tot tevredenheid van klager. Verweerder heeft hierbij nagelaten een schriftelijke bevestiging van het telefoongesprek naar klager toe te zenden, terwijl klager hier wel om had verzocht en verweerder deze schriftelijke bevestiging ook had toegezegd.

3.      HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- dat hij verantwoordelijk was voor het handelen van F en dat hij niet heeft willen meewerken aan een oplossing voor het probleem.

4.      HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat hij voor 50% werkzaam was als uitvoerend bedrijfsarts en voor 50% als stafarts, supervisor en coach. Voor de laatstgenoemde werkzaamheden had hij in de praktijk vaak te weinig tijd. Hij was tevens verantwoordelijk voor klachtafhandeling en de klacht over F kwam bij hem terecht. Hij heeft geen enkele invloed gehad op het inhoudelijke oordeel van F voor wat betreft diens medische advies inzake klager. Achteraf werd hij in opdracht van zijn werkgever, D, belast met de afhandeling van de klacht. Verweerder heeft telefonisch contact met klager opgenomen om de bevindingen van het dossieronderzoek aan klager mede te delen en hem uitleg te geven over de werkwijze van D. Tevens heeft hij klager gewezen op het feit dat hij een deskundigenoordeel zou kunnen aanvragen bij het UWV indien klager het niet eens was met het advies van F. Verweerder heeft klager wel degelijk serieus genomen en een oplossing willen zoeken voor het probleem. Verweerder erkent dat er geen schriftelijke bevestiging van het telefonisch gesprek is verzonden naar klager. Dit had wel gemoeten en D heeft klager excuses hiervoor aangeboden.

5.      DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1               

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Klager verwijt verweerder dat hij verantwoordelijk was voor het handelen van F. Ter zitting is namens verweerder primair aangevoerd dat klager niet ontvankelijk is in de klacht daar verweerder geen bemoeienis heeft gehad met de medische advisering door F en dat hij slechts als klachtenfunctionaris heeft gehandeld.  Het college volgt verweerder hierin niet. Verweerder was als BIG-geregistreerde bedrijfsarts belast met afhandeling van klachten over het functioneren van artsen en is daarmee niet gelijk te stellen met een niet BIG-geregistreerde klachtenfunctionaris. Het college heeft het volgende in aanmerking genomen.

Ter zitting is duidelijk geworden dat verweerder belast was met superviserende taken en eindverantwoordelijk was voor het waarborgen van kwaliteit en deskundige verzuimbegeleiding. F heeft als basisarts, zonder enige vorm van supervisie van verweerder, klager beoordeeld. Hoewel F zelf verantwoordelijk geacht mag worden voor zijn handelen, neemt dit niet weg dat de professionele eindverantwoordelijkheid daarvoor bij een geregistreerde bedrijfsarts ligt. Anders zou onvoldoende zijn gegarandeerd dat de bijstandsverlening verantwoord en deskundig wordt uitgevoerd en zou ook afbreuk gedaan worden aan de waarborgen waarmee de wetgever de verzuimbegeleiding en de beoordeling van arbeidsongeschiktheid van zieke werknemers heeft omgeven. Het college verwijst hierbij naar het rapport ‘Taken en verantwoordelijkheden van de bedrijfsarts in het kader van de verzuimbegeleiding en reïntegratie’, uitgevoerd in augustus 2009 in opdracht van de Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde. Dit rapport onderstreept de verantwoordelijkheid van de bedrijfsarts voor het geheel van het proces van de verzuimbegeleiding. Hoewel dit rapport nog niet was verschenen ten tijde van belang, vermeldt het geen nieuwe normstelling. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat er van de superviserende taak, waarmee hij was belast, in de praktijk weinig terecht kwam. Hij heeft F een halve dag ingewerkt en van inhoudelijke supervisie was er feitelijk geen sprake, mede omdat F in West-Nederland werkzaam was en verweerder van D onvoldoende tijd kreeg voor superviserende werkzaamheden. Het college acht dit tuchtrechtelijk verwijtbaar.

Achteraf werd verweerder, via G, belast met de klachtafhandeling over F. Verweerder heeft ter zitting erkend dat deze klachtafhandeling niet correct is verlopen, omdat hij eveneens te weinig tijd had om deze taak naar behoren te kunnen uitvoeren. De klachtafhandeling heeft te lang geduurd en ook had eerder een schriftelijke bevestiging verstuurd dienen te worden. Hij heeft klager zijn excuses aangeboden en ter zitting is gebleken dat verweerder regelmatig zijn onvrede heeft geuit bij D over de tijdsdruk die hij in zijn werkzaamheden ervoer. Verweerder heeft ter zitting meegedeeld inmiddels een andere werkgever te hebben gevonden daar hij de werkzaamheden bij D als zeer onbevredigend heeft ervaren.

5.3

Het college acht de klacht gegrond maar ziet er vanaf een maatregel aan verweerder op te leggen. Verweerder was in zekere zin het slachtoffer van de werkdruk die hij ervoer bij D. Het is te prijzen dat hij dat er niet bij heeft laten zitten en dat hij regelmatig zijn onvrede heeft geuit over die werkdruk. Verder heeft verweerder zijn lot in eigen hand genomen en een andere werkgever gezocht omdat hij zijn werk niet naar behoren kon uitvoeren. Ten slotte valt het in verweerder te prijzen dat hij excuses heeft aangeboden voor de inadequate klachtafhandeling.

6.      DE BESLISSING

Het college acht de klacht gegrond maar legt verweerder ter zake geen maatregel op.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. W.J.B. Cornelissen, voorzitter, mr. E.W.M. Meulemans, lid-jurist, dr. A.N.H. Weel, E.H. The-van Leeuwen en M.D. Klein Leugemors, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. G.E. Bart, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 21 oktober 2010 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.