ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0602 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 216/2009

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0602
Datum uitspraak: 21-10-2010
Datum publicatie: 21-10-2010
Zaaknummer(s): 216/2009
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen verpleegkundige in thuiszorgsituatie betreffende ophoging zuurstoftoediening. Klacht kennelijk ongegrond.  

 

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 21 oktober 2010 naar aanleiding van de op 8 september 2009 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a a g s t e r

-tegen-

C , verpleegkundige, werkzaam te D,

v e r w e e r s t e r

1.      HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Klaagster heeft een klaagschrift ingediend voorzien van bijlagen. Verweerster heeft een verweerschrift ingediend. Zij hebben vervolgens gerepliceerd en gedupliceerd.

Op verzoek van de secretaris van het college zijn dossiers opgevraagd betreffende na te noemen patiënte bij de Centrale huisartsenpost te D, het E te D, de F te D, de G te H en bij de huisarts I te D. Klaagster heeft uit deze medische stukken een selectie gemaakt die bij de processtukken is gevoegd.

Het mondeling vooronderzoek heeft plaatsgevonden op 24 juni 2010. Hiervan is proces-verbaal opgemaakt.

Klaagster heeft nog een stuk ingediend gedateerd 13 juli 2010 en verweerster nog een stuk gedateerd 2 augustus 2010.

2.      DE FEITEN

Op grond van de stukken waaronder een door klaagster gemaakte selectie uit de medische dossiers van patiënte dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

De klacht betreft de zorg voor de moeder van klaagster mevrouw J, geboren op 28 april 1929 en overleden op 31 oktober 2008, verder patiënte te noemen.

Patiënte was bekend met COPD, klasse IV GOLD. Hiervoor gebruikte zij medicatie en kreeg zij 24 uur per dag zuurstof via een zuurstofconcentrator. Buitenshuis maakte zij gebruik van zuurstofcilinders. Patiënte woonde in een woonzorgcentrum K te D.

In de vroege ochtend van 30 oktober 2008 is een verpleegkundige/verzorgende bij patiënte geweest. Zij noteert: “Mw was erg benauwd. Nam hiervoor extra pufjes van alle 3 inhalators. Zuurstof voor een uurtje op 3 l. gezet.”

Op 30 oktober 2008 om ongeveer 18.30 uur heeft een huisarts van de centrale huisartsenpost te D (HAP) op verzoek van de thuiszorg een visite bij patiënte afgelegd, vanwege benauwdheidsklachten. Na onderzoek was de conclusie dat er sprake was van een luchtweginfectie. De zuurstofsaturatie was 98% bij 3 liter zuurstof per minuut. De huisarts schreef antibiotica voor. In de nacht van 30 op 31 oktober 2008 om ongeveer 23.30 uur was verweerster, die werkzaam is als verpleegkundige bij de F, in het gebouw aanwezig toen een oproep kwam van patiënte. Verweerster is direct naar patiënte toegegaan en was binnen vijf minuten ter plaatse.

Patiënte had op het alarm gedrukt omdat zij het benauwd had. Volgens patiënte, die helder en goed aanspreekbaar was, had de huisarts gezegd dat de stand van het zuurstofapparaat gedurende een uur op drie liter per minuut mocht worden gezet als patiënte het benauwd had. Verweerster heeft dat gedaan. Verweerster heeft een kopje koffie gezet voor patiënte en even bij haar gezeten. Patiënte knapte toen wat op. Na een uur heeft verweerster het zuurstofapparaat weer op twee liter per minuut gezet.

Patiënte alarmeerde verweerster binnen een kwartier omdat zij het weer erg benauwd had. Bovendien had patiënte braakneigingen. Verweerster heeft vervolgens de HAP gebeld, de dochter van patiënte (klaagster) gewaarschuwd en het zuurstofapparaat op drie liter per minuut gezet in afwachting van de huisarts. Verweerster sprak met klaagster af dat zij de komst van de huisarts zou afwachten en dan klaagster terug zou bellen.

De huisarts is rond 02.30 uur gekomen. Op verzoek van de huisarts heeft verweerster het zuurstofapparaat op vier en later op vijf liter per minuut gezet. De zuurstofsaturatie trok bij van 85 naar 98%. De huisarts heeft patiënte op laten nemen in het E in D. De ambulance is rond 02.50 uur met patiënte naar het ziekenhuis vertrokken.

Patiënte is op 31 oktober om 13.20 uur overleden.

De bevindingen van de behandelend arts in het E bevinden zich niet in de beschikbare medische stukken.

3.      HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT

Klaagster verwijt verweerster dat zij bij herhaling, uit eigen beweging, (zonder overleg met en niet in opdracht van een arts) een medische handeling heeft verricht door de zuurstofconcentrator op een hogere stand te zetten.

4.      HET STANDPUNT VAN VERWEERSTER

Verweerster voert -zakelijk weergegeven- aan dat patiënte helder van geest was en de medicatie in eigen beheer had.  In zulke gevallen mag zij vertrouwen op wat de patiënt zegt over haar afspraken met de huisarts mits hetgeen door de patiënt wordt beweerd niet als vreemd voorkomt. Verweerster wijst erop dat bij benauwdheidsklachten in het algemeen het beleid is om de stand van het zuurstofapparaat gedurende een uur een stand hoger te zetten.


5.      DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1               

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Met verweerster is het college van oordeel dat zij mocht vertrouwen op wat de patiënt zegt over afspraken met de huisarts, als de patiënt helder van geest is en hetgeen de patiënt meedeelt niet als vreemd voorkomt, hetgeen in casu beide het geval was.

Verweerster stelt, en er zijn geen aanknopingspunten om aan te nemen dat dit niet juist is integendeel, dat patiënte haar vertelde dat de huisarts had gezegd dat ze bij benauwdheid de zuurstofconcentrator gedurende een uur op 3 liter per minuut mocht zetten. Blijkens de rapportage van de verzorging/verpleging was in de vroege ochtend van 30 oktober 2008 de zuurstof namelijk ook voor een uur op 3 liter per minuut gezet.

Verder is er op 30 oktober 2008 om ongeveer 18.30 uur een consult geweest van een huisarts van de HAP. Blijkens de notities van dat consult kreeg patiënte toen, en niet gebleken is dat de huisarts daar bezwaar tegen had, 3 liter zuurstof per minuut. De klacht dat verweerster uit eigen beweging (zonder overleg met en niet in opdracht van een arts) een medische handeling heeft verricht door de zuurstofconcentrator op een hogere stand te zetten is dan ook niet gegrond. Zuurstoftherapie was in de gegeven situatie ook de aangewezen behandeling.

Het college is van oordeel dat verweerster zorgvuldig heeft gehandeld door de zuurstof tijdelijk op te hogen en even bij patiënte te blijven (ze heeft een kopje koffie voor haar gezet) om te kijken hoe het ging.

Binnen een kwartier alarmeerde patiënte verweerster echter weer vanwege benauwdheid. Verweerster heeft toen adequaat gehandeld door direct de HAP te bellen. De huisarts heeft toen direct maximaal zuurstof via een kapje gegeven.  


5.3

Het college acht het aannemelijk en dus niet verwijtbaar dat verweerster het door klaagster overgelegde lijstje met medicijnen – als dat zich in het dossier bevond, niet heeft kunnen vinden. Bij patiënten die de medicijnen zelf beheren is er niet altijd een medicijnlijst in het dossier aanwezig.

De conclusie is derhalve dat de klacht als kennelijk ongegrond dient te worden afgewezen.

6.      DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, B.F.A. Goosselink en B. Nijhuis-Prigge, leden-verpleegkundigen, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 21 oktober 2010 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.                                                                                                   

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.