ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0596 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 133/2010

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0596
Datum uitspraak: 14-10-2010
Datum publicatie: 14-10-2010
Zaaknummer(s): 133/2010
Onderwerp: Onheuse bejegening
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen apotheker betreffende afspraken over het afhalen van medicatie. Klacht afgewezen.

 

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 14 oktober 2010 naar aanleiding van de op 7 juli 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

C , apotheker, werkzaam te B,

bijgestaan door mr. I.F.A. Broeckaert, als jurist verbonden aan de Zorggroep Almere, te Almere,

v e r w e e r s t e r

1.      HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Klager heeft een klaagschrift ingediend. Verweerster heeft een verweerschrift ingediend. Partijen hebben gere- en gedupliceerd, beide keren met bijlagen.

Beide partijen hebben afgezien van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.

2.      DE FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager heeft op 21 juli 2009 een klacht bij het college ingediend tegen verweerster. Deze klacht is ingeboekt onder nummer 159/2009. In die procedure heeft klager vervolgens een aanvullend klaagschrift ingediend voorzien van een bijlage. Verweerster heeft een verweerschrift ingediend voorzien van bijlagen, klager heeft gerepliceerd voorzien van bijlagen en verweerster gedupliceerd voorzien van bijlagen. Verweerster werd in die procedure eveneens bijgestaan door mr. Broeckaert.

Bij brief van 15 februari 2010 heeft klager laten weten (onder meer) de klacht met kenmerk 159/2009 in te trekken. De behandeling van die klacht door het college is daarop gestaakt.

Bij brief van 4 juli 2010 heeft klager de klacht tegen verweerster opnieuw ingediend.

Klager schrijft in die brief onder meer: “Daar deze klacht niet inhoudelijk is behandeld heb ik in beginsel het recht om opnieuw te beginnen en in mijn klacht te worden ontvangen. Er is geen eindbeslissing in de zin van artikel 69 lid 2 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg over de zaak genomen.”

De secretaris van het college heeft partijen voorgesteld de draad van de vorige procedure weer op te pakken en hen in de gelegenheid gesteld te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek. Met dat eerste zijn partijen akkoord gegaan, van het tweede hebben partijen geen gebruik gemaakt.

Inhoudelijk gaat het om het volgende.

Klager gebruikte oxazepam en alprazolam. Op initiatief van de psychiater van klager en op verzoek van klager zelf is deze medicatie, om van de verslaving hieraan af te komen, sinds oktober 2008 voorgeschreven in beperktere hoeveelheden tweemaal per week te verstrekken en met klager afgesproken dat de afhaalmomenten op maandag en vrijdag zouden zijn.

3.      HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerster -zakelijk weergegeven- dat zij hem met stalkingachtige praktijken achterdochtig heeft gemaakt door hem 20 keer te bellen en te eisen dat hij alleen maar maandags en vrijdags zijn herhaalmedicatie mag halen.

Klager ontkent dat hij met verweerster afspraken heeft gemaakt over het ophalen van de medicatie. Klager wijst erop dat die afspraken ontbreken in zijn dossier.

4.      HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerster voert -zakelijk weergegeven- aan dat zij afspraken met klager heeft gemaakt over het afhalen van de medicatie. Verweerster wijst daarbij op de door haar overgelegde bijlagen bij de repliek. Verweerster herkent zich niet in het stalkingverhaal. Van een bombardement van 20 telefoontjes is geen sprake geweest.

5.      DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1               

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Vast staat dat verweerster een regeling had waarbij klager zijn medicatie op maandagen en vrijdagen zou komen afhalen. Het college is van oordeel dat bij een dergelijke regeling een tuchtrechtelijk verwijt niet op zijn plaats is, zeker niet nu gesteld noch gebleken is dat klager in eerste instantie bezwaar heeft gemaakt tegen deze regeling en dit de instemming van de huisarts had. Verder is het bij het college bekend dat dergelijke afspraken vaker worden gemaakt.

Hoe deze regeling precies tot stand is gekomen, is niet duidelijk gebleken uit het dossier van verweerster, doch dit is geen aanleiding haar hiervan het nadeel te laten dragen nu klager niet heeft betwist dat op zijn verzoek diverse onderdelen uit zijn dossier zijn gewist.

Het verwijt van klager dat verweerster hem met stalkingachtige praktijken achterdochtig heeft gemaakt door hem 20 keer te bellen, heeft klager niet feitelijk onderbouwd en kan, gegeven de ontkenning daarvan door verweerster, alleen daarom al niet slagen.


5.3

De conclusie is derhalve dat de klacht niet slaagt en dat deze als zijnde kennelijk ongegrond dient te worden afgewezen.

6.      DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, Y.M.G. van Remmerden-Gleis en Th.F.J. Tromp, leden-apothekers, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 14 oktober 2010 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.