ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0586 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 248/2009

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0586
Datum uitspraak: 30-09-2010
Datum publicatie: 30-09-2010
Zaaknummer(s): 248/2009
Onderwerp: Onheuse bejegening
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen gezondheidszorgpsycholoog TBS instelling. Klager verwijt verweerder o.a. onterechte beschuldiging, intimidatie, afpersing en overplaatsing naar een andere afdeling. Klacht afgewezen.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 30 september 2010 naar aanleiding van de op 9 oktober 2009 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , verblijvende te B,

k l a g e r

-tegen-

C , gezondheidszorgpsycholoog, werkzaam te D,

bijgestaan door mr. T. Caglayan, jurist bij E te D,

v e r w e e r d e r

1.      HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Klager heeft een klaagschrift ingediend. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend met bijlagen. Zij hebben vervolgens gerepliceerd en gedupliceerd. Beiden hebben afgezien van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.

Op verzoek van de secretaris zijn nog nadere stukken ingezonden door E.

2.      DE FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager is bij rechtbankvonnis van 9 juli 2003 ter beschikking gesteld, met het stellen van voorwaarden, waarna het gerechtshof op 20 november 2006 alsnog de verpleging van overheidswege heeft bevolen. Klager was in de periode waarop de klacht zich richt opgenomen in E te D, aanvankelijk op afdeling IIB. Op 26 april 2009 is tijdens een algemene drugscontrole met drugshonden op deze afdeling een relatief grote hoeveelheid softdrugs aangetroffen in een schoonmaakhok en een droogruimte in het algemene gedeelte. Na een groepsbespreking en afdelingsarrest voor alle patiënten is, na meerdere groepsbesprekingen, onder meer de naam van klager genoemd als betrokkene bij de handel in drugs. Vervolgens is de maatregel van afdelingsarrest ten aanzien van een drietal genoemde personen, waaronder klager, gehandhaafd, ten aanzien van een drietal personen onder voorwaarden opgeheven en voor de overigen opgeheven. Na verder onderzoek gericht op onder meer klager is hij gedurende 18 dagen gesepareerd. Klager is tegen deze beslissingen in beklag gekomen bij de beklagcommissie uit de Commissie van Toezicht, die de klachten bij beslissing van 30 oktober 2009 ongegrond heeft verklaard. Op 12 mei 2009 is een tweede, grotere hoeveelheid drugs gevonden. Klager is op 30 mei 2009 overgeplaatst naar de afdeling voor intensieve zorg IA. Uit de repliek blijkt dat klager na een maand of zes is overgeplaatst naar F, locatie B. Het Openbaar Ministerie heeft inmiddels besloten tot vervolging van klager voor drugshandel over te gaan.

3.      HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- dat hij hem ten onrechte heeft beschuldigd van intimidatie, bedreiging, afpersing, maffiapraktijken en hem 18 dagen in een isoleercel heeft geplaatst om alles te bekennen. Vervolgens heeft hij hem laten overplaatsen naar afdeling IA.

4.      HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat de maatregel van afdelingsarrest noodzakelijk was om de bedreiging voor het therapeutisch afdelingsklimaat, die de illegale drugshandel vormde, te keren. Omdat door het rechercheonderzoek de druk op klager begon op te lopen en klager invloed op medepatiënten kon uitoefenen, is ervoor gekozen hem middels separatie en later overplaatsing te scheiden van de medepatiënten en mededaders. In de maanden voorafgaand was al dreiging naar de groep uitgegaan middels verwijzingen door klager naar zijn contacten buiten de kliniek.

5.      DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1               

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Het college ziet zich door de ingediende klacht geplaatst voor de beoordeling van een handelen, waarvoor ook een eigen rechtsgang via de Commissie van Toezicht en de RSJ bestaat. Die rechtsgang is de meest geëigende weg voor de beoordeling van de vraag of er termen zijn voor separatie en overplaatsing in het kader van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden, met name wanneer allerlei overwegingen ter handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting een rol spelen. Dit neemt echter niet weg dat over de aspecten, die liggen binnen het domein van de gezondheidszorgpsycholoog ook ingevolge de Wet BIG een tuchtrechtelijk oordeel moet kunnen worden gevraagd. Anders dan bij de beklagcommissie kunnen daarbij andere aspecten, de eigen professie betreffende, ten volle worden beoordeeld, maar dienen de bestreden maatregelen voor het overige slechts marginaal te worden getoetst in die zin, dat de vraag moet worden beantwoord of verweerder in redelijkheid heeft kunnen bijdragen aan deze maatregelen.

5.3

Vooropgesteld wordt dat de beslissing tot overplaatsing naar afdeling IA niet is genomen door verweerder. Ook voor het overige heeft verweerder voldoende aangevoerd en overgelegd om te kunnen oordelen dat hij in redelijkheid heeft kunnen bijdragen aan de door klager bestreden maatregelen. De daaraan ten grondslag liggende afwegingen van interne orde en veiligheid in de kliniek kunnen, zoals hierboven aangegeven, in de onderhavige procedure niet ten volle worden getoetst. Het enkele feit dat het gerechtshof bij de laatste verlenging op 17 februari 2009 -dus vóór het onderzoek naar de rol van klager bij drugshandel was gestart- heeft overwogen dat het ervan uitgaat dat de kliniek met grote voortvarendheid het resocialisatietraject zal aanvangen, kan aan het voorgaande niet afdoen. Het college kan billijken dat de tegen klager gerezen verdenking reden is geweest voor indringende gesprekken met hem, zonder dat uit de klacht in redelijkheid kan blijken dat verweerder daarbij zijn professionele grenzen heeft overschreden. Voor zover klager zijn klacht bij repliek heeft uitgebreid tot de overplaatsing naar F geldt te dien aanzien hetzelfde als hiervoor met betrekking tot de overplaatsing naar afdeling IA is overwogen.

5.4

De klacht is op grond van het voorgaande kennelijk ongegrond en dient derhalve te worden afgewezen.

6.      DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, J.H.A. van de Vijfeijke en 

dr. J. P.C. Jaspers, leden-gezondheidszorgpsychologen, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 30 september 2010 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris                                                                                                   

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.