ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0585 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 063/2010

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0585
Datum uitspraak: 23-09-2010
Datum publicatie: 23-09-2010
Zaaknummer(s): 063/2010
Onderwerp: Onheuse bejegening
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen arts betreffende beoordeling in het kader van de WMO. Klager verwijt verweerder onheuse bejegening. Klacht afgewezen.  

 

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 23 september 2010 naar aanleiding van de op 14 april 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

C , arts, werkzaam te B,

v e r w e e r d e r

1.      HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Klager heeft een klaagschrift ingediend voorzien van een bijlage. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Zij hebben vervolgens gerepliceerd en gedupliceerd.

Het mondeling vooronderzoek heeft plaatsgevonden op 19 augustus 2010. Alleen klager is verschenen bij het vooronderzoek.  Hiervan is proces-verbaal opgemaakt.

2.      DE FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

In verband met zijn aanvraag om verstrekking van een rolstoelvoorziening en woonvoorziening in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) is klager door verweerder bezocht op vrijdag 9 april 2010.

Klager is eerder meerdere malen door verweerder gezien voor beoordelingen in het kader van de WMO, zowel tijdens het spreekuur als tijdens huisbezoek. Het was verweerder bekend dat klager sinds april 2009 niet meer onder behandeling of begeleiding van een (huis)arts stond.

Verweerder heeft klager uitgelegd dat hij moest worden onderzocht. Klager heeft koffie gezet voor verweerder en ingeschonken. Nadat verweerder de functionaliteit van de armen van klager heeft onderzocht, waarbij geen afwijkingen bleken, heeft verweerder klager gevraagd of hij kon gaan staan. Klager begreep dit niet en wenste dat verweerder zijn huis verliet.

De gemeente B heeft klager op basis van een advies uit 2009 voorzieningen verstrekt.

3.      HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- onheuse bejegening bij het huisbezoek.

4.      HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat hij klager niet onheus heeft bejegend. Klager beheerst de Nederlandse taal erg matig. In april 2009 heeft verweerder klager ook gezien en ondanks herhaalde pogingen klager uit te leggen begreep hij niet wat er werd geadviseerd. Klager weigerde echter een tolk.

Ook tijdens het huisbezoek op 9 april 2010 was er geen tolk. Verweerder heeft geprobeerd klager in eenvoudige bewoordingen uit te leggen wat het doel was van het huisbezoek. Aanvankelijk ging klager akkoord met het onderzoek. Echter op de vraag van verweerder of klager kon gaan staan werd klager boos en wenste dat verweerder het huis van klager verliet.

Verweerder vindt het spijtig dat klager zich onbegrepen voelt. Impliciet concludeert verweerder dat de klacht ongegrond is. 


5.      DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1               

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

De klacht heeft betrekking op de bejegening van klager door verweerder. Het gaat er derhalve om of verweerder hem onheus heeft bejegend. Dat is niet aannemelijk geworden.

Daar komt bij dat de vraag of klager kon gaan staan, gesteld in het kader van het door verweerder uit te voeren onderzoek relevant was. Van onheuse bejegening daardoor is geen sprake. Ook overigens is het college geen onheuse bejegening gebleken.

De klacht is dan ook ongegrond. Verweerder heeft niet gehandeld in strijd met de zorg die hij ten opzichte van klager behoorde te betrachten en de klacht dient te worden afgewezen.

6.      DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, A.M. Rijken en M.D. Klein Leugemors, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris en uitgesproken in het openbaar op 23 september 2010 door mr. A.L. Smit in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.