ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0550 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 186/2009

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0550
Datum uitspraak: 26-08-2010
Datum publicatie: 26-08-2010
Zaaknummer(s): 186/2009
Onderwerp: Schending beroepsgeheim
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie:   Contact tussen huisarts en gemeenteambtenaar/burgemeester, vermelding in dossier. Schending beroepsgeheim is niet gebleken, geen strijd met dossierplicht. Klacht kennelijk ongegrond

 

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 26 augustus 2010 naar aanleiding van de op 18 augustus 2009 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

C , huisarts, werkzaam te D,

bijgestaan door mr. M.J. Bos, DAS Rechtsbijstand te Amsterdam,

v e r w e e r d e r

1.      HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Klager heeft een klaagschrift ingediend. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend met een bijlage. Zij hebben vervolgens gerepliceerd en gedupliceerd, de repliek met een bijlage. Klager heeft op 16 februari 2010 nog een aanvullend stuk ingediend voorzien van een bijlage met CD-rom.

Het mondeling vooronderzoek heeft plaatsgevonden op 22 maart 2010. Hiervan is proces-verbaal opgemaakt. Van de geboden gelegenheid om te reageren naar aanleiding van het proces-verbaal van het vooronderzoek heeft verweerder geen gebruik gemaakt.


2.      DE FEITEN

Op grond van de stukken waaronder het medisch dossier voor zover in dezen relevant, dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager is op 5 augustus 2008 bij een waarnemend collega-huisarts van verweerder gekomen voor een consult in het kader van een ontstoken vinger. Klager kreeg toen, door op het computerscherm te kijken, inzage in het elektronisch patiëntendossier van verweerder. Daarin zag hij dat verweerder gebeld was door een ambtenaar van de gemeente en door de burgemeester over de situatie van klager, meer in het bijzonder wegens een dreigende escalatie in het contact tussen klager en zijn buren.

Klager heeft daarop dezelfde dag om toezending van zijn medisch dossier gevraagd. Hij ontving dit op 3 september 2009. Daarop heeft klager telefonisch aan verweerder gevraagd of hij door de betrokken ambtenaar en burgemeester telefonisch was benaderd, wat verweerder bevestigde, en of hij naar aanleiding van de brief van 5 augustus 2008 het medisch dossier had aangepast, wat verweerder ontkende. Klager beticht hem daarop een leugenaar te zijn, omdat het woord ‘paranoïde’ niet in de hem ter hand gestelde versie voorkwam en hij het woord wel op het scherm zou hebben gezien.

Naar aanleiding hiervan heeft klager de behandelrelatie beëindigd.

3.      HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- het schenden van zijn geheimhoudingsplicht ten aanzien van de medische gegevens van klager. Verweerder had geen gesprek mogen voeren met de ambtenaar en de burgemeester. Hij had het gesprek direct moeten beëindigen toen hij werd gebeld. Volgens het huisartsenjournaal zou er zelfs nog een vervolggesprek komen. Verder heeft verweerder in het dossier gegevens vastgelegd die bestuurlijk van aard zijn en niet relevant voor de hulpverlening en zou hij het dossier op een aantal punten hebben gewijzigd.

Klager wenst daarvoor materiële genoegdoening.

4.      HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat de geheimhoudingsplicht in het geheel niet geschonden is, nu hij niets tegen de betrokken ambtenaar, dan wel de burgemeester, heeft gezegd. Daarnaast heeft hij het patiëntendossier niet gewijzigd.

5.      DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1               

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Het college stelt voorop, dat voordat bezien kan worden of er sprake is van klachtwaardig handelen, allereerst de feiten waarop de klacht ziet dienen te worden vastgesteld. In het onderhavige geval heeft klager niet aannemelijk weten te maken dat verweerder daadwerkelijk (medische) informatie betreffende klager aan de ambtenaar dan wel de burgemeester heeft verstrekt van welke aard dan ook. Ook in het medisch dossier staat expliciet dat verweerder hen wel heeft aangehoord, maar niet dat hij ze informatie heeft verstrekt. In de aantekening van 7 februari 2008 staat letterlijk “geen info gegeven”. Dat klager anders afleidt uit het feit dat bij deze aantekening volgens de SOEP-methode tweemaal de ‘S’ staat, maar slechts eenmaal de overige letters, is naar het oordeel van het college onjuist. Deze letters hoeven niet altijd allemaal te worden ingevuld. Daarnaast kunnen letters ook vaker dan één keer voorkomen. Bij gebrek aan voldoende feitelijke grondslag is dit klachtonderdeel dan ook ongegrond.

5.3

Evenmin is er voldoende feitelijke grondslag om het andere klachtonderdeel, betreffende de wijziging van het patiëntendossier, gegrond te verklaren. Klager heeft zijn klacht niet nader weten te onderbouwen met (objectieve) gegevens waaruit zou blijken dat verweerder het dossier heeft gewijzigd. Ook uit de op CD-rom vastgelegde telefoongesprekken blijkt dit niet.

Ook dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

5.4

Klager wijst er terecht op dat in het dossier de gegevens dienen te worden vastgelegd die voor de hulpverlening relevant zijn. Nu, niet valt uit te sluiten dat de gewraakte inkomende telefoongesprekken op enig moment van belang zouden kunnen zijn voor de door verweerder of diens waarnemers te verlenen huisartsenzorg, is het vastleggen daarvan niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

5.5

Tot slot wijst het college klager er op dat het college op basis van de Wet BIG geen schadevergoeding toe kan kennen. Voor een eventuele procedure in dat kader dient klager zich tot de burgerlijke rechter te wenden.

5.6

Op grond van het bovenstaande komt het college tot het oordeel dat de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond is.

6.      DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, M.D. Klein Leugemors en G. Diehl, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 26 augustus 2010 door de voorzitter in tegenwoordigheid van de secretaris.


     voorzitter

                                                                                                                secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.