ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0456 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 294/2009

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0456
Datum uitspraak: 22-07-2010
Datum publicatie: 22-07-2010
Zaaknummer(s): 294/2009
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen psychiater. Klager gaat na twee dagen ziekenhuisopname over van een somatische afdeling naar de afdeling psychiatrie. Na drie dagen besluit klager naar huis te gaan omdat hij naar zijn mening onvoldoende somatische zorg krijgt. De klacht gaat onder meer over de vermelding in de brief aan de huisarts dat klager (volgens de verpleging van de MDL-afdeling) het ziekenhuis als hotel gebruikt. De klacht wordt als kennelijk ongegrond in raadkamer afgewezen.

 

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 22 juli 2010 naar aanleiding van de op 8 december 2009 ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

C , psychiater, werkzaam te D,

bijgestaan door mr. K.J. De Wolf, verbonden aan het E te D,

v e r w e e r d e r

1.      HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Klager heeft een klaagschrift ingediend en op verzoek van de secretaris een aanvulling hierop gegeven met een bijlage. Verweerster heeft een verweerschrift ingediend met bijlagen. Zij hebben vervolgens gerepliceerd en gedupliceerd. Beiden hebben afgezien van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.

Klager heeft ook een klacht ingediend tegen de hieronder te noemen arts in opleiding E, waarop heden onder nr. 295/2009 eveneens in raadkamer wordt beslist.


2.      DE FEITEN

Op grond van de stukken waaronder de overgelegde gegevens uit het medisch dossier dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager is verschillende keren geopereerd en heeft een stoma. Op 28 oktober 2009 is hij in het ziekenhuis opgenomen op de afdeling voor Maag-, Darm- en Leverziekten. Op 30 oktober 2009 is hij overgegaan naar de open opname afdeling psychiatrie. Op deze afdeling zijn F, assistent in opleiding tot psychiater, en verweerster bij de zorg voor klager betrokken geweest, de laatste als supervisor van F. Volgens hun brief aan de huisarts d.d. 18 november 2009 is patiënt opgenomen omdat hij zich suïcidaal uitte na het aangekondigde ontslag op de MDL-afdeling. Afgesproken werd een opname voor een week. De brief vermeldt verder dat de verpleging van de MDL-afdeling heeft aangegeven dat er geen sprake is geweest van waterige ontlasting, de reden van opname, maar juist van goed gevormde ontlasting, en dat klager graag opgenomen is en de afdeling gebruikt als hotel. De brief vermeldt verder dat er geen diarree wordt geobserveerd, wel dat de plakrand van de stoma herhaaldelijk los blijkt te gaan waardoor er ontlasting lekt. Klager is boos op de MDL-artsen en wil drie dagen na opname naar huis, hij heeft zijn spullen gepakt en is vastbesloten. De dag na ontslag is de thuiszorg voor klager weer opgepakt en er heeft overleg plaatsgevonden met de huisarts en de consulent maag-, darm- en leverziekten. Ook de internist prof. G (de enige dokter waar klager nog waardering voor heeft) is op de hoogte gesteld. Geadviseerd wordt ziekenhuisconsumptie te beperken door onderlinge afspraken tussen de hulpverleners en het attent monitoren van gebruik van morfinepreparaten en psychofarmaca om iatrogene schade te beperken. De einddiagnose luidt op As I: Ongedifferentieerd somatoforme stoornis, Nagebootste stoornis met hoofdzakelijk lichamelijke verschijnselen en klachten en Somatisatiestoornis. Aldus nog steeds voornoemde ontslagbrief.

3.      HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerster -zakelijk weergegeven- dat hij zich onheus behandeld en bejegend voelt. De ontslagbrief bevat onwaarheden. Zo wordt hij ervan beschuldigd dat hij geen waterige ontlasting had en het ziekenhuis als hotel gebruikt. Verder is zijn behandelaar bij Dimence niet overleden en is zijn nieuwe behandelaar geen meisje te noemen, ook komt de thuiszorg niet eenmaal maar zeker driemaal per dag. Frequentie van bezoek en de waterige diarree worden bevestigd door de thuiszorg door een notitie op het aanvullend klaagschrift.

4.      HET STANDPUNT VAN VERWEERSTER

Verweerster voert -zakelijk weergegeven- aan dat steeds ruggespraak heeft plaatsgevonden met de MDL-afdeling, ook rond het ontslag. Voorts is de informatie in de ontslagbrief ofwel van de MDL-afdeling verkregen, ofwel uit observaties van de verpleging, ofwel van klager zelf, al betreurt verweerster het wel dat het gebruik van de term ‘hotel’ klakkeloos is overgenomen. Beide ondertekenaars van de ontslagbrief zijn bereid de ontslagbrief op dit punt te herformuleren.

5.      DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1               

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Het college heeft op basis van de medische gegevens niet de indruk gekregen dat het klager op de psychiatrische afdeling aan goede somatische zorg heeft ontbroken. Voorts zijn de mededelingen in de ontslagbrief waar klager zich het meest aan stoort, die over het ontbreken van waterige ontlasting en het gebruik van het ziekenhuis als hotel, niet van verweerster zelf afkomstig maar -zoals duidelijk aangegeven in de brief- van de MDL-afdeling. Verweerster is voor de inhoud van deze verkregen informatie niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk te houden. Het siert verweerster dat zij bereid is de term ‘hotel’ aan te passen, maar het college acht het gebruik van deze term niet tuchtrechtelijk laakbaar. Voor het overige is niet na te gaan of de gegevens over de thuiszorg en de behandelaar onjuist uit de mond van klager zijn genoteerd, maar als dat al het geval is zijn deze als geringe onvolkomenheden te beschouwen, die niet wezenlijk zijn geweest voor de aan klager verleende zorg en een tuchtrechtelijke maatregel niet kunnen rechtvaardigen.

5.3

Al met al moet de conclusie luiden dat de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond is en dus dient te worden afgewezen.

6.      DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, en S. de Jong en J.N. Voorhoeve, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Dijkman, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 22 juli 2010 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.                                                                                                  

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.