ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0439 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 226/2009

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0439
Datum uitspraak: 15-07-2010
Datum publicatie: 15-07-2010
Zaaknummer(s): 226/2009
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen verpleegkundige. Klager verblijft in een TBS-instelling, verweerster is werkzaam bij de medische dienst aldaar. In verband met een bloeddruk van 148/102 bij klager vindt overleg plaats met de huisarts. Deze adviseert 50 mgr metoprolol per dag. Klager gaat hier niet mee akkoord. Hij wil eerst zelf met de huisarts overleggen. Voor een afspraak met de huisarts wordt klager op zijn spreekuurlijst gezet. De huisarts is echter met vakantie en de waarnemend huisarts wil dat klager dit met zijn eigen huisarts bespreekt. Klacht, inhoudende dat klager niet met een arts heeft kunnen overleggen over de hem voorgeschreven medicatie, als kennelijk ongegrond in raadkamer afgewezen.

 

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d.15 juli 2010 naar aanleiding van de op 13 augustus 2009 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , destijds verblijvende te B, thansverblijvende te C,  

k l a g e r

-tegen-

D , verpleegkundige, werkzaam te B,

bijgestaan door mr. T. Caglayan, werkzaam bij E te B,

v e r w e e r s t e r

1.      HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Klager heeft een klaagschrift ingediend, een aanvullend klaagschrift en viertal aanvullende klaagschriften voorzien van bijlagen.

Verweerster heeft een verweerschrift ingediend voorzien van een bijlage. Klager heeft gerepliceerd. Verweerster heeft gedupliceerd

Klager heeft een gelijkluidende klacht ingediend tegen de verpleegkundige F, eveneens werkzaam te B.

Het mondeling vooronderzoek is gehouden op 12 maart 2010. Klager is daar niet verschenen. Voor klager was vervoer geregeld vanuit B. Bij navraag bleek echter dat klager inmiddels was overgeplaatst naar een andere locatie, namelijk G, in C. Klager heeft het college over deze overplaatsing niet geïnformeerd. 

Van het vooronderzoek is proces-verbaal gemaakt.

2.      DE FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

De klacht ziet op de periode dat klager verbleef in de forensisch psychiatrische kliniek E te B.

Tegen klager was de verdenking gerezen dat hij handelde in drugs, nadat op zondag 26 april 2009 tijdens een algemene drugscontrole met drugshonden op de afdeling waar klager verbleef 41 bolletjes met drugs werden gevonden. Vanwege deze verdenking was een rechercheonderzoek gestart. Deze situatie heeft geleid tot een aantal orde- en veiligheidsmaatregelen die op grond van de Beginselenwet verpleging terbeschikkinggestelden (Bvt) zijn genomen.

Door de medische dienst van G is in juni 2009 een screening opgezet van het metabool syndroom van patiënten binnen G. De screening bestond uit het meten van gewicht, lengte (BMI), buikomvang en de bloeddruk. Deze eerste metingen hebben bij klager plaatsgevonden op 22 juni en 7 augustus 2009. De BMI was 32,5 en 31,8, de buikomvang beide keren 104 cm en de bloeddruk 168/105( re) en 147/101 (li) en 158/102.

Op 6 augustus 2009 vindt ook bloeddrukcontrole plaats. De bloeddruk is dan 148/102. Naar aanleiding van de metingen vindt overleg plaats met de huisarts. Deze adviseert 50 mgr metoprolol per dag. Klager gaat hier niet mee akkoord. Hij wil eerst zelf met de huisarts overleggen. Voor een afspraak met de huisarts wordt klager op zijn spreekuurlijst gezet.

Op 13 augustus 2009 uit klager nogmaals zijn wens om met de huisarts te spreken. De huisarts is echter met vakantie en de waarnemend huisarts wil dat klager dit met zijn eigen huisarts bespreekt.

Klager dient daarop de onderhavige klacht in.


3.      HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerster dat hij niet heeft kunnen overleggen over de hem voorgeschreven medicatie. Verder verwijt hij verweerster dat zij de arts onzorgvuldig en incompleet heeft geïnformeerd waardoor hij in eerste instantie veel te zware bloeddrukverlagers heeft voorgeschreven die helemaal niet nodig waren. Klager brengt de hoge bloeddruk in verband met de stressvolle situatie, te weten het drugsonderzoek en de in het kader daarvan tegen hem genomen maatregelen.

4.      HET STANDPUNT VAN VERWEERSTER

Verweerster is, blijkens de inhoud van het verweerschrift, de dupliek en het proces-verbaal van het vooronderzoek, van oordeel dat zij niet is tekortgeschoten in de zorg die zij ten opzichte van klager behoorde te betrachten en dat de klacht ongegrond is.

5.      DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1               

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Onder verwijzing naar het hierboven weergegeven toetsingskader overweegt het college met betrekking tot de klacht het volgende.

Verweerster heeft bij het vooronderzoek de patiëntenfolder betreffende de screening op het metabool syndroom, de uitnodiging voor de screening en het screeningsformulier van klager overgelegd.

Daaruit blijkt dat de screening zorgvuldig is opgezet en is uitgevoerd. Uit de screeningsfolder blijkt verder dat wanneer de gevonden waarden afwijken van de normale waarden, deze worden doorgegeven aan de arts van de kliniek en de eigen huisarts en dat die het verdere beleid bepalen. Verweerster bepaalde dat beleid dus niet. Klager heeft voor het overige niet duidelijk gemaakt in hoeverre verweerster de huisarts onzorgvuldig en/of incompleet zou hebben geïnformeerd. Uit het medisch dossier blijkt verder dat pogingen zijn gedaan om een afspraak voor klager met de huisarts te krijgen. Dat dit niet is gelukt is verweerster niet te verwijten.

5.3

De conclusie is dat verweerster niet heeft gehandeld in strijd met de zorg die zij ten opzichte van klager behoorde te betrachten en dat de klacht als kennelijk ongegrond dient te worden afgewezen.

6.      DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, A.H. Slagter-de Vries en E. van Egmond, leden-verpleegkundigen, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris en uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2010 door de voorzitter in tegenwoordigheid van de secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.